De eerste bekende bewoners
De eerste naam die verbonden kan worden met de buurt waar we wonen is Goudoever. Waarschijnlijk is de naam ontstaan omdat het gebied zo vruchtbaar was vanwege de rivierarmen die er hebben gestroomd. Er zijn vele theorieën over het verloop van de Kromme Rijn waarbij de een zegt dat deze over het plein voor het Spoorwegmuseum en vandaar naar de Singel liep bij Lepelenburg, maar anderen weer zeggen dat deze veel noordelijker liep (via een proefsleuf die gegraven werd op Lepelenburg kwamen destijds inderdaad 2 restgeulen aan het licht). Iedereen is het er in ieder geval wel over eens dat er veel beken en takken van bijvoorbeeld de Minstroom in dit gebied hebben gelopen (ik kan dat ondersteunen: in 1977 of 1978 hebben we een deel van onze tuin afgegraven om een nieuw grasveld aan te leggen, en toen was er een overduidelijk spoor zichtbaar in de grond van een brede sloot of kleine beek die vanuit Hugo de Groot 6 via Johan de Witt 7 naar de hoek Hugo de Groot-Johan de Witt liep). Men neemt aan dat de vele vijvers die er destijds bestonden in de tuinen van Maliebaan panden in feiten overblijfselen van zulke watertjes zijn. In een ervan, bij Oudwijk, heeft men ooit een anker gevonden dat waarschijnlijk van Romeinse origine is, wat er voor pleit dat er lang geleden behoorlijk bevaarbare waters moet hebben gelopen. Er zijn een aantal grondboringen in de loop der tijd verricht en die lieten in dit deel van Utrecht inderdaad rivierafzettingen zien.
Op vele plaatsen wordt genoemd dat er in onze buurt veel gewassen werden verbouwd, en vooral dat er boomgaarden waren. Er waren ook boerderijen, die vielen onder het kapittel van de Dom (alles was toen in bezit van een kerk en de bisschop van Utrecht had enorme bezittingen), en op verschillende plaatsen wordt de familie Goudoever (ook wel gespeld als Goutoever) genoemd, omdat ze daar de boomgaard huurden. De eerste hofstede (= curtis) Goudoever werd ook wel Coddenkamp of Abt Ludolfskamp genoemd, in pachtbrieven uit 1441 van het Dom kapittel. Abt Ludolf was de eerste abt (uit Leuven) van een klooster dat niet ver van het huidige De Bilt lag; ik veronderstel dat de landerijen van dit klooster zich uitstrekten tot aan de grenzen van Utrecht maar weet dat niet zeker. In 1929 schreef G Van Klaveren in het tijdschrift “De Nederlandse Leeuw”(blz 367-369) dat naar alle waarschijnlijkheid iedereen met de achternaam (Van) Goudoever in feite van deze locatie afkomstig is. De oudste betrouwbare verwijzing is van 21 februari 1412: “Gheryt Mastick ende Liesbetten sinen echten wive” verkregen een pacht van “een hofstede gelegen op Goutoever’ en dat dit gelegen was “achter St Servaesheck”.
Er waren in de 12e eeuw een paar belangrijke plaatsen in onze buurt. Twee ervan werden bepaald door hun iets hogere ligging: waar Abstede en Oudwijk lagen, lag een a twee meter meer zand waardoor het net boven de rest uitstak en (denk ik) men daardoor drogere voeten hield in een nat seizoen. Het centrum van Abstede lag toen waar nu de Sterrenwijk ligt. Van daaruit liep een strook land die ook nog wat hoger lag, en daarmee de weg vormde, via een stukje Abstederdijk, dan de Notebomenlaan, naar de Vossegatselaan en zo verder naar het Oosten. Dat was echt de hoofdweg naar Keulen! De andere belangrijke uitvalsweg was de Nieuwesteenweg of Nedersteenweg, die liep waar nu de Biltstraat loopt.
Oudwijk lag ook wat hoger. Er is geen Nieuwwijk bekend, en waarom Oudwijk zo genoemd werd weet ik niet. In 1135 was er een vrouwenklooster gesticht door Mechtildis wat in 1164 voor het eerst als Altwyck wordt aangeduid (in 1165 noemen ze het Oldwyck: Nederlands, Duits en Engels lagen nog erg dicht bij elkaar!). Er is aardig wat hierover geschreven, omdat het uitgroeide tot zo’n rijk geheel, met een kerk, boerderij, brouwhuis, personeelsgebouwen, ringmuur en gracht. Waarschijnlijk is een deel van die rijkdom te verklaren uit het feit dat de abdij bedoeld was voor dames uit aanzienlijke kringen. Er was nog een abdij, de Servaasabdij, gesticht in 1224 of 1225, die net binnen de stad lag waar nu Servaasbolwerk ligt. Ook daar konden de rijkere dames terecht. Abdessen van St Servaas waren vaak afkomstig van Oudwijk. En Goudoever lag dus tegenover St Servaas.

Als laatste is het aardig te noemen dat er vlakbij plaatsen waren waar mensen met lepra (melaatsheid) moesten gaan wonen. Mensen met de pest mochten gewoon in de stad blijven wonen maar melaatsen moesten perse op aangewezen gebieden buiten binnensteden verblijven; vreemd als je bedenkt hoe besmettelijk de pest is en hoe veel minder lepra dat is. “Melatenland” lag in Utrecht waar nu de Kromhoutkazerne staat en bijvoorbeeld het Rietveld-Schröderhuis ligt. De Leeuwenbergkerk werd daarvoor Leeuwenberghgasthuis genoemd (naar mevrouw Agnes Van Leuwenbergh die haar vermogen hiervoor achterliet) en waar melaatsen verpleegd konden worden.

Voordat er straten kwamen
In de periode rond 1100 waarin Abstede en Oudwijk de belangrijkste plaatsen waren in de regio ten oosten van de binnenstad van Utrecht, tot aan de ontwikkeling van de buurt vanwege de aanleg van de Oosterspoorlijn en bouw van de straten, is er niet heel veel bekend van bewoners. Op tekeningen en schilderijen uit die tijd wordt de regio steevast aangegeven met grote aantallen boomgaarden en soms ook andere gewassen. Een aantal malen wordt er her en der een boerderij ingetekend, maar het is bekend dat dat vaak de fantasie van de maker aangaf en het niet echt betrouwbaar huizen en boerderijen aangaf. Ze liggen dan ook vaak op verschillende plaatsen. De enige uitzondering is misschien de kopergravure van Adam (anderen zeggen Adriaan) van Vianen uit 1598, die het Centraal Museum in Utrecht heeft. De plattegrond van de stad is erg nauwkeurig (hoewel echte specialisten er natuurlijk toch kleine foutjes in zien), en boven- en onderaan wordt een gezicht op de stad getoond vanuit het oosten respectievelijk het westen. Op die vanuit het westen is links de opening in de stadsmuren naar het Vredenburg goed te zien (het kasteel was al weg maar twee bastions staan er nog wel). Op de plattegrond is het bolwerk dat op de rechterbovenhoek staat Sonnenburg, en die daarnaast, net iets rechts van het midden, is Lepelenburg. Je kunt ook de Minstroom zien lopen; de Maliebaan staat er nog niet op want die bestond toen nog niet. Je ziet nog wel net een puntje van Oudwijk. De buurt waar we nu wonen ligt links op het bovenste stadsgezicht. Er wordt op dat moment geen enkel huis of boerderij aangegeven.

Eerder is al genoemd dat er een hoornwerk werd aangelegd op de plaats waar we nu wonen rond 1629, en in 1636 de Maliebaan werd aangelegd op de plaats waar al een zandpad naar Oudwijk liep, en de hortus medicus in het hoornwerk in 1639 kwam te liggen. Dat hoornwerk wordt rond 1675 weer afgebroken. De eigenaar van de grond blijft gedurende vele jaren het Dom kapittel, die het telkens verpacht. Of de pachters dan ook hier wonen is niet duidelijk uit de stukken. Er wordt in de stukken vooral gesproken over boomgaarden maar ook van ‘wey- en hooyland’.
Dat verandert in 1659 wanneer de grond door het kapittel verkocht wordt aan Hen(d)rick van Nellesteijn (?-1675). Namens het Domkapittel tekende Willem van Weede, lid van het kapittel, en afkomstig uit de familie Van Weede die eeuwenlang op bestuurlijk vlak veel functies heeft gehad. De Van Nellesteijn (of Nellesteyn) is ook zo’n bestuurdersfamilie, met enkele Utrechtse burgemeesters, leden van de Raad van State en maarschalken in hun familie; ze hebben zelfs een eigen graftombe in Leersum en een eigen wapen:

Hendrick is de broer van Johan van Nellesteijn, en die was op dat moment burgemeester van Utrecht. In 1661 liet deze Johan twee huizen bouwen aan het Janskerkhof (16 en 18) die er nu nog staan (hoewel een ervan wel flink herbouwd is). Het is niet duidelijk of Hendrick de grond kocht voor zichzelf of voor de gemeente Utrecht. Bovendien is Hendrick zelf weer domheer geworden van het Domkapittel; hoe dit precies liep is niet meer te achterhalen en of dit allemaal volgens de regels is gelopen is ook niet meer na te gaan. Hendrick was getrouwd met Maria van Veen (?-?), ze woonden aan de Nieuwe Gracht (‘ontrent St Martens Dam’) en ze kregen volgens sommige sites twee kinderen, Gualtherus (11.10.1629 – 15.06.1698) en Adriana (16.02.1647 – ?-1707) maar volgens anders sites vijf: ook nog Maria, Assuerus en Gerard. Gualtherus kreeg één zoon, Steven (28.09.1677-13.11.1729), die op zijn beurt ook één zoon kreeg, Wouter Hendrik (06.09.1716-26.02.1784). Zijn zus Adriana kreeg één dochter (Maria Simonides De Nijs (31.07.1677 – 21.07.1700) en overleed kort na de bevalling van haar zoon Henry Ahasveros Wttewaal Heer van Wickeburg (26.01.1699 – 08.01.1775). Bij geen van deze mensen vond ik een notariële akte die aangaf dat ze de grond weer verkochten. Maar het bijzondere is dat er nog een Hendrick van Nellesteijn is in diezelfde tijd: die leefde tot 23.09.1710 en was getrouwd met Antonia van Zijl (05.12.1712), en zij kregen ook een zoon Gualtherus op 22.02.1699. Het is niet uit te sluiten dat zij degene waren die de grond kochten; er is alleen de handtekening die aangeeft om welke Hendrick het gaat, andere bijzondere kenmerken worden in de stukken niet aangegeven. Ik denk dat het de broer van de burgemeester was, omdat hij ook zulke goede connecties had met het Domkapittel.

Omdat niet te bepalen is om welke Hendrick Van Nellesteijn het gaat, ben ik verder in het archief alleen op de naam Van Nellesteijn gaan zoeken, zodat ik zeker de juiste Hendrick of diens nazaten er bij had. Dan vind je een enorm grote hoeveelheid stukken die gaan over verkoop van stukken land in de directe omgeving van Utrecht: de familie was ongetwijfeld een (erg) groot grootgrondbezitter. Ook stukken grond in de omgeving zoals de begraafplaats Kovelswade of huizen tussen de Schalkesteeg (de latere Schalwijkstraat) en Brigittestraat waren destijds in hun bezit, maar ze hadden zelfs grond in Wirdum in Friesland! Maar een bewijs verkoop van de stukken grond waar wij nu wonen heb ik niet kunnen vinden. Er is wel in 1748 een verhuur van ‘twee mergen 207 roeden bouwland’ door het ‘Leeuwenberghsgasthuys’ aan Jasper Verheem die zelf woont ‘buyten Tollesteegpoort’ maar of dat onze grond is blijft onzeker. Het komt ook omdat het precies aangeven door de notaris om welke grond een verkoop ging, moeilijk kon zijn als er geen straten waren die genoemd konden worden.
Er moeten wel transacties geweest zijn. Op een kaart van Utrecht uit 1776, gemaakt op verzoek van de Fundatie der Vrijvrouwe van Renswoude (die ook het weeshuis hadden aan het eind van de Lange Nieuwstraat), staan al wel 2 nederzettingen ingetekend en die blijven nadien op die plaats liggen. Een ervan ligt precies op de plaats waar we later het Rozenhofje zien, en misschien is het wel het Rozenhofje. Dat zou betekenen dat het Rozenhofje toch wel erg oud geweest moet zijn, en ouder dan ik eerder vond, want een beschrijving ervan vind ik verder niet eerder dan 1832.
De eerste kadasterkaart
De kadasterkaart van 1832 is de oudste ‘cartografische bezitsregistratie’ van Nederland. Het was Napoleon die hiermee een begin heeft gemaakt. Van een zeer groot deel van Nederland zijn de percelen en gebouwen ingetekend en wordt informatie aangegeven wie de eigenaar was en hoe groot het was. De reden waarom dat gebeurde was geld: op deze manier kon bepaald worden hoeveel belasting de eigenaar / bewoner moest betalen. De site is vrij toegankelijk: www.hisgis.nl Per provincie is er een kaart die je vele malen kunt vergroten , en door rechts te klikken krijg je info van elk perceel dat waar je je cursor op zet. Je kunt ook de huidige situatie er een beetje door laten schijnen, zodat het heel precies is aan te geven hoe de situatie van vroeger zich vertaalt naar die van nu.
Ik heb onze buurt opgezocht natuurlijk: hieronder de kaart zelf, met in lichtblauw doorschemerend hoe de situatie nu is. Het grote oranje-gele stuk is natuurlijk de Maliebaan, en de Zonstraat met de kruising met de Maliesingel onderaan de figuur is ook een makkelijk punt om je te oriënteren.

Je kunt goed begrijpen waarom de Nachtegaalstraat toen nog Nachtegaalsteegje genoemd werd, en dat de nu nog bestaande Baanstraat in feite eerst doorliep als smalle straat tot aan de Maliebaan als de derde Baanstraat (Reiger was pas 70 jaar later Burgemeester, en de verbreding van de Burg Reigerstraat werd pas tussen 1910 en 1920 verwezenlijkt).

Hierboven nog eens de kaart maar dan met in nummers de eigenaren erbij. Dat waren achtereenvolgens:
- Wijnand Bo(o)nebakker (11.04.1772 – 06.09.1847), koopman, die in 1800 huwde met Hendrika (Hendriena) Elisabeth Pieters (? – 01.08.1824)
- HendrikJan van Loenen (22.05.1752 – 23.07.1832), notaris. Hij huwde in 1783 met Francoise Rambonnet (1758-05.07.1834). De vader van HendrikJan was Hendrik van Loenen, een bekende meester chirurgijn. Hijzelf was eerst schout in Cothen. HendrikJan had tegelijkertijd ook een pand op de hoek Jeruzalemstraat – Kromme Nieuwe Gracht; of dit daarom alleen zijn buiten was (zoals velen dat aan de Maliebaan hadden) of dat hij er echt woonde, weet ik niet. Het land wordt beschreven als moesland.
- Jan Westers (19.12.1788 – 1857). Hij was van oorsprong afkomstig uit Paderborn in Pruisen, Duitsland, en werd toen kleermaker in Woerden; hij had tegelijkertijd ook nog een pand in Woerden terwijl hij eigenaar van het Rozenhofje was. Zijn beroep wordt aangegeven als kastelein; dat betekende vroeger niet alleen dat iemand een café bezat maar ook de (soms plaatsvervangend) beheerders van bijvoorbeeld een kasteel werden kastelein genoemd. Het kan zijn dat hij het Rozenhofje alleen beheerde voor iemand want hoe komt anders een kleermaker aan zoveel geld om al die huisjes te kopen? Hij was getrouwd met Adriana Ebbers (? – ?) die naaister was, en kreeg 3 kinderen
- Volgens het kadaster was de eigenaar Jan Wessels. Ik vraag me af of dit een verschrijving is en dit in feite dezelfde Westers die het Rozenhofje had. Er staat bij dat Jan Wessels kleermaker was, net als Jan Westers. Maar de familienaam Wessels komt veel voor in Coevorden en omgeving en dan zijn velen kleermaker. Tja. Ik kan er zonder een bezoek aan het archief geen zekerheid over geven.
- Aletta van Wintershoven (14.04.1764 – 02.01.1848), de weduwe van Cornelis van Blaricum (wordt op verschillende wijzen geschreven) (19.06.1766 – 07.12.1811). Haar beroep wordt aangegeven als winkelierster, en hij was destijds pottenbakker op Lauwerecht, waar in die tijd een hele serie pottenbakkers en pijpen makers actief was. De familie Van Blaricum had al een pottenbakkerij in 1726 en warschijnlijk ook al enkele generaties ervoor. De pottenbakkerij werd de Oranjeboompot genoemd. Aletta en Cornelis hadden 6 kinderen.
- AJ Meelboom (? – ?). Vreemd genoeg heb ik zijn stamboom niet kunnen achterhalen. Wel is bekend dat hij juwelier was en essayeur (iemand die het zuiverheidsgehalte kon en mocht bepalen van zilver en goud), en had zijn bedrijf in Achter St Pieter. Hij hield blijkbaar van gedichten want hij was een van de mensen die Hieronymus van Alphen hielp zijn gedichten te publiceren.
Nu alle kadasternummers bekend zijn, moet het mogelijk zijn te achterhalen van wie bovengenoemde eigenaren hun stukken grond verkregen; dat loopt dan via de notarisacten. Dat is zeer arbeidsintensief want alle notarisarchieven zijn nog niet gedigitaliseerd en we weten ook niet welke notaris er bij betrokken is geweest. Toch ga ik later nog proberen dat uit te zoeken.
Bewoners in de eerste helft van de 20ste eeuw
Ik heb in het Utrechts Archief de adresboeken nagetrokken. Die bestaan tot 1940. In de boeken van 1901 staat er niemand als bewoner genoemd in Hugo de Grootstraat, Johan van Oldenbarneveltlaan en Johan de Wittstraat; natuurlijk op de Maliesingel wel. Ik heb de eerste jaren genomen, en daarna om de 5 jaar tot 1940. De gegevens daarna zijn wel beschikbaar maar vergen wel veel meer werk om die te vergaren (zie de afbeeldingen hieronder). Ik weet dat het huis waar wij in wonen (Johan de Wittstraat 7) tussen 1950 en 1958 een wasserij was (“wasserij Schuurman: ‘s Maandags gebracht, zaterdags weer schoon bij u thuis!”). Mogelijk kan ik ook zien wie er op Johan de Wittstraat 8 woonde en wat er op het bordje moet hebben gestaan dat je op de foto hierboven ziet.









Bezorging aan huis
Melkboer
In de huidige tijd doen we er ook veel aan, maar ook vroeger kwam menigeen aan huis om iets te bezorgen. Degene die de meeste van ons nog kunnen kennen is de roodharige melkboer. Hij had een grote witte Volkswagen bestelauto waarmee hij werkelijk elke dag vanuit Zegveld naar Utrecht kwam en de hele binnenstad rondreed om de bewoners van melk en yoghurt te voorzien. Je zette je flessenrekje met lege flessen en een boekje buiten voor de deur. Hij nam de lege flessen in en zette het rekje met de volle flessen weer terug. Betalen deed je achteraf, soms pas als er een heel boekje vol was. Hij zei nooit veel, en was een mirakel als het om hoofdrekenen ging: zo’n heel boekje vol met allerlei melkproducten rekende hij in een mum van tijd uit. Als het erg veel was, schreef hij soms met een klein stukje potlood tussendoor op hoe veel het tot dan toe was. Zijn ‘uniform’ was een korte beige stofjas, nooit had ie iets anders aan. Hij had een melkopslagplaats in de Oudwijkerlaan, waar hij geregeld in de ruimte boven zijn melkhandel sliep en soms thuis. Behalve melk bezorgen was hij ook goed in hardlopen: we zagen hem elk jaar de Maliebaanloop / Singelloop doen, en hij kon bepaald goed lopen. Ik weet niet hoe hij heet maar ik kwam hem toevallig tegen in 2024: hij woont nu in de Koppel in Lunetten. Lopen gaat wat moeizaam maar verder vertelde hij honderduit. Toen ik vroeg of hij nog kon hoofdrekenen, vertelde hij van een recente wedstrijd hoofdrekenen in de Koppel waar ook jongeren aan meededen: hij had glansrijk gewonnen!
Groenteboer
De groenteboer Boon heeft ook jarenlang rondgereden in de buurt:

De foto is genomen voor de Bruntenhof maar ik ken geen jaartal. De groenteboer is de vader van Dirk Boon, en de opa van Taco en Majorie. Hij had ook een groentehandel in de Schalkwijkstraat:

Deze foto is uit 1976, rechts zie je de kratten voor de groente voor de winkel staan. De meningen verschillen of de man voor de deur opa Boon is of niet. De groentehandel is overgenomen door de broer van Dirk, Evert. Ergens in de 90er jaren is de winkel gesloten.
Anderen
Ik weet dat vroeger ook iemand langs kwam met verschillende soorten soep die in een grote stationcar in de achterbak vervoerd werd. Ik weet van een foto dat ook de bakker langskwam:

Ik verwacht dat ook de kolenboer en ‘peterolieboer’(met petroleum) langs kwamen, en voor die tijd ook de waterstoker met heet water:

De foto is genomen voor Lievendaal, aan de overzijde van de Singel. Er stond geen jaartal bij.
Ik kwam nog een foto tegen die opnieuw genomen is voor de Bruntenhof; ik heb geen idee wat er in die enorme kannen gezeten heeft; misschien ook heet water?
