Hugo de Grootstraat 16
Nummers 14 en 16 werden tegelijk gebouwd; dat wordt onder nummer 14 verder beschreven. De aannemer van de huizen is Lagerwij, en dat was ook de familie die zich op 29 juli 1903 als eerste liet inschrijven op nummer 16: Johannes Wouter Lagerwij (Utrecht 25.09.1843 – Baarn 16.10.1934), zijn vrouw Maria Van Luijn (Utrecht 01.10.1843 – Baarn 16(?5).11.1930) en de dochters Geertruida (“Ger”) Maria (Utrecht 11.10.1872 – Baarn 08.07.1950), Clasina Maria (Utrecht 16.03.1877 – Utrecht 06.11.1937) en Susanna (“Suus”) Mathilda (Utrecht 08.11.1884 – Baarn 28.03.1961), en ook hun neef Nicolaas Velthuijsen (Baarn 21.11.1881 – Utrecht 21.02.1952) trok bij hen in. Zoon Johannes Wouter ging op nummer 10 wonen met zijn gezin (zie daar); het echtpaar had nog meer kinderen maar die woonden niet meer thuis. Behalve Clasina en neef Nicolaas verhuisden allen in 1906 naar Baarn, waarschijnlijk nog niet naar de villa die ze daar zelf aan de Nassaulaan 38-40 bouwden want die was toen nog niet klaar. Clasina trouwde later met neef Nicolaas.
De volgende familie was de familie Heuzeveldt: Boudewijn Heuzeveldt (Rotterdam 05.11.1861 – Nijmegen 01.09.1943), zijn vrouw Euphemie Elise Gips (Dordrecht 24.09.1865 – Nijmegen 26.09.1932), dochter Euphenie (Breda 08.12.1899 – 15.02.1983), zoon Boudewijn (Teteringen 09.08.1901), en inwonende dienstbode Aaltje Koimans (Tiel 03.09.1886). Boudewijn sr werkte bij het spoor als stationschef. Ze vertrokken weer in voorjaar 1910 naar de Bellamystraat 18. Boudewijn jr zou in 1924 trouwen met Hendrina Hermina Kleine (Rotterdam 16.01.1899). Euphemia is een behoorlijk ongewone voornaam en betekent ‘goede spraak’ of ‘goede naam’.
Daarna kwam er kort na hun trouwen in 1911 wonen Maurits Eduard Danner (Utrecht 10.06.1884 – Zeist 23.05.1962), zijn vrouw Jacoba Hendrika La Riviere (Utrecht 04.01.1885 – Zeist 17.09.1946) en later werd er geboren hun dochter Elisabeth Antonia (Utrecht 03.03.1912 – Utrecht 09.07.1998) en hun jong overleden zoon Gerrit Jan (Utrecht 20.12.1913 – Utrecht 05.07.1922). Maurits zelf kwam uit de Witte Vrouwenstraat 38, zijn vrouw Jacoba kwam uit de Heerenstraat 29. Maurits was oorspronkelijk boekbinder van beroep. De ouders van Maurits waren Frederik Hendrik Danner (Den Haag 21.08.1936 – Utrecht 02.01.1903) en Elisabeth Anthonia Westhuis (Den Haag 12.09.1843), en ook Frederik was boekbinder, net als een van de broers van Maurits, Anthonie Jacobus (Utrecht 30.07.1871 – Utrecht 06.06.1956). Elisabeth trouwde in 1941 met Albertus Herman Heide (Gameren 08.10.1913). Het is bijzonder dat Elisabeth begraven is samen met haar oom Antonie en zijn vrouw (Margaretha Danner-Vermeulen 1883-1977) en niet bij haar ouders. Ik vermoed dat Antonie ook meewerkte in de etuifabriek. Want vanaf 1916 start Maurits een etuifabriek, eerst langdurig op nummer 16, later, rond 1928, vestigt de fabriek zich op nummer 36. De fabriek maakt “etui’s, cassettes, etalagewerken, monster- en autokoffers”. Er stonden geregeld advertenties in de krant voor meisjes die er konden komen werken maar die mochten dan wel niet ouder zijn dan 16.… Na overlijden van Maurits zet zijn dochter de etuifabriek voort. Ik heb zelf de ‘fabriek’ nog gezien toen ze ophield te bestaan, in 1992, en het liet een fantastisch ouwerwetse manier van werken zien. Ik vond dat er in Apeldoorn ook een Danner etuifabriek geweest is, maar kan niet vinden hoe de relatie is geweest met de etuifabriek hier.
Rond 1940 woonde op nummer 16 Willem Hessel. Ik weet niet zeker welke Willem Hessel dit is geweest: wellicht de Willem die met Alida Lagerwij was getrouwd en dus familie was van de familie Lagerwij die op nummer 10 en 16 heeft gewoond; of een Willem Hessel die getrouwd was met Wilhelmina Gerritse. Zonder verdere gegevens nu niet te bepalen. Als beroep wordt ‘fabrikant’ aangegeven. De laatste bewoners waar ik gegevens van kan vinden zijn Louise (“Loes”) Henriette De Beer (Bindjei 08.01.1929 – Naarden 04.07.2011) en Eddy August del Prado (18.11.1922 – 28.05.1974) die in 1953 trouwden. Ze verhuisden kort erop naar Leiden, en kregen drie kinderen: Marion, Karin en Xander.
16Bis
Op 21 april 1903 werd ingeschreven Catharina Johanna Schuitemaker (Medemblik 06.11.1851 – Utrecht 28.07.1919) die gescheiden was van Leonard Gerard Vernée (Hoorn 30.01.1847 – Kleef 04.09.1904). Hij was commissaris van politie in Schevingen geweest. Ze kwam er wonen met haar dochters Catherine Marie Louisa Vernée (Amsterdam 25.03.1874) en Petronella (“Nellie”) Marguerite Vernée (Scheveningen 28.06.1876 – Amstelveen 21.06.1951). Ook moeder’s nichtje Wilhelmina Adriana Maria Catherina Ter Haar (Wageningen 30.06.1870) kwam iets later bij hen wonen. Hun inwonende dienstbode was Gerritje Van Dijk (Rhenen 12.11.1886). Verder namen ze nog op kamers Alberdina Henderika Wilhelmina Spruijt (Leeuwarden 30.05.1878) en een jaar later Claire Flavie Verkouteren (Apeldoorn 21(?12).02.1858). Catharina Marie Louisa trouwde al in 1903 met Guido Giacometti (Legnago 11.09.1882 – Rome 07.11.1968) verhuisde al snel naar Waialua op Hawai. Guido was een Italiaans politicus, voor de socialistische partij en werd vanaf 1948 lid van de Italiaanse senaat. Petronella verhuisde naar Hugo de Grootstr 11 in aug 1903 toen ze trouwde met Jan van der Bilt (zie daar), Wilhelmina trouwde in 1906 met Pieter Nicolaas van Dam (Helmond 09.11.1867 – Zeist 13.08.1956) en moeder verhuisde naar 9bis in mei 1906.
In voorjaar 1906 trok de familie Van Duijn in. Ze hadden eerst gewoond op nummer 14 en worden daar in meer detail beschreven. Na 5 maanden vertrokken ze al weer, nu naar Velzen.
De volgende familie woonde er ook maar erg kort: Hendrik De Noo (Utrecht 08.04.1877 – Utrecht 29.03.1961), zijn vrouw Elizabeth de Waerd (ook wel gespeld als Waard) (Nieuwenhoorn 08.04.1877 – Westerbork 07.05.1945), de dochters Hermana Pieternella (Nieuw Helvoet 16.09.1902 – Utrecht 11.09.1973), en Pieternella Sophia (Utrecht 31.05.1906 – Groenekan 17.10.1992), en zoon Hendrik (Utrecht 09.02.1904 – Ukkel 25.05.1975). Hendrik sr was elektricien van beroep hoewel hij eerder had opgegeven dat hij machinist was bij de marine. Zeven maanden later verhuisden ze naar de Hartinghstraat 12. Later werd nog geboren Leendert Gerrit De Noo (Utrecht 28.05.1911). Hermana trouwde in 1932 met Jan Cornelis Goekoop (Leiden 20.03.1904), Hendrik jr werd ingenieur van beroep en trouwde in 1931 met Cornelia Margaretha Pluister (Den Haag 07.04.1909), Leendert trouwde in 1936 met Jacoba Grietje van Nie (Meppel 21.02.1914). De naam De Noo is volgens onderzoekers afkomstig van de Romeinse vorm van de naam Daniel, waarbij de uitgang –(i)el evolueerde van – ellu naar het Franse – (e)aux en het Nederlandse -oo. De naam is zo verwant aan bijv de achternaam De Nooij. De naam kwam vroeger vooral rond de grote rivieren voor en in Belgie. De familie is uitzonderlijk goed nagezocht; de oudst bekende is Merovech die overleed in ~456 na Christus, hoewel de achternaam De Noo voor het eerst opduikt rond 1635. Er is een zegel bekend van Arjen De Noo uit 1750.
De volgende familie was in voorjaar 1907 Johanna Jacoba Van der Blij (Leiden 04.08.1868 – Breda 03.06.1958) weduwe van Johan Andreas Peverelli (Den Haag 21.03.1868), met haar zonen Pierre (Leiden 26.06.1895 – Amsterdam 1992) en Johannes Jacobus (Leiden 25.08.1896 – Ede 23.06.1945). Johannes s was beroepsmilitair, Johannes jr werd bouwkundige en trouwde in 1926 met Emma Lachappelle. Pierre werd arts, trouwde in 1923 met de onderwijzeres Elisabeth Gerharda Schippers (Amsterdam 17.09.1894) en was hoofd van een plaatselijk gezondheidsdienst op Java, in ieder geval tot 1939. Hij schreef leerboeken over de manier waarop met hygiëne omgegaan moest worden op school op Java.
Bij het gezin woonden in Hendrik Willem Filbrie / Filbri (Delft 04.08.1875 – Utrecht 28.07.1931), boekhouder, en Cornelia Hermina Wieringen (Arnhem 12.05.1886), student Pharmacie. Ze bleven er een jaar wonen, en verhuisden toen naar Oudegracht 220bis; de twee die een kamer huurden gingen met hen mee.
De families bleven elkaar snel opvolgen. De nieuwe familie heette Huijbers: Henricus Franciscus Maria (Utrecht 26.12.1881 – Nijmegen 17.03.1929), zijn broers Bernardus Johannes Josephus (Utrecht 03.03.1884 – Soest 21.10.1957), en Johannes Richardus Josephus (Utrecht 06.08.1887) en hun zus Margaretha Cornelia Maria (Utrecht 23.03.1885 – Nijmegen 23.11.1960). Hendricus was “doctor in de letteren”, trouwde in 1913 met Maria Joanna Gerarda Baesjou (Amsterdam 08.10.1880), en werd later hoogleraar Vaderlandse Geschiedenis in Nijmegen; hij overleed jong vanwege een nierkwaal. Bernardus was student medicijnen, werd arts, trouwde met Paulina Maria Martha Van Pelt (Amsterdam 29.07.1885); een van hun kinderen was Bernard Huijbers (1922-2003), de componist die veel muziek schreef bij de teksten van Huub Oosterhuis. Johannes jr was destijds leerling kunstschilder en werd later fotograaf en visueel artiest, en trouwde met Friederika Rosa Fuchs (Wenen 21.07.1896). De laatste verhuisde naar Antwerpen, de anderen gingen naar de Bellamystraat 28 behalve Margaretha die terug ging naar de Heerenstraat 48. Hun vader was notaris Johannes Henricus Huijbers (Den Bosch 27.04.1844 – Utrecht 10.03.1908), bij wie ze woonden toen deze laatste overleed.
We zijn inmiddels in najaar 1909 wanneer de familie Smedes komt: Jacob Albert Smedes (Onstwedder 30.03.1857), weduwnaar van Sijertje Houkes (Assen 24.06.1853 – Rotterdam 06.08.1906), zijn zoon Egbert (Assen 01.02.1889), en andere zoon Johannes Jacob Arend (Assen 27.10.1893 – Bennekom 13.03.1975). Ze hadden eerder op nummer 22 gewoond. Jacob sr zou later, in 1910, hertrouwen met Neeltje Adriana van der Lip (Utrecht 18.04.1868) met wie hij nog een zoon Anthonie (Utrecht 28.06.1913) zou krijgen. Neeltje kwam van nummer 24bis, waarschijnlijk hebben ze elkaar zo leren kennen. Jacob sr is agent bij de Rijks Verzekerings bank, de voorloper van de Sociale Verzekeringsbank. Johannes jr trouwt in 1917 met Johanna Maria Janssen (Utrecht 19.12.1894 – Bennekom 23.01.1990). Ook de stiefdochter, geboren uit een eerdere relatie van Sijertje met Willem Hadders (Beilen 11.02.1856), de verpleegster Vrouwgien Hadders (Assen 10.10.1883 – Hilversum 31.03.1957) woonde bij hen. Zij zou in september 1911 trouwen met de architect Gerrit Rietveld (Utrecht 24.06.1888 – Utrecht 26.06.1964) met wie ze 6 kinderen zou krijgen.
Rond 1915 woont er Harm Hendrik Zeeven (Veendam 04.07.1877 – Groningen 27.08.1920). Hij was getrouwd met Helena Burema (Zuidbroek 20.06.1872 – Den Haag 06.04.1938) en was al weduwnaar van Hinderika Veersema (Bellingwolde 18.05.1871 – Ommelanderwijk 29.03.1899). Hun kinderen waren Assina Jantje (Veendam 13.09.19), Johannes Hitjo (Veendam 29.10.1901) en Evert (Ommelanderwijk 23.10.1909). Helena was modiste van beroep, Harm was eerst koopman geweest maar werd daarna inspecteur van de Friesche levensverzekering. Die bestond al lang, werd aanvankelijk het begrafenisfonds Memento Mori genoemd. Later werd dit De Algemeene Friesche, en daarna AGO, wat in 1983 samen met ENNIA verder ging als Aegon.
Rond 1920 wordt het Josephus Petrus Sloots (Den Haag 21.07.1890), zijn vrouw Adriana Alida Maria De Vries (Horst 09.08.1884), en hun kinderen Anna Diederika Josephina Maria Sloots (Utrecht 24.01.1915) en Christiaan Hendrikus Josephus Sloots (Utrecht 21.07.1918). Josephus was ambtenaar ten behoeve van de staatsmijnen in Limburg.
Rond 1925 kwam er mej A van Lonkhuijzen, wonen, die er tenminste tot 1940 bleef. Ik weet niet met zekerheid of ze familie was van de familie Van Lonkhuijzen die op nummer 4 en op nummer 14bis heeft gewoond, hoewel het me waarschijnlijk lijkt dat het wel het geval is geweest. Als beroep wordt opgegeven pensionhoudster, dus ik verwacht dat velen bij haar woonden voor kortere of langere tijd zonder dat ze in de gemeente archieven als zodanig geregistreerd waren.
16 is ook nu een woonhuis.
Hugo de Grootstraat 18
Nummers 18 en 20 werden tegelijk gebouwd, en opnieuw was de aannemer de familie Lagerwij, die ook nummer 6 en 8 bouwde en daarna ook 14 en 16.
Op 4 juni 1904 werd de familie Van Gosliga als eerste op nummer 18 ingeschreven: Dirk Van Gosliga (Wymbritseradeel 06.03.1871 – Zeist 02.04.1942), zijn vrouw Maaike Lanting (Leersum 30.01.1870 – Zeist 10.11.1947) en dochter Anke Margaretha (Den Helder 30.01.1898), samen met hun inwonende dienstbode Anna Goodijk (Oldeclooster 17.09.1881). Later werd er nog geboren Ella Mea Gilberta van Gosliga (Utrecht 05.04.1905). Dirk was inspecteur van “EOAVMJ”: een afkorting die toen blijkbaar duidelijk was voor een gemeentearchief maar ik kan niet vinden waar deze afkorting voor heeft gestaan. Ze verhuisden in zomer 1907 naar de Frederik Hendrikstraat 50. Anke trouwde met Joseph Nicolas Ignace Geurts (Roermond 1892) in 1923, Ella trouwt met Minne Jacob van der Hoek (Haskerland 27.03.1901 – Zeist 29.12.1951).
Na een paar maanden kwam er wonen Roelof Bloemendal (Enschede 20.03.1878) met zijn vrouw Elisa Philippine Johanna Douglas (Kota Radja 23.03.1885). Later werden er nog geboren Roelof Bloemendal (Utrecht 13.03.1909 – Heemstede 14.05.1977), en Antonius Bloemendal (Utrecht 01.03.1911) en in 1911 voegde zich de broer van Dirk, Arnold (Enschede 17.09.1887) bij hen. Roelof was ingenieur bij het spoor, Elisa was onderwijzeres. Zijn broer Arnold was toen medisch student. Laatstgenoemde verhuisde naar Deventer in 1912, en werd later tandarts. Hij trouwde in 1912 met Elisabeth Pieternella Jacomina Wisse (Ellewoutsdijk 22.06.1889) die ook tandarts was.
Rond 1915 kwam de familie Hiddinga er wonen: Leonard Julius Hiddinga (Sneek 12.04.1872 – Utrecht 13.09.1918) met zijn vrouw Maria Stockeij (Arnhem 26.12.1865) en hun kinderen Hendrika Geertruida Johanna Hiddinga (Amsterdam 13.07.1895) en Maria Leonora Augusta Amalia Hiddinga (Baarn 27.09.1899 – Dordrecht 16.01.1952). Leonard en Maria kregen eerder in 1899 ook een doodgeboren kind. De naam Stockeij of Stockei komt vooral in Duitsland in de streek Westfalen veel voor. Maria trouwde in 1920 met Frederik Hordijk (Noordeloos 24.12.1893 – Dordrecht 29.06.1977). Leonard werkte voor de firma J Oldenborgh en zonen in Dordrecht, een zeer oude wijnhandel die al in 1799 startte. Er zijn zelfs boeken over deze wijnhandel geschreven.
De familie bleef er wonen toen vader Leonard al jong overleed. Pas rond 1940 kwam er de familie De Bruin wonen; zonder verdere gegevens is niet te bepalen wie dit precies is geweest. Mhr De Bruin was conciërge van beroep.
18Bis
Op 22 april 1903 werd ingeschreven Dirk Barneveldt (Vianen 12.05.1849 – Utrecht 01.12.1907). Dirk was agent bij de rijks verzekeringsbank geweest. Hij woonde er met zijn vrouw Elsje Maria van den Berg (Jutphaas 10.12.1860). Een half jaar nadat Dirk overleed verhuisde Elsje naar de Jutphaseweg 19.
Begin 1908 kwam er de weduwe Henriette Antonia Van Nues (Utrecht 30.09.1830) wonen, samen met haar zuster Agnes (Utrecht 30.01.1845 – Utrecht 06.08.1927). Agnes is nooit getrouwd geweest, Henriette wel, in 1878, met Hilennius Bruin (Jengum 1811 – Utrecht 14.01.1888) toen hij 67 was en zij 47. Beide zussen kregen geen kinderen. Ze verhuisden al binnen een half jaar weer naar de Pallaesstraat 32.
Tegelijk met hen trok in de familie Lankamp: Gerrit Frederik Lankamp (Amsterdam 30.01.1836 – Utrecht 28.08.1918), zijn vrouw Mina Engelina Walhof (Hengelo 01.02.1847 – Utrecht 28.08.1918) en hun zonen Johannes Frederik Engelbert Lankamp (Venlo 22.07.1886) en Gerard Christiaan Lankamp (Den Haag 12.12.1887). Gerrit gaf als beroep op zending leraar. Het duurde even voor ik vond dat men hiermee bedoelde dat iemand als leraar naar onder-ontwikkelde gebieden ging maar dan tegelijkertijd probeerde het geloof te verkondigen.
Vaders werk had blijkbaar invloed: beide zonen vertrokken in resp 1908 en 1911 naar Indië, waarbij Johannes eerst boekhouder werd en daarna in 1911 trouwde met Martina Van Rijn (Utrecht 27.03.1884).
Bij hen kwam nog op kamers wonen toen de dames Van Nues vertrokken waren Gerard Jacobus Van Zuijlen (Breda 29.03.1884), die klerk was bij het spoor. De ouders bleven er wonen, tot ze op dezelfde dag overleden, en namen telkens weer anderen op kamers. Dat waren Berend Viëtor (Groningen 25.04.1879), met vrouw Catharina Gerardina Justine Paravicine di Cappeli (Naarden 26.01.1877 – Hilversum 17.03.1948) en zoon Cornelis Dasse Viëtor (Watergraafsmeer 12.01.1908). Berend was directeur van de asfaltfabriek die in de Zonstraat lag, waar nu het Zonnehof ligt. Tegenwoordig wordt asfalt van aardolie gemaakt maar in die tijd was het nog uit steenkool. Het zorgde ook toen al voor een enorme vervuiling: de omwonenden klaagden dat hun wasgoed geregeld erg zwart werd! Ook de Minstroom werd er door vervuild, en dat kwam bij de al bestaande vervuiling door de wasserijen (er zijn beschrijvingen van een soppende Minstroom).
De familie Viëtor verhuisde daarna naar De Bilt waar nog hun dochter Maria Anna Catharina (De Bilt 21.12.1916) werd geboren. Vervolgens Adriaan van Maanen (Sneek 31.03.1884 – Passadena 26.01.1946) die toen sterrenkunde student was. Hij promoveerde in 1911, werd astronoom, verhuisde naar de VS, waar hij de rest van zijn leven werkte. In 1917 ontdekte hij een nieuwe ster, die naar hem de ster van Van Maanen genoemd wordt. De ster is een zgn witte dwerg, heeft een diameter bijna gelijk aan die van de aarde, een enorme dichtheid, ligt in het sterrenbeeld vissen maar is met het blote oog niet te zien.
Na van Maanen kwam er Jan Rambonnet (Groesbeek 13.04.1872), commies bij de posterijen. Hij zou later trouwen met Anna Catharina Hissink (? – Zeist 31.01.1952).
Ronda 1915 kwam de familie Gerritsen er wonen : Gerardus Gerritsen (Arnhem 29.11.1863 – Arnhem 23.11.1937), zijn vrouw Francina Lafeber (Gouda 03.10.1874 – Utrecht 15.06.1925), dochter Francina Gerritsen (Vreeland 12.07.1898 – Utrecht 21.07.1952), en zoon Lodewijk (Utrecht 06.01.1904). Ik vond dat Gerardus al op jonge leeftijd gepensioneerd was, en denk dat hij bij de Spoorwegen werkte. Zijn zoon Lodewijk werd later verwarmingstechnicus. Van Francina vond ik geen beroep, wel dat ze in 1924 huwde met Jan Kater; zover mij bekend kregen ze geen kinderen. De familie verhuisde in 1910 naar het bovenhuis, 9bis.
Rond 1930 kwam er wonen Derkje Heuvelman (Voorst 18.12.1882), weduwe van Cornelis Adrianus Faber (Curacao 31.01.1881 – Utrecht 09.10.1927). Ook haar zonen Jan Cornelis Adrianus Faber (Katwijk 29.08.1908 – Seillans {Frankrijk] 16.10.1958) en Hendrik Albertus Faber (Utrecht 19.03.1912) woonden bij haar. Ze hadden eerder nog een dochtertje verloren enkele maanden na de geboorte, Betje Arabella (Utrecht 06.02.1910 – Utrecht 29.06.1910). Cornelis sr was sergeant bij de genie geweest. De appel viel niet ver van de boom: Jan Cornelis werd ook militair, uiteindelijk luitenant kolonel. Vanwege zijn optreden gedurende WP III in Indië kreeg hij in 1947 de Willems Orde.
Tot haar trouwen in 1938 woonde er mevr Agnieta Margaretha Jeannette Klaver (Eenrum 28.04.1900); zij trouwde toen met Hendrik Gerrit Overeem (Amersfoort 07.03.1889). Beiden waren eerder getrouwd geweest en nu gescheiden. De vader van Agnieta was de notaris Izaak Klaver, maar het eigen beroep van het echtpaar kon ik niet vinden.
Als laatste is het aardig te melden dat 18 en 18bis via een openbare verkoping op 26 maart 1965 verkocht werden. De huurprijzen toen waren f75,90 (34,50 euro) per maand voor 18 en f69,05 (31,30 euro) per maand voor 18bis. De verkoopprijs voor het huis, geheel verhuurd, bedroeg f19.800 (bijna 9000 euro). Het werd verkocht aan mhr B de Kier.
Nummer 18 is ook nu een woonhuis.
Hugo de Grootstraat 20
Nummer 20 is tegelijk gebouwd met nummer 18. De bouwtekening staat al bij nummer 18.
De familie Veenstra was de eerst ingeschreven familie op 15 juni 1904. Schelto Leonard Veenstra (Hardenberg 17.12.1874 – Den Haag 12.04.1951), Doetje Heidstra (Dantumawoude 22.03.1881 – Den Haag 08.02.1951), en hun zoon Onno Gerben Veenstra (Utrecht 23.02.1903) en hun inwonende Jacoba de Jager (Barneveld 08.04.1886). Ook woonde er Herman Hendrik Kolkmeijer (Haarlem 12.11.1882 – Waardenburg 13.01.1923); of hij alleen op kamers zat of een familierelatie had is niet bekend; hij verhuisde wel een aantal malen met de familie mee. Hij zou trouwen met Cornelia Hillegonda De Vlieger en later predikant worden. De naam Schelto of Schelte heeft dezelfde oorsprong als het woord ‘schout’ wat komt van het oud-Friese woord skelta of skeltata, wat betekent ‘bestuurder van bezittingen’. Schelto was toen observator aan de Sterrenwacht. De familie vertrok voor korte tijd naar Londen in zomer 1905, alleen Onno bleef in Nederland en ging naar Naarden. Hij ging werken voor de Nederlandse Indische Handelsbank en trouwde in 1927 met Henriette van den Arend. Schelto en Doetje kregen nog een dochter Tjetske Greta Hanna Veenstra (Amsterdam 03.02.1907. ) die in 1925 trouwde met Jacob Luining Prak (Ter Apelkanaal 20.10.1898). Schelto werd kapitein voor het Leger des Heils, werkte een tijdje als leraar in Den Haag, en was de eerste inspecteur van de reclassering van Nederland. Hij wordt in de Canon van de Reclassering beschreven als een diep gelovigen ruim denkend mens. Hij schreef een mooi overzicht over het Leger des Heils in 1910.
In 1906 kwam Jannes Lanjouw (Hoogeveen 26.06.1867 – Arnhem 16.06.1955), met zijn vrouw Helena Elisabeth Lous (Hellendoorn 27.07.1866 – Oudenrijn 08.10.1948) en hun zonen Johan(n) Leonhard (Amsterdam 31.12.1894), Leonhard Elisa (Hilversum 10.10.1896 – 03.11.1942), Otto (Amsterdam 13.03.1900) en Joseph (Amsterdam 21.08.1902 – Bilthoven 05.01.1984). Jannes was kantoorbediende bij de “Utrecht”. Ze verhuisden in voorjaar 1912 naar de Stadhouderslaan 44. Otto werd analist en trouwde in 1925 met Maria Cornelia De Vries (Wormerveer 10.04.1899), Johan trouwde in 1921 met Clasina Cornelia Edelkoort (Utrecht 10.10.1895), Leonhard werd beroepsmilitair, kwam in een Japans gevangenkamp als luitenant kolonel van de artillerie en overleed daar. Mogelijk is Otto ook naar Indië gegaan maar ik vond geen definitief bewijs daarvoor. Joseph trouwde met Bertha Raven, studeerde biologie, promoveerde op de plantenwereld in Suriname, werd hoogleraar en later rector van de Rijks Universiteit Utrecht.
Rond 1915 kwam er wonen Petrus Antonius Johannes Brecheisen (Amsterdam 26.11.1858 – Utrecht 13.11.1917) met zijn vrouw Di(e)na Geertruida Schevikhoven (Utrecht 02.03.1863 – Zeist 13.06.1938). Had 5 kinderen waarvan een er ook weer Petrus (“Piet”) Antonius Johannes (Dordrecht 25.06.1895 – Tilburg 27.11.1968) heette. De anderen waren Johanna Barendina (Dordrecht 30.10.1886 – Rotterdam 01.07.1912), Anna Maria Wilhelmina (Dordrecht 24.01.1889), Wilhelmina (Dordrecht 11.10.1890), en Johanna Hendrika Maria (Dordrecht 11.04.1903 – Utrecht 03.04.1943). Petrus sr werkte bij het goederenvervoer NS. Het is aardig om eens overzicht te hebben wat hij toen verdiende, wat in de NS archieven zo terug te vinden is.
De familie is kort na het overlijden van vader Petrus weer verhuisd. De volgende bewoner was Cornelis de Weerdt (Zeist 08.12.1858 – Zeist 14.01.1942), en zijn kinderen Paulus Cornelis (Utrecht 07.02.1886 – Driehuis 26.06.1962), en Johannes Cornelis (Utrecht 17.11.1894). Zijn vrouw Johanna Catharina Croes (Heeze 01.10.1857 – Utrecht 27.09.1915) was kort ervoor overleden. Hij kreeg vlak voor of na de verhuizing een relatie met Regina Francisca Barendina Hoogen Stoevenbeld (Bergh 1881), die vast familie was van Henk Hoogen Stoevenbeld, de latere secretaris van de PSP: bijna iedereen met deze achternaam komt uit de regio Zutphen – Doetinchem. Ze hadden nog een dochter Adriana (Utrecht 18.08.1884 – Bilthoven 22.01.1965), die als verpleegster naar Batavia was vertrokken maar later terugkwam, ik schat toen al getrouwd met de veel jongere Hendrik Johannes Jacobus Weurman (Sorabaja 02.09.1910 – Rotterdam 12.07.1994). Cornelis was opgeleid als bouwkundige en was hoofdinspecteur bouw- en woningtoezicht in de gemeente Utrecht.
Rond 1925 woonde er de familie FT Blom. Het gezin kwam in 1923 terug uit Australie, maar meer details die zeker aan hen toe te schrijven zijn ken ik niet. Ze woonden er ongeveer 15 jaar. Hij stond geregistreerd als onderwijzer en later als leraar moderne talen. De laatste van wie ik vond dat deze er woonde was de familie Haarbrink, rond 1940. Zonder meer gegevens is niet te bepalen wie zij verder zijn geweest. Het meest waarschijnlijk is het Willem Haarbrink (Utrecht 16.07.1894) geweest die toen kleermaker was en getrouwd was met Hermina Antonia Hanssen (Utrecht o1.07.1899): er stond toen geen enkele andere W Haarbrink ingeschreven. Maar wellicht was het toch iemand met deze naam die van buiten Utrecht kwam, en ik moet onzeker blijven.
20Bis
Op 22 juni 1903 werd als eerste ingeschreven Maria Hasina van Wagtendonk (Enkhuizen 05.04.1855 – Utrecht 25.08.1929), weduwe van Christiaan Hendrik Moll (Enkhuizen 1859 – Schoonrewoerd 07.02.1903), haar dochters Gesina Maria Moll (Leerdam 10.12.1886 – Alkmaar 11.04.1942), Swaantje Lamberta Moll (Schoonrewoerd 23.12.1887) en Christina Hendrika Moll (Schoonrewoerd 03.01.1893 – 12.02.1964) en zonen Jacob Moll (Schoonrewoerd 04.10.1889 – Harderwijk 19.06.1952) en tweelingbroer Lambertus Moll (Schoonrewoerd 04.10.1889 – Rotterdam 11.02.1945). Ook de zus van moeder, Anna Elisabeth Van Wagtendonk (Enkhuizen 03.01.1865 – Utrecht 28.09.1941) woonde kort bij hen. Gesina ging al na een paar jaar in 1906 naar Westschellingerwerf en trouwde in 1913 met Wilhelmus Hermanus Kingma (Makkum 16.05.1885). Swaantje was apothekersbediende en vertrok in 1910 naar Zeist. Christina trouwde in 1918 met Leendert Hoejenbos (Utrecht 12.06.1892 – 29.12.1945). Jacob trouwde in 1919 met Jolina Wielinga (Huizen 21.08.1894 – Harderwijk 19.10.1955) en werd rector van een lyceum. Lambertus trouwde in 1918 met Anna Irmgard Bakhuizen (Barleben [D’land] 27.03.1898). De zus van moeder verhuisde naar Johan de Wittstraat 6 in 1904 (zie daar).
Mevrouw Van Wagtendonk is er 26 jaar blijven wonen, tot haar overlijden in 1929.
Daarna heeft er tenminste 10 Jaar gewoond mejuffrouw A Bruining. Er wordt geen beroep genoemd en niet meer voorletters, en het aantal personen dat dan voldoet aan deze omschrijving blijft groot. Erna komt er Anna Charlotte Ter Woort wonen, tot 1943 (26 juni) waarop de overlijdt. Ze werkte als verpleegkundige in het AZU, en werd begraven op Kovelswade.
20 is ook nu een woonhuis.
Hugo de Grootstraat 22
De bouwtekening van nummer 22 werd in 1902 ingediend tegelijk met de tekening voor 24, 26 en 28, hoewel het voorstel liet zien dat de huizen niet allemaal precies hetzelfde zouden moeten worden.
De eerst ingeschrevene op nummer 22, op 11 September 1903, is de familie Nieuwenhuijsen: Henri Martinus (Utrecht 05.04.1867 – Cannes [Frankrijk] 10.12.1940), zijn vrouw Anna Beunk (Lochem 24.06.1870 – Den Haag 11.08.1954) en hun kinderen Willy Martinus (Brussel 14.07.1891), Henri Martinus (Waterval onder Z [Zuid Afrika] 20.08.1894), Anna Hermine (Middelburg [Zuid Afrika] 27.09.1896 – Den Haag 07.01.1989), Hermina Johanna (Waterfontein [ Zuid Afrika] 09.04.1898) Albert (Amsterdam 18.03.1902) en later werd er nog geboren Henriette Anna (Utrecht 10.01.1904). Hun inwonende dienstbode was Geertje Van Mazijk (Lexmond 01.11.1878). Henri sr was bouwkundige. Willy trouwde in 1916 met Maria Huberdina Heutgens (Tilburg 10.04.1886), Anna werd klerk bij het spoor en trouwde in 1928 met Cornelis Johannes Lington (Utrecht 21(?2).06.1898 – Den Haag 04.10.1977), Hermina trouwde in 1930 met Eltje Jacob Hemmes (Arnhem 21.04.1900), Henriette trouwde in 1934 met Carel Frederik Teseling. De hele familie vertrok weer in voorjaar 1906 naar de Amsterdamse Straatweg 148 waar ze nog een dochtertje verloren 1 dag na de geboorte (Albertine, Utrecht 13.02.1907 -14.02.1907). Er wordt nergens genoemd wat de familie in Zuid Afrika deed.
In winter 1906 kwam er de familie Smedes wonen: Jacob Albert Smedes (Onstwedde 30.03.1857) met zijn zoon Egbert (Assen 01.02.1889), zoon Johannes Jacob (Assen 27.10.1893 – Bennekom 13.03.1975). Vader was zeer kort tevoren weduwnaar geworden door het overlijden van zijn vrouw Sijertje Houkes (Assen 24.06.1853 – Rotterdam 06.08.1906). Moeder had van een eerdere relatie een dochter Vrouwgien Hadders (Assen 10.10.1883 – Hilversum 31.03.1957). Jacob werkte bij de Rijks Verzekeringsbank. Ze verhuisden najaar 1909 weer naar Hugo de Groot 16bis. Zie aldaar voor meer informatie, inclusief de relatie die Vrouwgien met de architect Gerrit Rietveld zou krijgen.
Daarna trok in Adriaan Julius Harting (Utrecht 28.10.1884 – Zeist 26.09.1968), zij vrouw Wilhelmina Elisabeth Johanna Frederika Havekotte (Utrecht 25.08.1884 – Zeist 21.09.1957), hun zoon Hendrik Jan Harting (Utrecht 06.01.1912 – Zeist 06.04.1990) en de broer van moeder, Jan Frederik Havekotte (Utrecht 10.10.1894 – Zeist 05.10.1936) die toen nog scholier op de plaatselijke HBS was, en in 1911 weer naar Kampen ging voor een verdere opleiding. De moeder van Jan Frederik was Susanna Nieuwenhuijsen (1861-1943) die wellicht familie was van de familie Nieuwenhuijsen die er eerder woonde. Adriaan was instrumentmaker van beroep. De familie bleef er wonen tot tenminste 1922. Hendrik Jan huwde in 1936 met Maria Katharina Theodora Kowsky (Munster 26.12.1914 – Zeist 27.01.1958), Jan Frederik huwde met Beredina Emmelot (Groningen 14.03.1903) in 1928.
Rond 1920 woonde er Dirk Jan Jansen (Gouda 09.05.1882 – Utrecht 29.12.1953) die in 1907 getrouwd was met Cornelia Broers (Nijmegen 23.09.1882 -Culemborg 08.03.1963) met wie hij samen twee kinderen kreeg, Johannes Gijsbertus (’s Gravenzande 01.12.1910) en Barend Pieter (“Bob”) (’s Gravenzande 07.03.1913). Dirk Jan was de zoon van de koster van de Grote Kerk in Gouda en werd ambtenaar bij het spoor: hij was stationschef, eerst in Hoek van Holland, later, via Groesbeek, in Nijmegen. Waarschijnlijk werkte hij in Groesbeek toen hij op nummer 22 woonde. Cornelia was de dochter van een borstelmaker. Ze verhuisden later naar de St Annastraat in Nijmegen. Bob is thuis blijven wonen, bij zijn moeder. Hij ontwikkelde een gokprobleem. Zijn broer Johannes werd apotheker, en ging werken bij Organon in Oss. Tijdens de Tweede Wereldoorlog ging hij in het verzet maar werd opgepakt en kwam in Kamp Amersfoort terecht. Hij overleefde de oorlog, maar hield er wel een groot trauma aan over dat zich mede in alcoholmisbruik uitte. )
Tussen 1925 en 1930 kwam er de familie Van Voorthuijsen wonen. Vader Petrus van Voorthuijsen (Rhenen 05.11.1889 – Utrecht 14.01.1940), zijn vrouw Maria Gerharda Klomp (Ede 21.05.1895), en hun zoon Cornelis Hendrinus van Voorhuijsen (Veenendaal 04.12.1918 – Groningen 30.08.1943), zoon Petrus Dirk (Utrecht 23.12.1933 – Villach [Oostenrijk] 11.08.1980), dochter Wijnanda Hendrika van Voorthuijsen (Veenendaal 15.07.1917) met haar echtgenoot Cornelis Hollaar (Rotterdam 26.04.1916); ze zouden samen 2 kinderen krijgen, Cornelis (Utrecht 26.01.1944) en Petrus (Rotterdam 30.10.1946). Petrus sr en Maria kregen nog een zoon Hendrik Willem (Veenendaal 17.04.1924) die manager bij de KLM zou worden en in New York ging wonen, en ze hadden een dochter Hendrina Wilhelmina eerder verloren als pasgeborene (Veenendaal 06.11.1922 – Veenendaal 20.01.1923). Het beroep van Petrus is niet bekend, Cornelis jr was ten tijde van zijn overlijden ambtenaar betrokken bij de distributie, en Cornelis Hollaar was waterbouwkundig ingenieur, en is erg in de familiegeschiedenis van de familie Van Voorthuijsen gedoken en schreef er drie boeken over! De familie is nog enige tijd na het overlijden van vader en zoon op nummer 22 blijven wonen.
De naam Voorthuis of Voorthuis/zen komt van huis aan een voorde of voort, wat een doorwaarbare plaats is door een beek of rivier. In feite dus lijkend op een naam als Oxford waar -ford hetzelfde betekent. Zover bekend is de naam Voorthuizen op 3 plaatsen ontstaan: een bij Barneveld, een bij Drempt [bij Doesburg] en een bij Elten [ook bij Doesburg]; bij deze laatste locatie is de doorwaadbare plek bekend: die door het riviertje de Wild waar de heerweg van Zutphen naar Keulen doorheen liep. De aanduiding Voorthuizen voor een groot huis (men noemt het wel een waterburcht) komt al voor in een acte uit 966 van Keizer Otto de Grote. De familienaam wordt voor het eerst gebruikt in 1252. Er is een prachtige stamboom gemaakt die tot die tijd teruggaat, 526 blz lang (!), door AJW van Voorthuijsen die ik ieder die het wil graag zal toesturen.
22Bis
Op 1 november 1902 werd als eerste ingeschreven mevrouw Catharina Geertruida Rietveldt (Utrecht 22.06.1844 – Utrecht 15.02.1926), weduwe van Jacobus Christiaan van Dooremaal (Breda 16.09.1837 – Den Haag 20.06.1893), en haar zonen Gerardus Cornelis (Den Haag 07.01.1880 – Leiden 22.06.1919), en Jacob (Den Haag 06.05.1883). Ook de zuster van moeder, Petronella Johanna Rietveldt (Utrecht 19.10.1834 –Utrecht 03.03.1913), weduwe van Willebrordus Andreas Van Everdingen (Utrecht 22.12.1829 – Utrecht 21.02.1902, trok bij hen in. Vader Jacobus was oogarts van beroep, die ook wetenschappelijk onderzoek deed mede op aandringen van zijn beroemde leermeester Prof Donders, en was in 1873 gepromoveerd over wat er gebeurt als je iets lichaamsvreemds in iemands oog zet. Jacobus is eerder gehuwd geweest met Maria Cornelia Van Koetsveld van Ankeren (Utrecht 03.06.1834 – Veenhuizen 10.06.1870). Gerardus was destijds ‘volonteur bij Smulders’ en werd uiteindelijk elektricien en trouwde met Elisabeth Adriana Huter (Leiden 15.07.1994), Jacob was kantoorbediende en werd later accountant. De familie vertrok deels naar Leiden, deels naar Haarlem en deels bleven ze in Utrecht. Jacob zou in 1915 in Batavia trouwen met Jeannette (“Netty”) Bernardine Raaff (Semarang 22.03.1893).
In de zomer van 1909 werd ingeschreven Jacoba Hendrika Kuijper (Amsterdam 08.04.1871 – Baarn 01.04.1968), die in 1907 gescheiden was van Gerrit Willem Schaink (Amsterdam 20.07.1864 – Muiden 17.02.1931). Scheiden was in die tijd minder gewoon dan nu. Gerrit was toen kantoorbediende en zou uiteindelijk hoofd van de gemeentelijke publieke werken in Amsterdam worden. Ze kwam er wonen met haar dochter Aletta Schaink (Amsterdam 28.02.1901 – Amsterdam 22.03.1945), en kreeg in najaar 1909 een dochter Antonia (Utrecht 10.10.1909) die als achternaam Kuijper kreeg. Wie de vader was wordt niet vermeld. Aletta trouwde in 1927 met Friedrich Wilhelm Bremer (Amsterdam 08.04.1897 – Amsterdam 23.08.1975) met wie ze twee kinderen kreeg, Willem en Aletta. Antonia trouwde in 1934 met Hendricus Willem Kindt (Den Haag 28.09.1910) die matroos was.
Jacoba noemde zichzelf pensionhoudster en er woonden inderdaad een groot aantal mensen bij haar op kamers. Samuel Augustinus Hamer (Meppel 19.12.1883) en Johan Diederich Bruggemann (Kampen 02.02.1885) waren beiden opzichters bij rijkswaterstaat. Jan de Tempe (Makkum 08.11.1886 – Amsterdam 09.08.1915) was landmeter bij het kadaster. Pieter Kooijman (IJsselmonde 18.12.1886) was student veeartsenij. Wilhelm Franciscus Josephus Anderegg (Mill 23.01.1884 – Nuenen 01.05.1959) stond genoteerd als student medicijnen, net als zijn vader Martinus en oom Franciscus die huisarts waren; maar er waren er velen in de familie die arts waren. Wilhelm werd uiteindelijk huisarts in Oirschot en later in Nuenen. Johannes de Greeuw (Amsterdam 04.09.1884) als ingenieur. Sommige van hen hadden ook op kamers bij Jacoba gezeten toen ze nog in de Lange Elisabethstraat 8bis of de Korte Nieuwstraat 8bis woonde, toen ze ook al pensionhoudster was. Wellicht dat een van hen ook de vader van Antonia was?
Pas in voorjaar 1911 kwam er weer een gezin wonen: Antoon Hendrik de Koff (Utrecht 09.09.1868 – Den Haag 22.09.1940), zijn vrouw Elisabeth Johanna Marijnus (Utrecht 22.01.1868 – Den Haag 27.12.1949), hun zoon Hendrikus Martinus (Utrecht 01.05.1897 – Utrecht 01.03.1935) en hun dochters Antonetta Hendrika (Utrecht 02.12.1898 – ) en Elisabeth Johanna Antonia Hendrika (Utrecht 25.12.1903). Antoon was metselaar van beroep en werd later aannemer. Hendrikus trouwde in 1924 met Jenneke Sijke van Sijderveld (Utrecht 28.04.1898), Antonetta trouwde in 1928 met Johannes Christiaan Franciscus Staal (Zwolle 09.05.1887 – Utrecht 12.04.1958), en Elisabeth trouwde in 1928 met Jan Willem Ferdinand Sligting (Amsterdam 1899 – Velsen 14.02.1956) die kantoorbediende was en van wie ze later weer zou scheiden.
Rond 1915 komt er de familie Both wonen: Carel (“Charles”) Everhard Christiaan Both (Zevenaar 08.05.1863 – Utrecht 22.05.1925) met zijn vrouw Jeannette Lampe (Wijhe 11.09.1869 – Amsterdam 13.05.1955) en hun kinderen Carel Everhard Christiaan (Gouda 09.10.1899 – Rotterdam 03.04.1968), Henrica Adolphina Agneta (Ede 17.06.1901 – Helmond 31.03.1969), en Hendrik Rijntjes (Ede 16.04.1910 – Amsterdam 07.09.1959). Charles sr was controleur bij de NS. Charles jr trouwde in 1930 met Alida Rebekka Reusen (Rotterdam 11.04.1900 – Rotterdam 23.02.1986), Henrica trouwde in 1928 met Jan Kuperus (Gaasterland 16.05.1904 – Helmond 23.07.1976). Hendrik werd reclametekenaar, en trouwde in 1939 met Marie Louise Ittalie (04.05.1917 – 20.10.2008).
De familie blijft er wonen tot Charles sr overlijdt in 1925, en moeder verhuist daarna, ook omdat de kinderen van plan zijn om het huis uit te gaan en te trouwen. Rond 1930 komen er twee mensen als hoofdbewoner wonen: de heren Bisschoff en Bijsterveld. Eerst woont er Johan Coenraad Bischoff (Nijmegen 04.03.1876 – Utrecht 07.12.1935) was ingenieur maar overlijdt voor hij 60 jaar is; of hij er tegelijk met anderen woonde is niet bekend. Pieter Jacob Olivier Bijsterveld (Ede 25.11.1905 – Driebergen 19.03.1973) is als hij er gaat wonen nog ongetrouwd maar die in 1940 zal trouwen met Coks Petri (De Bilt 15.12.1909 – Driebergen 07.04.2003).
Na hen in 1940, komt er vanuit Coevorden wonen Willem Hendrikus Kisjes (Utrecht 16.02.1895 – Utrecht 10.11.1965). Hij was eerst amanuensis maar werkte zich op tot chemicus Hij trouwde in 1918 met Maria Everdine Nagtegaal (Utrecht 28.12.1895 – Leusden 07.06.1982) maar na de scheiding in 1923 trouwde hij in 1925 met Neeltje Klomp (Veenendaal 1901; vader van Hendrina Cornelia Kisjes die getrouwd is met Willem Henri Eduard Danner. Ze kregen een dochter Wilma die op de leeftijd van 3 jaar overleed (Utrecht 1957 – Utrecht 24.11.1960), en een dochter Marjanne van wie verder geen andere gegevens te vinden zijn. Ik ga er van uit dat er wel een familierelatie bestaat met de familie Danner die op nummer 16 woonden, hoewel ik Willem Danner niet terugvindt in die stamboom.
Nummer 22 is ook nu een woonhuis.
Hugo de Grootstraat 24
De bouwtekening van nummer 24 is bij nummer 22 al beschreven omdat ze voor 22-28 in één keer werden ingediend.
De eerst ingeschrevene op nummer 24, op 19 maart 1903, is de familie Takken. Vader Pieter Richard (Utrecht 19.06.1878 – Amsterdam 29.10.1942), Johanna Maria Linnenbank (Utrecht 21.11.1873 – Utrecht 05.07.1950), en hun zoon Rijk Pieter Takken (Utrecht 14.06.1901). Pieter was smid van beroep zoals vele anderen in zijn familie dat ook waren. Later werd hij verzekeringsagent. In begin voorjaar 1906 verhuisden ze naar Oude Gracht 179. In 1911 scheidde het echtpaar, waarna Pieter hertrouwde met Johanna Josephine Bottinga (Leeuwarden 14.02.1878), ze gaan in Castricum wonen en daarna in Amsterdam. Er is daarna nog één keer iets van hem te vinden in het Amsterdams archief:
Er wordt nergens vermeld waarom hij in hechtenis is genomen. Of er een verband bestaat tussen de hechtenis en zijn overlijden een paar weken later weet ik niet.
Daarna kwam Gerrit Parree (Utrecht 22.09.1879) met zijn vrouw Clara Lampe (Apeldoorn 11.06.1884 – Bloemendaal 05.07.1949). Gerrit was commies bij de posterijen. Ze verhuisden in 1910 naar de Tolsteegsingel 31bis. Zover ik heb kunnen vinden hebben ze nooit kinderen gekregen.
De volgende was Johannes Landzaat (Utrecht 23.06.1867 – Utrecht 26.05.1958), zijn vrouw Henriette Cornelia Horn (Lobith 06.03.1870 – Utrecht 02.08.1931) en hun kinderen Johannes (Utrecht 03.04.1901) en Cornelia (Utrecht 29.10.1903 – Utrecht 03.11.1934). Als beroep staat er bij Johannes sr schilder, tekenaar, stads-timmerhuis. Johannes jr werd kantoorbediende en trouwde in 1930 met Sophia Drukker, met wie hij samen 3 kinderen kreeg.
Rond 1916, en waarschijnlijk vlak na hun trouwen in de zomer van 1916, kwamen er wonen Johannes Aloysius Stringa (Utrecht 16.05.1893 – Amsterdam 26.01.1974) met zijn vrouw Cornelia Maria Servaas (Utrecht 08.12.1890 – Amsterdam 15.12.1967). Ze kregen samen 3 kinderen, Cornelia, Wilhelmina en Helena. Johannes was handelsreiziger van beroep. Ze bleven er maar een paar jaar wonen.
Toen kwam Franciscus Breijer (Arnhem 30.04.1885 – De Bilt 30.05.1957) met zijn vrouw Wilhelmina Josephina Sanders (Arnhem 20.03.1888 – De Bilt 16.09.1959) en hun zoon Franciscus jr (Utrecht 10.06.1918 – Hillegom 12.03.1998). Franciscus sr was bouwkundige. Franciscus jr trouwde in 1945 met Gerritdina Willemina de Haan (Utrecht 24.05.1920) en samen kregen ze twee dochters. Er is niet veel over de familie Breijer bekend, maar één ding wel: Franciscus sr speelde mandoline:
Rond 1930 woonde er Jan Hendrik Schuring (Nieuwe Pekela 24.07.1866 – Utrecht 14.01.1946) die getrouwd was met Henderika Dijkhuis (Veendam 18.01.1875 – Utrecht 14.04.1962). Ze hadden twee kinderen, Hendrik Jan (Veendam 08.06.1904) en Ties Johan (Veendam 17.03.1907). Het beroep van vader wordt meestal aangegeven als ambtenaar bij de posterijen. Ik weet niet of ze familie zijn van de familie Schuring die rond 1950 in de Johan de Wittstraat 7 woonde. De familie verhuisde rond 1940 naar de Maliesingel 44. Dat deden ze dan wel zonder hun pathefoon met platen, want in het Utrechts Nieuwsblad werd die in december 1936 te koop aangeboden.
In 1940 woont er Marinus Gathier (utrecht 27.09.1894) met zijn vrouw Christina Wilhelmina Alvina Va Emmerik (Heine [Pruisen] ) 08.03.1905). Marinus was eerst apothekersbediende maar klom later op als ‘afdelingschef’; alleen wordt de aard van het bedrijf niet genoemd.
24Bis
Op 3 februari 1903 werd als eerste ingeschreven Jan Jacob (“Jean Jacques”) Grond (Heerlen 24.08.1842 – Utrecht 14.05.1903), zijn vrouw Emilie Adele Caulier (St Quentin [Frankrijk] 22.12.1839) en hun kinderen Petrus Mathias Nicolas Grond (Utrecht 27.12.1883), Johanna Maria Elisabeth Adele Grond (Nieuwer-Amstel 17.04.1878 – Rotterdam 23.01.1938), en Maria Geertruida Margaretha Grond (Utrecht 04.06.1881). Jan Jacob was eerst boekhouder en werd correspondent, hoewel niet aangegeven werd waarvoor Moeder, Petrus en Maria verhuisden kort na overlijden van vader naar Berchem bij Antwerpen, Johanna werd onderwijzeres, ging naar Amsterdam, en trouwde 1904 met Teije Veen (Arnhem 24.04.1877). Ze scheidden weer in 1926, zover ik weet zonder kinderen, en een maand later was Teije weer getrouwd met Anna Petronella de Rooij (Amsterdam 12.10.1873 – Amersfoort 11.02.1949).
Daarna kwam Carel Bahnsen (Utrecht 21.12.1839 – Utrecht 02.02.1926) met verschillende ‘diensters’ en huishoudsters, waaronder de Duitse Alma Keuffel (Mansfelt ([D] 22.01.1858- Utrecht 19.01.1934) die het langst bij hem zou blijven en aan wie hij ook een flink legaat naliet. Zijn vrouw Sophiea (ja, je schrijft het echt zo) Johanna Usener was in 1894 al overleden en de 5 kinderen waren het huis uit. In voorjaar 1907 verhuisde Carel met huishoudster Alma Keuffel en een van de dienstbodes naar de Begijnenkade 2. Carel was net als zijn vader Carl (Christiaansfeld [Dk] 23.06.1807 – Utrecht 01.02.1868) apotheker geweest en was tevens amateurschilder. Een van de allereerste apothekers in Nederland die een registratie kreeg, was Jan Viel uit Utrecht in 1807. Zijn apotheek lag aan de Mariaplaats. De schoonzoon van Jan was Carl, de vader van Carel, die ook deelnam als compagnon. Carel was vanaf 1867 eigenaar van de apotheek. Hij stopte in 1900. In 1957 werd de apotheek gesloten. De familie Bahnsen was van Deense origine. Op 15 december 1857 werden ze genaturaliseerd tot Nederlanders.
De volgende was Charles Henri Juliën Driessen (Roermond 17.07.1879 – Zeist 27.10.1960) met zijn vrouw, jonkvrouwe Alida Frederica Remelia Van Beijma thou Kingma (Djamber [Java] 20.09.1883 – Apeldoorn 07.12.1927). Charles was ingenieur bij het Spoor. Ze kwamen uit Apeldoorn en verhuisden weer naar St Pieter in Limburg. Ze kregen samen twee kinderen, Jacques (St Pieter 11.12.1908- Epe 19.07.1977) en Petrus (St Pieter 06.05.1912). Charles zou later, na het overlijden van Alida, hertrouwen met Ida Hulst (Boxmeer 27.04.1897 – Utrecht 02.10.1950) met wie hij nog een kind zou krijgen. De familie Van Beijma (of Beyma) thou Kingma is een adellijk geslacht dat begint bij een landeigenaar in Lichtaard in 1527, wiens zoon Johan Juckz Beyema burgemeester van Dokkum werd, en diens zoon Julius van Beyma weer hoogleraar te Franeker; daarna waren er vele generaties zowel in het leger als in de provincie Friesland die belangrijke posten innamen, dat later ook in de landelijke politiek deden, totdat uiteindelijk in 1842 de familie ingeschreven werd in de Nederlandse adel. Het valt op dat er binnen de familie zeer geregeld neef-nicht huwelijken voorkomen.
Eind 1908 trok in Anthonie van der Lip (Utrecht 21.07.1838) met zijn dochter Neeltje Adriana van der Lip (Utrecht 18.04.1868) en wisselende dienstbodes. Zijn vrouw Anna Sebilla Arendts (Utrecht 16.10.1842 – Utrecht 07.07.1902) was toen al overleden, en zijn vier andere kinderen waren ofwel al overleden ofwel al getrouwd en het huis uit. Anthonie was bouwkundige van beroep. Neeltje verhuist in 1910 naar nummer 16bis als ze trouwt met Jacob Smedes (zie daar).
Mevrouw Johanna Helena Frederika Jacoba ten Harmsen van der Beek (Hantum [Westdongeradeel] 23.01.1864 – Utrecht 09.12.1947), weduwe van Cyprianus Johannes van der Veen (Leeuwarden 14.03.1855 – Bolsward 06.07.1910) woonde er vanaf 1915. Het echtpaar kreeg samen 3 kinderen: Johannes (Sloten 26.03.1886), Karel (Sloten 06.06.1888) en Catharina Wilhelmina (Utingeradeel 07.03.1890 – Utingeradeel 11.09.1890), die een paar maanden oud werd. Karel kwam met zijn moeder mee, werd civiel ingenieur bij de NS, en huwde in 1918 Henriette Caroline Maria Slutterheim (Den Haag 02.12.1890 – Den Haag 25.07.1973). Karel bleef na zijn trouwen op 24bis wonen, moeder verhuisde naar de Keizerstraat 10. Johannes verhuisde toen hij in 1920 trouwde met Elisabeth Hagen (Utrecht 17.06.1896) die daarvoor vlakbij woonde aan de ABC-straat 1, en werd later notaris.
Cyprianus is een naam die binnen de Friese tak van de familie Van der Veen veel voorkomt. Mr Cyprianus van der Veen die op 18 juni 1796 geboren werd, was advocaat en procureur in Leeuwarden, en was vanaf 1850 jarenlang lid van Gedeputeerde Staten van Friesland en lid van de Tweede Kamer vanaf 1848. Hij wordt beschreven als ‘geestig’ en ‘gezellig in de omgang.’ Hij overleed in 1863. De Cyprianus van der Veen die op 24bis woonde was zijn kleinzoon (zijn vader was Johannes 1825-1893), was ook jurist en werd burgemeester, eerst van Utingeradeel (1889-1898) en daarna van Bolsward, van 1898 tot zijn dood in 1910. Waar Johannes notaris werd kon ik niet vinden.
Rond 1923 kwam er wonen Adrianus Waasdorp (Noordwijk 18.03.1856 – Utrecht 16.11.1928), zoon van een Noordwijkse schelpenvisser. Hij was vroeger hoofd geweest van de mulo school: de school lag aan het Janskerkhof en werd later de Willem de Zwijgerschool genoemd in 1920. Na een aantal fusies in de 60er jaren verhuisde de school in 1975 naar de Wittevrouwenkade en werd het uiteindelijk onderdeel van het Traiectum college, dat weer opgeheven werd in 1981.
Zijn vrouw was Adriana (“Adriaantje”) Maaskant (Dubbeldam 31.03.1859 – Utrecht 13.12.1923); bij haar stond geen beroep vermeld. Ik weet niet of zij al overleden was voor ze verhuisden, maar ik schat dat het gebeurde kort na de verhuizing. Ze kregen 7 kinderen: Maria Adriana (“Marie”)(Bergen op Zoom 25.12.1880 – Utrecht 08.12.1943), Leendert (“Leonard”) Adrianus (Zaandam 20.08.1886 – New York 14.03.1967), Wilhelmina Maria (“Mien”) (Utrecht 11.09.1890 – Utrecht 28.11.1957) die later röntgenlaborante werd, Cornelis Adrianus (“Cornelius”) (Utrecht 18.12.1893 – Rochester 19.02.1937), Adrianus jr (“Adriaan”) (Utrecht 08.02.1896 – Utrecht 07.01.1965), Johannes Pieter (“Jo”)(Utrecht 23.02.1900 – Putten 12.11.1993), die later boekhandelaar werd aan de Oudegracht, en Aart (“Arthur”) (Leiderdorp 04.10.1882 – New York 01.10.1971). Drie van de kinderen (Leendert, Cornelis en Aart) emigreerden, op de ‘Rijndam’ of de ‘Noordam’ vanuit de haven van Rotterdam, op verschillende momenten, naar de VS, en begonnen zich daar Waasdorf te noemen. Leonard zou later een kleinzoon krijgen, Peter (1941-2013) die hoogleraar Marketting werd aan de Universiteit van Rochester.
Vanaf 1930 woonde er de familie Tempel, die er minstens 10 jaar bleef wonen. Hendrik Gerardus Tempel (Utrecht 05.02.1878 – Utrecht 07.05.1953) trouwde met Carolina Elisabeth Lorette (Utrecht 29.01.1882 – Utrecht 16.03.1952) in september 1903, en 4 maanden later werd hun zoon Arnoldus Gerardus (Utrecht 31.01.1904) geboren, later gevolgd door Hendrik Gerardus (Utrecht 28.04.1912). Hendrik sr werkte vanaf 1894 bij de NS en werd in 1935 op verzoek eervol ontslagen “wegens maligniteit”. Blijkbaar kon deze behandeld worden want hij overleed eerst 18 jaar later.
Hugo de Grootstraat 26
De bouwtekening van nummer 26 is bij nummer22 al beschreven omdat ze voor 22-28 in één keer werden ingediend.
De eerst ingeschrevene op nummer 26, op 15 april 1903, was Wilhelmina Carolina Triebart (Deventer 01.05.1848 – Baarn 06.11.1933) met haar kinderen Asuerina Johanna Dwars (Osaka [Japan] 17.05.1876), Johanna Carolina Hubertina Dwars (Osaka 01.11.1878) en Bernard Wilhelm Carel Dwars (Deventer 25.12.1880). Wilhelmina was weduwe van Bernard Wilhelm Dwars die apotheker was geweest. De twee dochters vertrokken binnen een jaar weer, moeder en zoon Bernard verhuisden naar Hugo de Grootstraat 28. Asuerina stond ingeschreven als apotheker, en vertrok uiteindelijk naar Helmond. Ik checkte het internet: ik kan geen enkel ander persoon vinden met als eerste voornaam Asuerina (wel een uit 1785 die het als 2e naam had, Hendrika Asuerina van den Berg uit Amerongen), en zelfs het Meertens instituut geeft er geen betekenis aan.
Bernard Dwars stond ingeschreven als student, en trouwt in 1907 met Adriana Maria Onnen. Johanna trouwt op 30 april 1903 met Willem Kraak. Het echtpaar Dwars-Triebart had nog een kind: Adriaan Wilhelm Carel Dwars (Osaka 09.06.1874 – Nijmegen 18.12.1946), die ingenieur was en getrouwd was met jonkvrouwe Juliana Sophia Dutrij van Haeften (Dordrecht 19.11.1873 – Utrecht 11.04.1942); hij werd later directeur van de MTS in Utrecht, werd hoogleraar aan de universiteit van Santiago in Chili, schreef boeken en speelde een belangrijke rol in het bedrijf Royal HaskoningDHV (de D staat voor Dwars).
Een maand later voegde zich heel kort bij hen de familie Van der Lip: Jan Cornelis, zijn vrouw Johanna Alida Deele, zoon Jan Hendrik Cornelis van der Lip, en dochter Susanna Margharetha. Bovendien hadden ze op kamers Jan Harm Iemhoff (Wielen [Pruisen] 14.11.1887 – Wielen 19.11.1962), Antje Voorn van der Naaten (Amsterdam 09.08.1871) en diens zus Maria Martha Voorn van der Naaten (Amsterdam 14.09.1872 – Amsterdam 20.02.1962). Er woonden dus korte tijd 11 mensen in het benedenhuis! De familie Van der Lip verhuisde kort erop naar nummer 13, en wordt daar beschreven.
De familienaam Voorn van der Naaten is ontstaan doordat aan de vader van Antje en Maria, Nicolaas, toestemming werd verleend, bij koninklijk besluit, om zowel de achternaam van zijn vader (Johannes Theodorus van der Naaten) als die van zijn moeder (Antje Vooren) te gebruiken, vanaf 22 januari 1880. Er wordt niet bij verteld waarom dit mocht cq gevraagd werd. Lang heeft de naam niet bestaan: zijn beide dochters kregen geen kinderen, en daarmee is de naam weer uitgestorven.
In 1908 kwam er de familie Ter Hart. Johan Frederik (elders wordt hij Johann Friedrich) genoemd Ter Hart (Amsterdam 20.05.1879 – Amersfoort 03.02.1961), zijn vrouw Elisabeth Frederika Jacoba De Haas (Amsterdam 06.02.1877 –Zeist 12.04.1949) en hun kinderen Hendrik Ter Hart (Utrecht 03.11.1908) en Elizabeth Frederika Jacoba (Utrecht 11.06.1911). Eerder in 1908 verloor het echtpaar een kind bij de geboorte, en later zouden ze nog een zoon Johan Frederik (Utrecht 13.09.1916 – Maarssen 30.08.1986) krijgen. Hendrik zou in 1934 trouwen met Johanna Magdalena Bodegraven (Tiel 06.01.1910), Elizabeth in 1939 met Pieter Hendrik Wallinga (Rauwerderhem 25.07.1910 – Amersfoort 09.12.1965), en Johan in 1940 met Margje Krijthe (Zwolle 03.03.1917 – Maarssen 20.07.2003).
Rond 1915 kwam er wonen Andries Bijvoet (Harderwijk 27.12.1827 – Utrecht 03.02.1919), zijn vrouw Christina Simons (Vlissingen 30.01.1837 – Utrecht 02.05.1926) en hun kinderen Frederica Louisa Wilhelmina (Bergen op Zoom 03.12.1876), Paulus (Den Helder 08.12.1883 – Baarn 28.11.1938) en Geertruida Adriana (Den Helder 04.12.1885). De andere kinderen, Willem Andries Cornelis (Maastricht 19.02.1863 – Den Haag 06.03.1925), Gerrit Jan (Breda 28.06.1864), Melis Pieter (Vlissingen 23.11.1867 – Den Haag 07.02.1904), Angelina Christina Adriana (Breda 27.04.1866 – Utrecht 07.02.1937), Maria Sophia (Bergen op Zoom 22.10.1870 – Den Haag 06.02.1954), Andries (Bergen op Zoom 21.10.1871 – Utrecht 16.01.1935), Christina Sophia Maria (Bergen op Zoom 04.02.1874 – Breda 14.03.1949), Adriana Margaretha Christina (Bergen op Zoom 11.09.1875 – Batavia 22.10.1939), Angeline Christina Adriana (Breda 27.04.1866 – Utrecht 07.02.1937), en Christoffel Jozef (Den Helder 30.12.1880 – Alkmaar 27.07.1951) waren inmiddels het huis al uit. Twee kinderen, Andries (Maastricht 07.09.1860 – Maastricht 23.09.1860) en Christoffel (Bergen op Zoom 28.09.1878 – Den Helder 12.11.1879) overleden in het eerste levensjaar. Vader Andries was eerst in dienst van het leger als sergeant majoor van de infanterie, en later als Adjudant onderofficier. Rond 1890 wordt hij in Utrecht als administrateur ingeschreven. Moeder Christina kreeg haar laatste van de 15 kinderen toen ze 48 was. Ze was wollennaaister toen ze trouwde, stond in Utrecht ingeschreven als winkelierster vanaf 1895, en heeft een zuivelwinkel gehad in de Voorstraat 44. Ze stopte rond 1905 met de winkel, daarna werd het een bakker (bakker JW Van Eijden).
Paulus staat in Utrecht ingeschreven als schrijver, trouwt in 1909 met Engelina Jansen (Utrecht 12.07.1879) en wordt later handelaar in koloniale waren. Geertruida is getrouwd in 1933 met Derk Gijsbert Montenberg (Groesbeek 06.02.1872), Frederica in 1919 met Marinus Antonie Perin (Leiden 07.06.1876), Christoffel in 1907 met Neeltje Van Duuren (Utrecht 01.11.1883), Adriana in 1906 met Cornelis Leonardus Jacobus Coster (Leiden 13.01.1881), Christina in 1903 met Louis Pierre Alexandre Laboijrie (Rotterdam 14.08.1867), Angelina in 1890 met Evert Wassens (Anloo 11.03.1865), Gerrit in 1890 met Aaltje van Hinte (Maassluis 14.10.1867) en Willem in 1890 met Jacoba Dijkstra (Harderwijk 18.03.1868). Een aantal van de zonen gaan ook voor defensie werken, in verschillende functies. Als moeder Christina in 1926 overlijdt wordt Martinus Perin, de man van Frederica, de hoofdbewoner.. Aanvankelijk staat hij ingeschreven als winkelbediende, later als tekenaar. Ze blijven er lang wonen, tenminste tot 1936. Ze zijn alle twee 43 als ze trouwen en krijgen geen kinderen.
Er is veel bekend over de familie Bijvoet. Er is een prachtige site waar nog veel meer details te vinden zijn: www.bijvoet.org Daarin wordt ook uitgelegd dat de naam Bijvoet uiteindelijk afkomstig is van het plantje Bijvoet oftewel Artemisia Vulgaris.
Rond 1939 Gerardus Franciscus van Medevoort (Amsterdam 05.12.1866 – Menaldumadeel 07.02.1948), die getrouwd was met Geertruida van Helden (Dordrecht 04.08.1874 –Wieringen 07.11.1960). Hun dochter Geertruida Catharina (Amsterdam 18.07.1908) was in 1936 getrouwd met Bartholomeus Ijkelenstam (Utrecht 28.11.1909). Hun zoon Adriaan Johannes (Utrecht 02.04.1911) trouwde in 1938 met Henriette Charlotte Ijkelenstam (Utrecht 27.10.1911): dus een broer en zus trouwen met een zus en broer, zoals destijds vaker gebeurde. Hun zoon Gerardus Hendrik Willem (Amsterdam 07.04.1906 – Wieringen 03.02.1994) studeerde theologie, en trouwde in 1937 met Maria Carolo Lington (Amsterdam 16.12.1913 – Joure 06.09.1997), en werd dominee in verschillende plaatsen in Noord-Holland. Gerardus sr was meubelmaker van beroep. Ik schat dat de familie reageerde op de advertentie in het Utrechts Nieuwsblad; de huur was toen 32,50 gulden (14,75 euro) per maand.
26Bis
Op 13 mei 1903 werd als eerste ingeschreven Philippus Wilhelm Frans (Den Haag 13.08.1853 – Zeist 27.09.1912) met zijn vrouw Catharina Hendrica Wildering (Utrecht 24.08.1863 – Driebergen 21.01.1937), en hun dochter Catharina Hendrika (Utrecht 25.04.1892 – Utrecht 20.12.1913). In 1907 voegde zich bij hun Philippus Wilhelm Frederik (Utrecht 29.03.1882) geboren uit het eerdere huwelijk van Philippus sr met Christina de Haan (Kralingen 13.10.1850). Zowel Philippus sr als jr werkten bij de NS, Philippus jr ging later bij een verzekeringsbank werken. Hij trouwde in 1914 met Maria Elisabeth Van Lierop (Amsterdam 13.10.1889).
Rond 1920 kwam er wonen Anne van der Veer (Sneek 16.07.1869 – Zwartebroek [bij Barneveld] 29.03.1916) met zijn vrouw Jansje Wesselo (Utrecht 12.06.1878 – Utrecht 13.08.1962). Ze kregen twee dochters: Hendrika (“Riek”) (Utrecht 25.03.1903 – Utrecht 08.09.1919) en Berber van der Veer (Amsterdam 15.04.1902 – Bennekom 15.01.1975) en een zoon Pieter (Zwartebroek 18.06.1908). Anne was onderwijzer van beroep en werd uiteindelijk hoofdonderwijzer. Toen hij overleed bleef zijn vrouw Jansje tot tenminste 1940 op 26bis wonen. Berber trouwde in 1935 met Frederik (“Frits”) Jacobus Bernardus Schiebaan (Rotterdam 19.07.1903 – 05.12.1996).
26 is ook nu een woonhuis.
Hugo de Grootstraat 28
Net als bij nummer 24 en 26 wordt verwezen naar nummer 22 voor de bouwtekening omdat ze voor 22-28 in één keer werden ingediend.
De eerste bewoners werden ingeschreven op nummer 28 op 29 juli 1902. Het was de familie De Koff: vader Antoon Hendrik (Utrecht 09.09.1868), moeder Elisabeth Johanna Marijnus (Utrecht 22.01.1868 – Den Haag 27.12.1949), dochter Antonetta Hendrika (Utrecht 02.12.1898) en zoon Hendrikus Martinus (Utrecht 11.05.1897 – Utrecht 01.03.1935), en later werd er geboren dochter Elisabeth Johanna Antonia (Utrecht 25.12.1903). Vader werd toen ingeschreven als metselaar. Eind voorjaar 1906 verhuizen ze naar de Balkstraat 25. Vreemd genoeg zullen ze begin 1908 weer terugkomen om in zomer 1909 weer te verhuizen naar de Biltstraat 96. De reden hiervoor wordt niet vermeld.
In de periode dat de familie de Koff er niet woont, woont er Wilhelmina Carolina Friebart, de weduwe van apotheker Bernard Dwars, met haar zoon Bernard Dwars jr. Hun wedevaren staat uitgebreid beschreven onder nummer 26 waar ze vandaan kwamen. Mevr Dwars – Friebart zou naar Zeist verhuizen, Bernard jr naar Indië.
Daarna kwam er wonen Johannes Frederikus Ferree (Utrecht 26.04.1867 – Utrecht 22.03.1935), zijn vrouw Anna Theodora Henriette Hamelau Tacke (Utrecht 08.09.1869 – 1939) en hun kinderen Alida (Utrecht 17.08.1889 – Utrecht 29.09.1931), Cornelis Hendrikus (Utrecht 14.01.1891) en Anna Theodora Henriette (Utrecht 20.09.1894 – Utrecht 15.05.1930). Johannes jr (Utrecht 15.04.1888 – Utrecht 12.05.1910) was vlak er voor al overleden. Johannes is musicus van beroep, zijn dochter Alida is onderwijzeres. Zij trouwt in 1911 met Jan Rijlaarsdam (Delft 11.01.1887). Zoon Cornelis gaat in 1911 naar Indie. Moeder is de dochter van David Gustaaf Hamelau Tacke, toen de eigenaar van het pijpenmagazijn aan de Zadelstraat 13, wat diens vader in 1870 startte.
In het persoonsregister staat de familie de Koff voor een derde maal ingeschreven op nummer 28 van 1915 tot 1920. Antoon wordt dan niet meer aangeduid als metselaar maar als bouwkundige en aannemer. Tja. Zoon Hendrikus trouwt in 1924 met Jenneke Van Sijderveld (Utrecht 28.04.1898), Antonetta trouwt in 1928 met Johnnes Christiaan Franciscus Staal (Zwolle 09.05.1887 – Utrecht 12.04.1958) en in hetzelfde jaar trouwt Elisabeth met Jan Willem Ferdinand Sligting (Amsterdam 1898 – Velsen 14.02.1956).
Rond 1925 woonde er gedurende een aantal jaren de weduwe Anna Geertruida Wilhelmina Wentink (Den Haag 01.05.1876 – Rijswijk 30.09.1937), die haar man Pieter Willem Frederik van Es van Conkelenberghe (Den Haag tussen 1.1. en 22.04.1874 – Den Haag 14.02.1911) overleefde. Bij zijn overlijden stond hij te boek als kassier. Hun zoon was Johan George van Es van Conkelenberghe (Den Haag 17.10.1905). Hij trouwde in 1932 met Sara Dorothea Johanna van Beerschoten (Amsterdam 26.08.1910) en nam van zijn moeder een winkel over aan de Voorstraat 75. Op de site Huizen aan he Janskerkhof wordt de geschiedenis van het huis, wat vroeger een paardenstal was, tot in detail beschreven.
In de jaren 30 woonde er Benjamin Philippus De Jong (Utrecht 29.03.1890 – Utrecht 27.06.1962) met zijn vrouw Jeanette Diederika Struve (Amersfoort 03.04.1900). Hij scheidde van Jeanette in 1937 en trouwde in hetzelfde jaar met Maria van der Linden (Utrecht 07.08.1903). Benjamin werkte bij het Spoor. De huurprijs voor het benedenhuis was toen, in 1930, 475 gulden (215 euro) per jaar.
Rond 1940 kwam er te wonen Joseph Johan Alphonse Crollaer (Amsterdam 23.10.1878 – Doesburg 24.10.1965). Hij was eerst getrouwd met Marianne Kadiks die jong overleed (Rotterdam 20.12.1876 – De Bilt 21.09.1932). Daarna trouwde hij in 1933 met Jannetje van Wieringen (Kockengen 1914) van wie hij in 1941 scheidde.
28Bis
Op 30 0ctober 1902 werd als eerste ingeschreven Gerhard Middelbeek (Voorst 13.10.1854 – Utrecht 22.06.1939) met zijn vrouw Johanna van Daalen (Voorst 28.09.1863 – Hilversum 23.07.1951) en hun kinderen, de tweeling Barend en Gerhard jr (Utrecht 12.03.1900) en dochter Cunegunda (Utrecht 29.09.1901 – Utrecht 19.12.1905). Bij hen woonde ook nog in Wilhelmina Koordeman (Zutphen 13.03.1823 – Utrecht 28.01.1911), de moeder van Johanna. Ze verhuisden in juni 1903 naar de Johan de Wittstraat 7, en de familie wordt daar verder beschreven.
Na hen kwam Hendrikus Wilhelmus Roeby (Batavia 20.08.1871) met zijn vrouw Johanna Henriette Philippine De Riemer (Toeban 28.07.1874 – Hilversum 21.02.1958) en hun dochter Charlotte Johanna Sophia Wijnanda Roeby (Palimanan 21.01.1900). Aldaar werden nog geboren dochter Johanna Charlotte Wijnanda Sophia (Utrecht 23.02.1904) en zoon Wijnandus Lambertus Hendrikus Wilhelmus (Utrecht 20.08.1905). Hendrikus was luitenant bij de infanterie geweest, en ook zoon Wijnandus werd militair. Ze vertrokken naar Amsterdam in zomer 1906 maar gingen later weer terug naar Java. Charlotte trouwde er in 1919 met Jan Everts.
De volgende familie was de familie van Gelderen: vader Hona (Eibergen 23.12.1859 – Middelburg 15.06.1921), moeder Rosetta van Gelder (Rotterdam 10.08.1859), dochter Hanna (Soerabaya 07.03.1890), en zoon Jacob (Soerabaja 07.11.1900). Hona was ingenieur van beroep, en werkte aan de inpoldering van Walcheren. Ze verhuisden eind 1907 weer naar Den Haag. Jacob trouwde in 1922 met Sara Frederika Elisabeth Polak (Den Bosch 08.04.1898), Hanna in 1920 met Stephanus Abraham Blok (Groede 14.05.1899). De voornaam Hona wordt zowel voor jongens als meisjes gebruikt en komt af en toe voor in Joodse families. De betekenis ervan is niet goed bekend.
In mei 1908 kwam er de familie Bolt wonen. Margina Bennink (ook wel Marchiena Benninka) Bolt (Rozendaal [in Gelderland] 19.04.1850) werd opgegeven als hoofdbewoonster, en woonde er met haar zussen Alida Albertine (Rozendaal 08.08.1851 – Utrecht 22.09.1917) en Maria Geertruida (Arnhem 29.11.1856 – Breukelen 24.07.1931). In 1909, toen Maria Geertruida in Baarn ging wonen, voegde zich nog bij hen hun zus Petronella Everdina Bolt (Rozendaal 28.05.1853 – Utrecht 26.03.1922). Hun vader was de kunstschilder Cornelis Jan Bolt (Helpman 25.05.1823 – Utrecht 02.02.1879), en was getrouwd geweest met Geertruida Janssonius (Groningen 22.10.1825 – Utrecht 01.01.1906) die 10 kinderen kregen. Ze hebben lange tijd aan Maliesingel 42 (werd aanvankelijk genummerd als 27) gewoond, en kwamen over toen moeder en twee van hun broers waren overleden. Geen van de zussen was getrouwd, wat zeker voor die tijd erg uitzonderlijk was. Toen Petronella overleed in 1922 is Maria ook erna verhuisd, naar Breukelen. Twee van de kinderen noemden zich niet gewoon Bolt maar Bennink Bolt: Bennink was de achternaam van de moeder van moeder; waarom ze zich zo noemden is me niet bekend.
Nog in 1922 kwam er wonen Hendrik Cornelis Oudegeest (Utrecht 12.11.1878 – Utrecht 07.01.1931). Hij was in 1907 gehuwd met Adriana Van Driel (Utrecht 04.01.1884 – Ermelo 18.12.1950), en ze hadden een dochter Adriana Oudegeest (Utrecht 28.04.1908 – Johannesburg [Zuid-Afrika] 30.04.1983). Van hun zoon Willem Johannes Oudegeest is geen geboortedatum te vinden. Willem zou in 1940 trouwen met Antonia Catharina Swagers (Utrecht 21.11.1915 – Bilthoven 16.06.2012), Adriana trouwde met Willem Veenstra (21.04.1898 – Haarlem 11.09.1964). De vader van Hendrik was groefbidder van beroep: tegenwoordig zouden we zegger aanspreker, iemand die mensen uitnodigt om naar een begrafenis te gaan. De stad Utrecht had zelfs officieel het beroep “stads-groefbidder”, en de hoed van groefbidder Oudegeest wordt in het Centraal Museum bewaard.
Maar ook Hendrikus zelf had een bijzonder beroep: hij was leraar schoonschrijver. In zijn vrijetijd hield ie van schaken:
Wanneer precies hij kwam is niet duidelijk maar in ieder geval woonde rond 1940 Nicolaas Johannes Maria van Wensen (Ruwiel 15.08.1876) er. Hij was getrouwd geweest met Hendrika Wilhelmina Vendrik (Maarsseveen 20.03.1873 – Utrecht 30.05.1926). Ze kregen zover te vinden geen kinderen. Hij was ambtenaar bij de NS wat hij tot zijn pensionering op 1 juli 1941 bleef, en waarvoor hij een lintje kreeg. Of hij alleen woonde in het hele bovenhuis of toch mensen op kamers had, is niet terug te vinden.