Hugo de Grootstraat: oneven nummers

Bij de bouw van de huizen aan de Hugo de Grootstraat is men sneller gestart met de bouw van de huizen aan de oneven kant dan aan de even kant. De volgorde waarin er bewoners kwamen wonen aan de oneven kant was dat eerst nummer 3 bewoond werd (September 1901), kort daarna nummer 1 (december 1901), dat nummers 5 en 7 die tegelijk gebouwd werden min of meer tegelijk opgeleverd werden in april en mei 1902 respectievelijk, en dat 9, 11 en 13 tegelijk gebouwd werden, maar 9 sneller opgeleverd werd (oktober 1902) dan 13 (mei 1903) en 11 (augustus 1903). De meeste huizen aan de Maliesingel stonden er veel eerder (Maliesingel 55-63 werden tussen 1875 en 1890 gebouwd), maar Maliesingel 51-54 werden tegelijk gebouwd met de eerste huizen aan de oneven kant van de Hugo de Groot straat, en opgeleverd in november 1901. Aanvankelijk zouden er maar 5 huizen aan de oneven kant gebouwd worden, en pas rond 1900 werd besloten dat het er toch 7 zouden worden, waarbij de laatste drie ieder iets smaller zouden zijn.

Ik vond nog één ander verband tussen de huizen: huwelijken. In 1910 trouwde Jacob Smedes van nummer 16 met Neeltje van der Lip van nummer 24bis, en in 1966 trouwde RW Van Es van nummer 5, met MGW Knijff van nummer 11.

Hugo de Grootstraat 1

Hugo de Groot 1 werd tegelijk gebouwd met nummer 2 en met Johan de Wittstraat 1: alle 3 huizen hebben hetzelfde ontwerp, hoewel bij de afwerking en later er wel verschillen ontstonden.

Plan on drie dezelfde huizen achter elkaar te bouwen in Johan de Wittstraat en Hugo de Grootstraat. De weg langs de Oosterspoorweg werd toen nog Paralelweg genoemd (zoals het fietspad over de vroegere Oosterspoorweg na de Zonstraat nog steeds genoemd wordt).

Op 12 mei 1902 werd ingeschreven Johannes Crevecoeur (Den Haag 26.01.1861 – Amersfoort 09.10.1945), die chef de bureau was bij de Staatsspoorwegen, met zijn gezin: zijn vrouw Johanna Fricke (Utrecht 06.04.1857 – Utrecht 10.10.1936), dochter Gerardina (Zutphen 13.06.1888), zoon Johan (Zutphen 31.10.1889) en dochter Johanna (Arnhem 04.05.1892). Ook de moeder van Johannes, Johanna Tromp (Den Haag 10.05.1823 – Utrecht 01.02.1909), die inmiddels weduwe was, woonde bij hen.  Johannes zelf bleef zeer lang op nummer 1 wonen, ook toen zijn vrouw in 1935 overleed; pas rond 1940 vertrok hij. De kinderen verlieten wel geleidelijk aan het ouderlijk huis. Gerardina vertrok in 1910 naar Amsterdam, en huwde Anton Laterveer (Leiden 11.10.1879 – Arnhem 10.02.1951). Johan vertrok 1912 naar Den Haag waar hij technisch ambtenaar werd bij de Octrooiraad. Hij trouwde in 1918 met Wilhelmina Carriere (Den Haag 25.03.1889 – Haarlemmermeer 12.08.1941), die zelf ambtenaar was bij het bureau voor industriële eigendom; ze kregen 2 kinderen. Johanna huwde later Antonie Steven (Utrecht 16.02.1882 – Utrecht 24.12.1950). De naam Crevecoeur is bijzonder en is afgeleid van de naam van een militair oefenterrein van de gemeente Den Bosch zoals dat al in 1587, tijdens de tachtigjarige oorlog, gesticht was.

De schans Crevecoeur afgebeeld in de atlas van Loon uit 1649.

Hugo de Groot 1 is nu een studentenhuis van USC Utrecht (“het Corps”); dat is het al lang maar ik kan niet vinden precies hoe lang al. Maarten van Rossem was lid van USC en woonde in zijn studententijd in de Hugo de Grootstraat 1, wat aangeeft dat het al minstens sinds ~1965 een studentenhuis is.

1Bis

De eerst ingeschreven bewoner, op 20 dec 1901, was Dirk van Eck (Utrecht 21.07.1874 – Utrecht 30.03.1943), zijn vrouw Theodora Wintershoven (Utrecht 09.12.1876 – Oudenrijn 26.08.1953). Haar moeder Willemijntje van Garderen (Driebergen 22.11.1839 – Utrecht 24.10.1922) en hun inwonende dienstbode Adriana de Puis (Hilversum 29.02.1880). Ze kregen in 1905 een dochtertje dat bij de geboorte overleed. In 1907 werd er een zoon geboren, Wilhelm Theodoor van Eck (Utrecht 09.12.1907). Dirk werkte bij het spoor maar was ook organist van de Janskerk. Dat was een Bätz-Witte orgel dat pas in 1861 geplaatst werd, hoewel er vroeger al wel een De Swart orgel in de Janskerk zat. Het heeft een prachtige klank, en wordt veel voor concerten gebruikt. Het gezin verhuisde in Juli 1908 naar Tolsteegsingel 9.

Daarna, in juli 1908, arriveerde Hermanus Roos (Den Haag 25.03.1844 – Utrecht 22.10.1915), zijn vrouw Gezina Zwarts (Den Haag 05.01.1847 – Utrecht 14.03.1942), en hun kinderen Jan Dirk (Utrecht 31.12.1880 – Zeist 08.12.1958), Herman (Utrecht 23.06.1882), Albert (Utrecht 04.10.1884 – Utrecht 27.03.1936), Gezina (Utrecht 27.04.1887) en Elisabeth (Utrecht 16.07.1888 – Utrecht 28.11.1936). Jan Dirk en Herman werkten bij het spoor, net zoals hun vader Hermanus had gedaan, maar Herman werd later leraar aan de HBS; Albert was chef-klerk bij het spoor, Gezina was onderwijzeres en waarschijnlijk was ook Elisabeth onderwijzeres. Jan Dirk vertrok snel daarna naar Zwolle, trouwde met Marianne Bennink (De Bilt 20.12.1886 – De Bilt 01.08.1970), met wie hij drie kinderen kreeg (Henriette 1907-1991; Marianne 1909-1997; Jan 1910-1965) en 10 kleinkinderen. Herman trouwde in 1918 in Den Haag met Meiltje Woldering (Veendam 18.11.1995), met wie hij tenminste één zoon kreeg, Willem Roos (Boven Oosterdiep 10.03.1919) en een dochter Ineke (Veendam 30.12.1920 – Rotterdam 02.06.1983), die schilder van landschappen en havengezichten werd en 4 kinderen kreeg. Albert trouwde met Louise van Gruting (Utrecht 02.03 [?30.01].1890 – Utrecht 22.12.1930) in 1915, die samen een dochter Margaretha (Zeist 03.01.1917) kregen. Gezina bleef op 1bis wonen toen haar man in 1915 overleed, tot tenminste 1925.

Voor 1930 kwam er wonen Gerardus Nicolaas Van Donselaar (Bennebroek 12.10.1870 – Utrecht 15.12.1948), gehuwd in 1904 met Catharina Lagas (Utrecht 1880 – Vleuten 05.03.1964) die samen een zoon Johannes kregen (1906 – Utrecht 24.06.1943) en een dochter Titia (Utrecht 26.07.1907). Hij was hoofdonderwijzer. Zijn zoon Johannes had als partner Johanna Gerlach (Utrecht 21.07.1906) maar zover me bekend kregen ze samen geen kinderen. Johannes overleed jong, als 37 jarige.

Net als nummer 1 is 1bis al sinds vele jaren een studentenhuis.

Hugo de Grootstraat 3

De bouwtekening voor Hugo de Groot 3 werd in 1900 aan de gemeente aangeboden en goedgekeurd. De bouw moet snel gegaan want al in najaar 1901 konden de eerste bewoners intrekken.

De bouwtekening van Hugo de Grootstraat 3 uit 1900.

Op 28 oktober 1901 werd als eerste bewoner ingeschreven Andreas Waaldijk (Gorcum 04.07.1874 – Apeldoorn 15.03.1944), met zijn vrouw Maria Keijzer (Den Bosch 07.02.1878) met wie hij 2 weken er voor getrouwd was. Andreas was luitenant bij de infanterie. Ze verhuisden naar Den Bosch in december 1904. Er is weinig over hen te vinden, behalve dat het echtpaar gescheiden moet zijn of Maria jong overleden, want Andreas hertrouwde in 1919 met Trijntje Schoenmaker (Lonneker 08.12.1899 – Amersfoort 06.12.1973). Ze kregen één zoon, Floris (1918 – 1998).

De volgende bewoner was Jan Klompe (Dreischor [Zeeland] 11.06.1871) die adjunct inspecteur was van de arbeid, en er maar een paar maanden woonde voor hij weer vertrok naar de Tolsteegsingel 18 bis, en jaren erna, in 1909, naar Venlo. Nergens wordt vermeld dat hij een partner had, en ook verder is er uitzonderlijk weinig over hem te vinden.

Daarna kwam Jacob Henke (Amsterdam  19.11.1850 – Utrecht 12.04.1919) met zijn vrouw Catharina van Rijn (Utrecht 27.02.1860 – Den Haag 04.10.1943). Het echtpaar had geen levende kinderen, wel hadden ze kort na hun huwelijk op 22 september 1887 een doodgeboren kind gehad in 1888. Hij was gepensioneerd adjunct onderofficier maar werkte toen nog als boekhouder voor een cultureel bedrijf gericht op Indië van de familie Schas aan de Maliebaan 57. Ervoor was hij ook kastelein geweest van Sic Semper, het verenigingsgebouw op de hoek Nieuwe Gracht – Trans (Jacob woonde toen Trans 19). Ze woonden er ongeveer een jaar, zoals ze in de jaren ervoor telkens elke 2-3 jaar verhuisden binnen de stad.

Daarna kwam Pieter de Vries (Leeuwarden 12.12.1848 – Leeuwarden 07.01.1921) er wonen met zijn vrouw Elsje Vermeulen (Utrecht 16.01.1851 – Rotterdam 23.08.1932), dochter Janneke (Utrecht 04.12.1874 – Utrecht 16.08.1920) en zoon Jan (Utrecht 11.06.1885 ). Pieter was muziekleraar, Jan was kantoorbediende. Janneke trouwde in 1910 met Hendrik Van Berk (1870-1946) en verhuisde naar Nieuwe Gracht 22. Ze kregen geen kinderen, en Janneke overleed jong. Jan kan ik niet met zekerheid terugvoeren: het aantal “Jan-de-Vries-en” uit 1885 is nog steeds te groot daarvoor. De familie bleef er wonen ook na het overlijden van Pieter, tot tenminste 1925.

Daarna kwam er wonen H Smit jr, die winkelier was. Deze bood op 25 aug 1928 een bijzondere motor te koop aan: “een Indian, 7-9 pk, met snelheidsmeter, zoeklicht en nieuwe banden. Gegarandeerd zonder gebreken.”

Een Indian Power Plus motor uit 1920.

Het is een prachtige motor, die nu goud waard zou zijn; ik zag er op het internet nu een te koop staan voor 45.000 euro. De bewoners daar waren waarschijnlijk meer dan een liefhebber, want in 1949 werd ook een Rudge(-Whitworth), de kopklepper vorm, te koop aangeboden:

Een Rudge 500cc kopklepper uit 1924.

3Bis

Op 7 september 1901 werd als eerste ingeschreven Martinus Bruijel (Bergh [bij ’s Heerenberg, tegen de Duitse grens] 30.10.1875) met zijn vrouw Maria de Favauge (Haaften 26.02.1858). Hij was net gepromoveerd  als “doctor in de Nederlandse Letterkunde” door een proefschrift over “Het dialect van Elten-Bergh”, waar hij oorspronkelijk ook vandaan kwam. Zij was de dochter van burgemeester Wilt Adriaan de Favauge (inmiddels gescheiden van Naria’s moeder), en werkte als godsdienstonderwijzeres. Ze vertrokken een jaar later naar Haarlem waar hij leraar aan de HBS werd. Haar broer, Wilt Adriaan, notaris, trouwde met de zuster van Martinus, Aleida, zoals destijds vaak gebeurde.

Daarna kwam er wonen Frederik Knottenbelt (Utrecht 04.02.1879 – Oegstgeest 02.05.1916) met zijn vrouw Cornelia van Lith (Leiden 09.10.1879). Hij was kruidenier. Zij vertrokken ook al weer na een jaar, naar Baarn. Ze kregen daar een zoon, Frederik Knottenbelt (Utrecht 09.04.1906), en verhuisden vervolgens weer terug naar de Mauriststraat 58 en daarna Steenweg 70bis; daarna, in 1911, scheidde het echtpaar. In 1905 kwam Maurits Simons (Nijmegen 19.05.1877) met zijn vrouw Hedwig Ruf (St Gallen [Zwitserland] 16.01.1876). Hij was koopman in manufacturen, later werd er aan toegevoegd ‘van goud en zilver’. Hun zoon Abraham Simons (Utrecht 19.11.1905 ) werd er geboren. Ook zij woonden er maar een jaar, en vertrokken toen naar Zwitserland (Zürich). Ze zijn later gescheiden, en Maurits is in 1917 hertrouwd met Maria Dekker, met wie hij een voorkind had, Willy Simons (Rotterdam 24.08.1914). Maurits werd op 23 april 1942 in Rotterdam gearresteerd vanwege een valse opgave tav de aanmeldingsplicht voor joden. Hoewel hij later ontslagen werd, vrees ik dat het daarna niet goed is afgelopen: ik kan geen nadere gegevens van hem of zijn kinderen vinden.

Arrestatieverslag van Maurits Simons van 23 mei 1942.

In najaar 1906 kwam er wonen Maurits Mendels (Den Haag 25.12.1868 – Theresienstadt 03.06.1944) met zijn vrouw Henriette Stokvis (Den Haag 02.07.1872 – New York 1966) en dochter Judica Mendels (Zaandam 15.04.1906 – Luzern 30.07.1995). Hij was advocaat van beroep, werd lid van de gemeenteraad en van het Provinciebestuur, en zou later fractievoorzitter in de kamer worden voor de SDAP. Henriette was onderwijzeres en vertaalster. Ze verhuisden na 3 jaar, met dochter, naar Hilversum. Judica bleef ongehuwd, studeerde letteren in Amsterdam, en kwam te werken bij de KNAW waarbij ze het volledige werk van Antoni van Leeuwenhoek bewerkte. Hoewel ze een tijdje verbleef in kasteel De Schaffelaar in Barneveld (waar joden terecht kwamen die mochten blijven vanwege hun ‘maatschappelijke onmisbaarheid’) kwam ze in september 1943 in doorgangskamp Westerbork. Ze verbleef daar tot het eind van de oorlog, omdat ze er werkte als pleegmoeder in het kampweeshuis. Ze wordt uitvoerig beschreven en geprezen door Ed van Thijn, de latere burgemeester van Amsterdam, in zijn beschrijving over Westerbork. Ze overleeft de oorlog, emigreert met haar moeder naar de Verenigde Staten, promoveert en wordt uiteindelijk hoogleraar in de Duitse taal- en letterkunde aan het Canisius College in Buffalo, waar ze Judy genoemd wordt. Na haar emeritaat emigreert ze via Canada naar Zwitserland waar ze overlijdt.

Links vader Maurits Mendels in 1913; midden de hele familie met Judica in het midden onder; rechts Judica’s persoonsbewijs in Westerbork uit 1943.

In 1909 kwam er wonen Aleijda (“Heidi”) Van Woerden (Zwolle 18.10.1852 – Utrecht 01.04.1924), weduwe van Nicolaas Louis Van Woerden (Utrecht 20.01.1844 – Utrecht 09.02.1908), met dochter Albertine (Utrecht 02.10.1895) en zoon Albert (Utrecht 13.12.1896 – Utrecht 29.05.1961). De andere zoon, Nicolaas Louis (Utrecht 13.11.1873 – Utrecht 04.04.1947) was het huis al uit om medicijnen te gaan studeren. Vader had bij het spoor gewerkt, Albert werd notaris. Nicolaas jr. trouwde in 1909 met Annette Van den Chijs (Wageningen 23.02.1877) en kregen een zoon Anton (Utrecht 10.11.1915), Albert bleef ongehuwd en van Albertine zijn geen gegevens beschikbaar. Aleijda bleef er wonen tot haar overlijden in 1924, waarna haar zoon Albert hoofdbewoner werd.

Rond 1940 woonde er weduwe Johanna Maria Snoek (Utrecht 23.07.1898 – Nijmegen 17.10.1955),die gehuwd was met Johannes Vriens (Rotterdam 18.11.1866 – Utrecht 28.06.1934). Johannes was vroeger planter geweest in Indië en werd in Nederland leraar in exacte vakken. Ze kregen samen 5 kinderen (Jan, 1920-1996; Margot 1921-2013; Gerardus 1923-2010; Anki 1925-1986; Tonny 1930-1984). Het is niet bekend of de kinderen er ook gewoond hebben.

Nummer 3 is ook nu een woonhuis.

Hugo de Grootstraat 5

Hugo de Groot 5 en 7 werden tegelijk gebouwd, waarbij de bouwtekening in 1901 ter goedkeuring werd voorgelegd aan de gemeente.

Bouwtekening van Hugo de Grootstraat 5 en 7.

De eerst ingeschrevene, op 5 april 1902, was Johan Schuijt (Enkhuizen 18.11.1851 – Den Haag 15.07.1934) met zijn vrouw Maria Meijer (Amsterdam 10.10.1842 – Den Haag 12.11.1921) en dochter Johanna Schuijt (Enkhuizen 27.04.1879 – Haarlem 20.12.1968). Hij werd opgegeven als ‘zonder beroep’ wat uitzonderlijk is; bij geen enkele persoon zag ik dit eerder staan. Elders wordt opgegeven dat hij koopman en sigarenmaker is geweest. Het echtpaar had ook een zoon (Willem; Enkhuizen 25.04.1878 – Haarlem 04.03.1952) maar die woonde inmiddels niet meer bij hen. Hij was getrouwd met Catharina Westhoff (Nieuwer-Amstel 15.02.1883 – Haarlem 10.03.1944).  Zover bekend is Johanna nooit getrouwd en kreeg ze geen kinderen. Ze verhuisden in het voorjaar 1903 naar Apeldoorn. Er is verder nauwelijks wat over hen te vinden.

Daarna kwam er wonen Engelbertina Kraijenhoff (Nijmegen 04.11.1825 – Utrecht 21.05.1908) en haar inwonende dienstbode Jannetje Groot (Amsterdam 05.05.1882). Engelbertina kwam uit Arnhem. Ze woonde er 5 jaar, en overleed op nummer 5. Engelbertina is een zeer uitzonderlijke naam: in de hele site genealogie-online worden over alle jaren 49 mensen genoemd die zo heetten; op sites die namen van pasgeborenen aangeven, wordt aangegeven dat hij de laatste 10 jaar in Nederland, België, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk niet gegeven is. Het is een naam die zowel jongens als meisjes kunnen krijgen. De betekenis is ‘heldere engel’.

De volgende was Dirk Vleming (Utrecht 27.10.1882 – Utrecht 23.12.1939) met zijn vrouw Rosalia De Wild (Alkmaar 02.02.1881 – Utrecht 04.03.1933) en dochter Jeanne Vleming (Leeuwarden 29.07.1907 – Leusden 01.01.1992). Een jaar erna voegde zich bij hen de broer van Rosalia, Willem de Wild (Alkmaar 26.09.1894 – Chamby [Zwitserland] 03.07.1976) die toen nog scholier was. Dirk was luitenant van de infanterie, en werd later commandant van de Utrechtse brandweer.

Dirk Vleming als commandant van de Utrechtse brandweer

De hele familie verhuisde in mei 1911 naar de Biltstraat 212. Toen Rosalia in 1933 overleed hertrouwde Dirk in 1935 met Edith Edwards (Hampstead [UK] 03.12.1893). Jeanne trouwde eerst met Henri Crans (Den Haag 17.12.1897 – Den Haag 18.03.1969), van wie ze in 1935 scheidde, om vervolgens te hertrouwen met Jean Jacques Simons (Vleuten 23.05.1912 – Leusden 20.08.1994); Jean Jacques was ritmeester bij de huzaren.

Daarna woonden er vele jaren Hendrik van de Pol, (Nijkerk 19.04.1861 – Utrecht 10.10.1925) ambtenaar bij de Belastingdienst, met zijn vrouw Margaretha van Tuil (Zeist 06.09.1861 – Utrecht 03.08.1939). Het echtpaar had een zoontje Aalt verloren (Hatert 10.05.1899- Nijmegen 11.01.1901) en woonde er met hun kinderen Willem Hendrik (Hatert 01.04.1897 – Nijmegen 12.01.1988) en dochter Elizabeth (Hatert 13.07.1901 – Nijmegen 07.04.1944). Willem Hendrik was aanvankelijk leraar aardrijkskunde in Zeist, studeerde daarna theologie en filosofie, promoveerde in 1936, en werd in 1944 tot priester gewijd. Hij was adviseur van kardinaal De Jong op het gebied van de oecumene.  In 1948 werd hij hoogleraar aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen, waar hij veel publiceerde over de oecumene. Hij vond de scheidslijnen tussen de verschillende christelijke kerken klein. Hij had een belangrijke positie in de Wereldraad van Kerken. In 1967 nam hij afscheid als hoogleraar.

Prof. Willem Hendrik van de Pol; rechts de inaugurele rede van 6 december 2018 van prof. Peter Nissen over het werk van Willem Hendrik.

Margaretha bleef tot haar overlijden in 1939 op nummer 5 wonen. Dochter Elizabeth is zover bekend nooit getrouwd en kreeg geen kinderen. Tegelijk met de familie Van de Pol woonde er ook JC Zegers, onderwijzer, die er vanaf 1911 tot tenminste 1925 verbleef.

5Bis

Op 2 mei 1902 werd ingeschreven Frederik de Haas (Amsterdam 11.02.1822 – Utrecht 13.04.1906), zijn vrouw Trijntje van Amerongen (Harlingen 06.12.1851), zonen Frederik (Amsterdam 22.04.1878) en Willem (Amsterdam 13.12.1887) en dochter Catharina (Amsterdam 06.10.1884). Later voegde zich bij hen zoon Jan de Haas (Amsterdam 21.08.1882). Ze hadden nog een zon, Cornelis (24.10.1879 – 21.04.1956). Frederik jr. werd toen aangeduid als student, Willem als medisch student, Jan als bouwkundig tekenaar, Catharina als assistent apotheker. Van Frederik sr. werd nergens een beroep aangegeven; hij overleed in 1906, en de familie verhuisde daarna geleidelijk aan naar verschillende andere adressen, met name naar Soest. De naam De Haas komt zeer frequent in Nederland voor, ook met deze voornamen en geboorteplaats, en ondanks langdurig zoeken kan ik niet met zekerheid vaststellen wie zij verder zijn geweest.

Daarna kwam er de familie Verheul wonen: Josina Verheul – Kievit (Hendrik Ido Ambacht 31.07.1835), weduwe van Arie Verheul (Giessen-Nieuwkerk 10.03.1819 – Meeuwen 06.09.1878), en haar dochters Pietertje Verheul (Meeuwen 05.04.1880) en Regina Verheul  (Meeuwen 03.10.1865 – Haarlem 07.07.1942). Meeuwen is de gemeente waaronder Babyloniënbroek valt. Een zeer oud dorp, vlak bij Heusden, dat al in 1124 in geschriften genoemd wordt genoemd. Het bestaat nog steeds uit één straat, de Broeksestraat, en heeft 415 inwoners. Arie is er destijds schoolhoofd geweest, en er is nog steeds een basisschool (Den Biekurf). De naam Babyloniënbroek zou afkomstig zijn van Villa Babylonia die monniken er in de 8e-9e eeuw vestigden. Er is een prachtige prent van Cornelis Van Hardenbergh waarin hij de gevolgen voor het dorp van een watersnoodramp uit 1809 weergeeft.

Slotje (ook wel ‘Het Fort’ genoemd) in Babyloniënbroek dat een herbouwde versie is van Villa Babylonia. Rechts de gravure van Van Hardenbergh die de kapel van Babyloniënbroek weergeeft, met slachtoffers van de watersnoodramp van 1809 (bron: Rijksmuseum, Amsterdam).

Hun zoon Marius (Meeuwen 08.04.1874 – Doorn 19.12.1911) woonde niet bij hen. Arie en Josina hadden eerder een dochter verloren die ook Pietertje heette (Meeuwen 01.02.1867 – Meeuwen 01.07.1867). De andere Pietertje werkte bij de posterijen. Zij verhuisde naar de Korte Jansstraat 9 bis, moeder en Regina naar Laren op dezelfde dag in voorjaar 1911. Zover ik kan vinden zijn Regina en Pietertje geen van beiden ooit getrouwd en kregen ze geen kinderen.

Daarna waren de hoofdbewoners Willem Souman (Bergen op Zoom 06.10.1853) en zijn vrouw Engelina Galjaard (Den Haag 2 of 12.09.1853 – Vught 30.03.1944). Engelina kreeg eerder een kind als ongehuwde moeder (Engelina Jacoba Galjaard, Den Haag 01.03.1878 – Den Haag 07.03.1946) toen ze 24 jaar oud was. Het echtpaar kreeg samen geen kinderen. Engelina sr. werkte als naaister, Willem was militair. Haar dochter, Engelina jr., trouwde met Gerrit Hooft (Amsterdam 24.02.1869) en woonde een tijd in Breukelen. Zover bekend kregen ze geen kinderen.

Vanaf 1917 woonde er mevrouw Aleida Emilia Holm (Amsterdam 14.06.1849- Utrecht 19.07.1924), weduwe van Frederik Bakker (Haarlem 18.01.1842- Utrecht 23.03.1897). Zij was de moeder van Ina Boudier-Bakker (Amsterdam 15.04.1875 – Utrecht 26.12.1966), Rudolf Bakker (Amsterdam 01.01.1879 – Amsterdam 17.01.1881), die overleed aan kinkhoest, en een tweede zoon met dezelfde naam , Rudolf, die verstandelijk gehandicapt was en ook jong overleed (Amsterdam 1882 – Haarlem 13.02.1896); Aleida gaf haar man, die syfilis had, er de schuld van. Aleida, dochter van een bekend Amsterdams huisarts, woonde eerst met haar dochter en diens echtgenoot (Hendrik Anthonius Boudier, Zierikzee 12.03.1878 – Utrecht 18.06.1952) aan de Tolsteegsingel 29. Ina en haar echtgenoot verhuisden toen naar Vianen in 1917 (vanaf 1928 woonden ze weer in Utrecht, aan de Oude Gracht 333),  en haar moeder kwam naar de Hugo de Grootstraat, tot haar overlijden. We kennen Ina Boudier-Bakker natuurlijk als naamgeefster van het studentencomplex “IBB” hier vlakbij, als schrijfster, maar ook als iemand die bijeenkomsten hield in haar huis aan de Oude Gracht van het Cultuur- en Ontspanningscentrum (het latere COC en de LHBTI belangenverenging). Er werd door mensen van hetzelfde geslacht met elkaar gedanst, maar dat kon natuurlijk niet, dus politierazzia’s volgden, en de bijeenkomsten werden elders georganiseerd.

Aleida Bakker-Holm (rechts) met grootmoeder Klaziena Holm-Kater en dochter Ina Boudier-Bakker (midden) in 1905. Grootmoeder had een oog verloren en zou uiteindelijk blind worden.

5bis is daarna enige tijd pension geweest: vanaf 60 gulden (25 euro) per maand  een kamer te huur met vol pension. Erna kwam er wonen de weduwe Cozijn – Mozes. Het is niet helemaal zeker maar wel waarschijnlijk dat dit Esther Mozes was (Wageningen 06.08.1882 – Auschwitz 13.11.1942) die weduwe was van Abraham Cozijn (Wageningen 1879 – Zwolle 02.09.1912). Ze kregen samen een dochter Alida (Zwolle 05.03.1911 – Auschwitz 13.11.1942). Beiden zijn vermoord in Auschwitz. Alida was niet getrouwd en had geen kinderen.

Hugo de Groot 5 is nu ook woonhuis.

Hugo de Grootstraat 7

De bouwtekening van nummer 7 wordt onder nummer 5 gegeven. De familie Van Rennes was de eerste die op 2 dec. 1902 op nummer 7 werd ingeschreven: Izaak van Rennes (Utrecht 13.09.1844 – Maartensdijk 15.07.1904), zijn vrouw Jacoba Keers (Utrecht 20.04.1857 – Utrecht 16.04.1906) en hun dochter Francina Jacoba van Rennes (Utrecht 27.11.1881 – Naarden 28.08.1960). Waarschijnlijk hadden ze nog 2 kinderen maar die gegevens zijn niet vrij toegankelijk. Izaak was journalist bij “De Groene” en de “Nieuwe Rotterdamse Courant”, en gebruikte als pseudoniem Jan van ‘t Sticht. Hij schreef korte verhalen die wel als voorloper van de verhalen van Carmiggelt gezien kunnen worden, en was een erg bekend figuur in de stad. Hij beschreef ook de Utrechtse burgemeester Reiger: “De heer Reiger draagt zijn welig blond haar in het midden gescheiden, gebruikt geen pommade en kapt zich blijkbaar eigenhandig, want hij ziet er nooit uit of hij zoo van den kapper komt. Integendeel, er zit nogal eens een weerspannig haartje op zijn kruin, dat zich aan alle boeien onttrekt en, vrijmoedig als zijn drager, over alle andere de wereld in kijkt”. Izaak is oom van Catharina van Rennes, de componiste. Er staat een aardige beschrijving over hem en zijn werk in de Oud Utrecht (1961;34(12):137). De familie vertrokken in de zomer van 1904 naar Maartensdijk, waar Izaak zeer kort erna overleed. Francina trouwde met Hendrikus Van den Berg, ze kregen één kind, Petronella, die weer met een journalist huwde. Het lijkt er op dat de naam Van Rennes een verbastering is van Van Renesse. Verschillende sites melden dit, en zetten er bij dat de familie gelinkt kan worden aan de graven van Holland uit de 16e eeuw, en vandaaruit naar familieleden tot aan de 12e eeuw aan toe. Dat heb ik verder niet uitgezocht.

Daarna woonde er de familie Morhaus: Gerhard Morhaus (Hoorn 28.11.1864 – Driebergen 04.06.1950), zijn vrouw Antje Thomasz (Den Helder 17.09.1873 – Zeist 08.12.1947), zonen Johan (Den Helder 07.10.1896) en Gerard (Winschoten 29.10.1902) en dochter Anna (Amsterdam 14.09.1898). Gerhard werd na de HBS eerst 15 jaar lang machinist bij de Marine, waarna hij bij Werkspoor op de tekenkamer kwam, en bij de autofabriek Spijker. Hij was gepensioneerd leraar aan de ambachtsschool. Daarna werd hij in Winschoten bij het Nijverheidsonderwijs, en kwam naar Utrecht als onderdirecteur van de Nijverheidsschool in Utrecht, voor de technische vakken. Ze verhuisden in voorjaar 1910 naar de Willem Barentszstraat 69. Gerhard ging in 1930, na 25 jaar dienst, met pensioen. Johan trouwde in HongKong met Zinaida Baumann en werkte bij een handelsbank in China. Anna trouwde later met Johan Westhoff, inspecteur  van de werkverschaffing in Gelderland, die aan het eind van de Tweede Wereldoorlog overleed. Gerard huwde in Wonosobo met Suzanne van de Welle en werd landbouwkundig ingenieur bij de Koloniale Bank.

Links Gerhard Morhaus; midden zijn zoon Gerard op de tekening in het midden. De tekening is gemaakt tijdens WO II in het Japanse interneringskamp Tjimahi, waar een aantal mensen onder leiding van de scheikundige prof. Baars een gistfabriekje maakte, vooral om vitamine B te maken, maar ook om brood te kunnen maken. Ze haalden de benodigde stikstof uit ammoniak, als het moest uit de urine van mensen, en daar was de tekening rechts een aansporing toe (“Doet uw plicht. Denk om de gistfabriek. Om 8 u. m.v. moeten minstens 2 fusten vol en anders morgen GEEN BROOD!”). Gerards hielp bij dit proces. (tekeningen van J. van Wettum).

Daarna kwam er wonen Jan Schuiling (Wildervanck 13.06.1879 – ?[na 1936]) met zijn vrouw Marie Plate (Gennep 18.06.1886). Ze waren 2 weken er voor getrouwd. Jan was arts. Ze woonden er maar een jaar, toen verhuisden ze naar Rotterdam. Daar kregen ze tenminste één dochter, Anna Louise Schuiling (Rotterdam 13.08.1912 – Heemstede 13.02.2000). Het echtpaar is in 1921 gescheiden, Marie hertrouwde in 1922 met Cornelis Menschaar en Jan is hertrouwd met Regina Loock in 1926.

Volgende bewoners waren H Klomp, die werkte bij de Steenkolen HandelsVereniging, KJ De Haas, ingeschreven als handelaar, AL Mijerson, koopman, en AJJ Meijer die in assurantiën deed. Van hen is niet makkelijk meer te vinden omdat niet met zekerheid vaststaat wie zij precies waren. Ik denk wel dat AL Mijerson Arnold Lucien Mijerson is geweest (Amsterdam 03.12.1892 – Auschwitz 28.01.1944). Als dat zo is, was hij getrouwd met Johanna Cohen (Hengelo 18.09.1893 – Auschwitz 28.01.1944), en hadden ze twee kinderen, Alfred (Eindhoven 09.04.1922 – Auschwitz 28.01.1944) en Hortense (Utrecht 27.07.1928 – Auschwitz 28.01.1944), verhuisden ze in 1936 naar de Schoolstraat 12, en werden ze allen vermoord in Auschwitz in 1944.

7Bis

Op 1 mei 1902 werd ingeschreven Bartholomeus Verbrugge (Rotterdam 24.12.1854 – Utrecht 29.08.1935) en zijn huishoudster Wilhelmina Kluit (Brielle 30.07.1860 – Overschie 27.06.1932). Bartolomeus was adjunct hoofdinspecteur van de politie, in dienst getreden in 1886 en gestopt in 1918. Hij had zijn vrouw Jacoba Terpstra al in 1883 verloren, toen ze 29 jaar oud was, in het kraambed van hun zoon Derk (Rotterdam 24.03.1883) die toen ook overleed. Wilhelmina was ongehuwd en zou ongehuwd blijven; ze kreeg geen kinderen. Bartolomeus en Wilhelmina kwamen samen vanuit de Tolsteegsingel 15 bis, en verhuisden ook weer samen in voorjaar 1906 naar de Hamburgerstraat 17bis. Bartolomeus sr. is later in Utrecht hertrouwd, in 1929, met Hendrica van Ditmarsch.

De commissarissen en inspecteurs van het Utrechts politiecorps in 1909. 5e van links Bartholomeus Verbrugge.

Daarna kwam Maria Cornelissen (Vlissingen 25.01.1829 – Utrecht 04.12.1909), weduwe van E Wenckebach (Amsterdam 24.05.1813- Wijk bij Duurstede 26.04.1874), met haar dienstbode Paulina ter Hoeve (Jutphaas 10.07.1882). Maria woonde er 3 jaar, tot haar overlijden. Ze heeft drie kinderen gehad: Ludwig (12.01.1860-25.06.1937), Henri (27.06.1861-21.02.1924) en Karel (24.03.1864-11.10.1940). Haar echtgenoot Eduard was een pionier op het gebied van de draadtelegrafie, en legde de eerste lijn aan langs de spoorlijn Haarlem-Amsterdam in 1845. Hij is ook een bekend voorvechter van het humanitarisme geweest. Ludwig was een bekend schilder en illustrator van boeken, Henri werd directeur van de mijnen in Limburg en later de Hoogovens in Ijmuiden, en Karel is later hoogleraar cardiologie geworden in Groningen, en daarna Straatsburg en Wenen.

In 1910 kwam Hendrika van Gendt de Leeuw (Opheusden 16.05.1834 – Utrecht 10.01.1912) met gezelschapsdame Magdalena Bakvis (Rotterdam 27.05.1861 – Utrecht 05.10.1922) en dienstbode Antonia Schinkel (Ijsselstein 18.11.1875). Hendrika overleed 2 jaar erna. Ze is zover ik kan vinden nooit getrouwd en kreeg geen kinderen.

Vervolgens kwamen er wonen mejuffrouw J Hardebol, tot begin jaren 20, dr G Kraus, arts,  mejuffrouw H Coelingh, en rond 1930 mejuffrouw J van Vloten, bij wie tegelijk ook woonde E.U. Bruining, wiens beroep aangeduid wordt als ‘reiziger’. Rond 1940 woont er CJH Kuhne, pensionhouder. Zonder verdere gegevens is het niet goed mogelijk met zekerheid vast te stellen wie zij precies zijn geweest, omdat er telkens verschillende mensen te vinden waren met deze voorletters en achternaam die, ongehuwd, in Utrecht woonden.

Daarna woonde er de heer HD van Boon, die overleed op 14 december 1948 toen hij 86 jaar oud was.  Na hem was een van de bewoners Susanne Julie (“Puck”) van Oven (04.11.1909 – Utrecht 01(?02).08.1966, die ongehuwd bleef. Ze werkte als apotheker. Bijzonder is dat er wel een schilderij is van haar, gemaakt in 1933, door haar oom Coen van Oven.

Puck (Susanne Julie) Van Oven in 1933, geschilderd in het atelier van haar oom en door haar oom, Coen Van Oven (1833-1963). Het schilderij werd gemaakt ter gelegenheid van de zilveren bruiloft van haar ouders (bron: Stichting Coen Van Oven).

Nummer 7 is ook nu een woonhuis.

Hugo de Grootstraat 9

De eerste die werd ingeschreven was op 31 oktober 1902 Jan Huibert Smeets (Gulpen 15.09.1867 – Hengelo 28.01.1913) met zijn vrouw Henriette Walkate (Kampen 05.10.1872 – Kampen 28.04.1947) en hun dochters Henriette (Utrecht 20.07.1899) en Cornelia (Utrecht 19.08.1901). Hun inwonende dienstbode was Lubberta Bosch (Kampen 10.10.1879). Ze kwamen uit de Nachtegaalstraat 67, en verhuisden weer eind 1905 naar Johan van Oldenbarneveltlaan 5. Voor een meer uitvoerige beschrijving zie aldaar.

Daarna kwam begin 1906 Cornelis Kraijenhoff Sloot (Tienhoven 28.06.1856 – Utrecht 08.03.1931), zijn vrouw Charlotte Seibert (Friedberg 05.03.1873 – Utrecht 13.04.1945) en hun dochters Cornelia  (Utrecht 21.11.1902 – De Bilt 28.09.1965) en Wilhelmina (Utrecht 13.10.1904 – Driebergen 19.01.1967). Van tijd tot tijd hadden ze mensen op kamers, wat meestal leraressen waren, soms uit Duitsland. Een ervan was Catharina Schuitemaker (Medemblik 06.11.1851 – Utrecht 28.07.1919) die vanuit nummer 11 naar nummer 9 verhuisde. Ze vertrokken begin 1910 naar de Van Noortstraat 119. De naam van Cornelis is wat vreemd, omdat zijn ouders  Matthijs Sloot en Cornelia Kraijenhoff waren, en hij dus in feite Cornelis Sloot zou moeten heten. De reden ervoor is dat de familie Kraijenhoff van adel is, en zo de naam doorgegeven werd. Cornelis is een afstammeling van baron Cornelis Kraijenhoff (1758-1840), die arts was, uiteindelijk in het leger ook generaal-majoor werd, in dienst van Napoleon werkte (die een hoge pet van hem op had), en ook minister werd.  Hij werd in 1815 door koning Willem I in de adelstand verheven.

Baron Cornelis Kraijenhoff (1758-1840).

Bij Cornelis staat als beroep “adjunct commies ter secretarie” maar waar dit was (welke gemeente?) is niet duidelijk. Cornelia (die maar liefst 6 voornamen had) huwde in 1934 Peter van Dijk (Amsterdam 06.02.1904). Ik vond niet dat ze kinderen kregen. Wilhelmina is nooit getrouwd en kreeg geen kinderen.

In Februari 1910 kwam er de familie Damme wonen: Marinus Damme (Den Haag 17.12.1880 – Hilversum 24.06.1961), zijn vrouw Emilie Arntzenius (Sidoarjo 30.11.1883), hun zoon Marinus Damme (Tilburg 19.04.1906), dochter Emy Damme (Tilburg 26.07.1908 – Middelburg 10.08.1995) en de zus van moeder, Carolina Arntzenius (Sidoarjo 16.04.1882 – Batavia 08.06.1945). Marinus sr was werktuigkundig ingenieur bij het spoor en werd uiteindelijk directeur van NV Werkspoor. Hij was de drijvende kracht van de bouw van de werkplaats voor Werkspoor in Zuilen. Marinus sr. wordt vaak verward met zijn neef, die ook Marinus Damme heette, directeur van de PTT was en minister werd.

Een van de vuurloze stoomlocs die bij Werkspoor Zuilen gemaakt werd (1930).

Emy trouwt in 1931 met Johannes Hupkes (23.04.1908- Klosters [Zwitserland] 12.03.1976), tuinbouwkundige, en ze krijgen drie kinderen: Peter; Willem, 1933-1984; en Joan. Marinus jr. trouwt in 1931 met Elly Leegstra (Soerabaja 1909), van wie hij in 1943 weer scheidt. Carolina trouwt in 1913 met Johan Anton H van Leeuwen (Salatiga 01.03.1886), die resident is van Pekalongan op Java, en komt om aan hongeroedeem in kamp Sint Vincentius aldaar aan het eind van WO II.

Marinus sr. werd ook bestuurder van de Jaarbeurs; dat deed hij samen met Kraijenhoff, die eerder op nummer 9 woonde. Wellicht kenden ze elkaar daar van.

Marinus Damme (3e van links op de 2e rij) als bestuurder van de Jaarbeurs

Een tweede bijzonderheid die ik tegenkwam is dat in augustus 1907 de familie vanuit Tilburg op vakantie ging in Domburg en daar van Emilie een vakantiefotootje lieten maken in klederdracht (alle vakantiegangers werden toen geregistreerd):

Emilie Damme – Arntzenius op vakantie in 1907 in Zeeland; op de achterkant zette ze Emy Damme, geh Arntzenius (fotograaf: E Helder, Middelburg).

Rond 1915 komt er te wonen Johannes Antonie Thoomes (Utrecht 20.05.1878 – Heerenveen 03.01.1951) met zijn vrouw Johanna Louisa Kijftenbelt (Winterswijk 05.05.1872 – Heerenveen 31.07.1949), met hun kinderen Johannes (Utrecht 02.06.1904), Jan Gerhard (Utrecht 24.11.1909 – Baarn 14.03.2004), en Wilhelmina (Utrecht 01.01.1911). Daar wordt ook hun zoon Richeld (Utrecht 15.07.1915 – 20.02.1986) geboren. Johannes was kantoorbediende, en Johanna was onderwijzeres handwerken. Jan Gerhard trouwde met Elly van der Schoot (Semarang 07.02.1917 – Ede 09.06.1996), en ze kregen 4 kinderen: Frederik 1947-2010; Hugo 1953-2000; en twee kinderen die nu nog in leven zijn en van wie dus de gegevens niet beschikbaar zijn; ze hebben tenminste 9 kleinkinderen.  Richeld trouwt later met Elisabeth Cramer. Wilhelmina werd eind jaren 20 lid van de Blauwe Week Commissie, tegen het alcoholgebruik, voor welk werk ze ook geridderd werd. De commissie maakte fantastische posters, waarvoor je meteen zou stoppen met alcohol drinken.

Posters van de Blauwe Week Commissie uit 1928 (links) en 1936 (rechts)

Rond 1920 kwam er op kamers wonen Cornelia (“Cor”) Jacoba Beijen (Barneveld 26.05.1844 – Garderen 1926). Eerder woonde ze ook op kamers op verschillende adressen, waarna ze telkens vertrok naar Zwitserland. Na wat zoeken vond ik dat het een nogal avontuurlijke dame was, en erg op haar onafhankelijkheid stond. Ze werkte veelal als gouvernante bij welgestelde families (haar vader was arts in Barneveld). Ze kreeg als 31 jarige een zoon Pieter Hendrik (20-04.1876), officieel zonder dat de vader bekend was, maar iedereen dacht dat Pieter Hendrik van de Wall Repelaer (uit de adellijke familie) dat was. Ze werd nog eens moeder, nu in Zwitserland, van een dochter Katharina Adelaide Lindsay (La Tour de Peilz 25.11.1881), waarvan de vader iemand uit de Schotse Lindsay clan was. Ze is nooit met hem getrouwd omdat hij enkele dagen voor de trouwdag een fatale val van zijn paard maakte. Haar beide kinderen leefden in Zwitserland, en vandaar het op en neer gereis. Ze verhuisde mee naar Est met haar dochter en diens man, en overleed kort erna. Haar dochter werd overigens 100 jaar oud.

Cornelia Jacoba Beijen (bron: het beijen.net)

Ik vond ook de huurprijs van die tijd van het bovenhuis: 50 gulden per maand (22,60 euro). In 1925 woonde er Jacob van Kampen (~1864- Utrecht 25.03.1927), die chef was bij het provinciaal elektriciteitsbedrijf in Utrecht (velen beter bekend als de PUEM). Hij woonde er met vrouw en kinderen. Daarna, rond 1930, woonde er mevrouw W Broekema. Ze zette advertenties in het Utrechts Nieuwsblad dat men kamers bij haar kon huren, zodat ze in feite als pensionhoudster functioneerde. Uiteraard wilde ze alleen nette mensen.

Advertentie van mevr Broekema in het Utrechts Nieuwsblad in September 1933.

 In 1940 woonde er Jan Hendrik Prins (Slochteren 16.07.1906 – Maarssen 12.11.1988). Hij was getrouwd met Aaltje Nieborg (Foxhol 10.03.1908 – Maarssen 12.06.1991) en had drie kinderen (gegevens nog niet openbaar). Hij was chef expeditie, maar het is niet bekend van welk bedrijf.

Het huis werd, verhuurd, in 1952 geveild en gekocht voor 5025 gulden (~2300 euro).

Nummer 9 is ook nu een woonhuis.

Hugo de Grootstraat 11

De eerste die werd ingeschreven was op 27 augustus 1903 Jan van der Bilt (Kapelle 23.04.1876 – Doorn 21.09.1962), zijn vrouw Petronella Vernee (Scheveningen 28.06.1876 – Amstelveen 21.06.1951) en hun inwonende dienstbode Grietje van Dijk (De Bilt 11.07.1881). Later werd er hun dochter Catherine geboren (Utrecht 02.04.1906). Jan was luitenant ter zee geweest maar werkte toen als observator bij de Sterrenwacht. Hij had ook eerst op de Zonnenburg gewoond. Hij zou later lector sterrenkunde aan de RU Utrecht worden. Ze verhuisden in 1906 naar de Maliesingel 58. In 1918 zijn ze gescheiden.

Daarna kwam de familie Hillen: Hendrik Hillen (Heijthuijsen [bij Roermond] 13.08.1852), zijn vrouw Maria Holt (Haarlem 09.07.1865 – 1936) en hun zonen Johannes (“Jean”) (Blerick 11.12.1902 – Kamerik 08.01.1962) en Frederic (Blerick 24.01.1904). Hendrik was ingenieur. Ze kwamen uit Namen, en verhuisden in 1910 weer naar Maasbree. Jean trouwde in 1930 met Antonia Hauser (Rotterdam 04.02.1905); nergens wordt melding gemaakt dat ze kinderen kregen.

Daarna woonde er Leendert Hakkert (Rhenen 02.07.1880 – Jutphaas 11.09.1930), zijn vrouw Johanna Leurink (Apeldoorn 28.03.1886 ->1973) en hun dochter Jeanette Hakkert (Utrecht 27.01.1910). Later werd ook hun zoon geboren, Willem Hakkert (Utrecht 22.11.1911). De moeder van Leendert, Jeannette Lucia van Diggelen (Nederhemert 06.05.1845 – 1931) voegde zich bij hen in 1912; een paar jaar ervoor had zij haar brouwerij “Weduwe W. Hakkert” gesloten. Leendert was bloemist bij  Knopper, die een grote bloemisterij Aurora in de Korte Jansstraat had, Johanna was onderwijzeres, net als haar vader was geweest. Jeanette trouwde in 1935 met Frederik Bauer (Geertruidenberg 21.10.1901).

Korte Jansstraat 23 waar bloemisterij Aurora zat. In 1904 gebouwd; het beeld op de gevel stelt Flora voor, de Romeinse bloemengodin (bron: Utrechts archief).

Rond 1915 woonde er H de Bruijn, stoffeerder, waar ik geen details van kan vinden die ik met zekerheid aan hem kan koppelen. Later voegde zich bij hem W van Heukelom. Er is maar één man bekend in het Utrechts archief met deze achternaam en voorletter, en dat is Walrave van Heukelom (Amsterdam 03.12.1879 – Utrecht 17.01.1961). De naam Walrave als voornaam is zeer uitzonderlijk, maar er zijn wel 26 mensen die zo heten en de achternaam Van Heukelom hebben. Ook nu is er in Nederland tenminste één persoon die Walrave van Heukelom heet. De naam kwam vooral voor bij adellijke geslachten in de 14e en 15e eeuw. Men vermoedt dat de naam Germaans van oorsprong is waarbij Wal beschermer op het slagveld betekent en Rave naar de vogel verwijst die vereerd werd door de Germanen. Walrave van Heukelom is twee maal getrouwd geweest, en ten tijde dat hij op nummer 11 woonde was hij getrouwd met Lubiena Juliena Modderman (Arnhem ~1880 – Utrecht 19.04.1949). ik vond niet dat hij kinderen kreeg. Ik vond geen beroep maar hij moet van gegoede afkomst geweest zijn, net als zijn vrouw die uit de De Ranitz familie stamde.

Tussen 1920 en 1924 woont er kort de familie Mazirel: vader Hendrik Mazirel (1878 [?1877])- Utrecht 01.03.1923), moeder Marie Elisabeth Mazirel – Bollinger (1870 – 1949) en dochter Laura (“Lau”) (Utrecht 29.11.1907 – Saint Martin de la Mer [Frankrijk] 20.11.1974). De huurprijs die ze moesten betalen was 32 gulden (~14,50 euro) per maand. Moeder was directrice van de Utrechtse Fröbelschool aan de Frans Halsstraat 20, die in 1920 gestart was. Dochter Lau, flink beïnvloed door haar pacifistische ouders, vestigde zich later in de socialistische commune Het Rode Klooster, en werd sociaal advocate, pleitbezorgster voor gelijke rechten en was later actief in het verzet. Ze was betrokken bij de aanslag op het bevolkingsregister in Amsterdam in 1943. Ze was ook politiek actief, met name in de PSP.

Lau Mazirel

Eind 1924 wordt vermeld dat er woonde R Rijksen, Dzn. Makelaar. Waarschijnlijk is dit Rijk Rijksen (Utrecht 05.10.1882). Hij komt uit een groot gezin met meer dan 10 kinderen, die allemaal in de bouw werkten.  Bij hem voegde zich rond 1930 J Haitsma, reiziger. Het is niet mogelijk precies vast te stellen wie hij is geweest. Het huis wordt verkocht in 1936 voor 5200 gulden (~2350 euro). Vanaf 1940 woonde er L van Gelderen, pensionhouder, en ik vond nog dat in de jaren 60 er de familie Heesen woonde. Johan Heesen (12.10.1921 – Utrecht 25.10.1964) was in 1941 getrouwd met Anna Maria Keegel (Utrecht 1923) maar in 1946 al weer van haar gescheiden. Hij had een stratenmakersbedrijf, samen met de heer F Stomphorst.

Nummer 11 is ook nu een woonhuis.

Hugo de Grootstraat 13

De bouwtekening voor de nummers 9, 11, en 13 werd tegelijk ingediend bij de gemeente in 1901. Er moesten 3 in plaats van de oorspronkelijke 2 huizen op die plek gebouwd worden, en nummer 13 moest wat minder diep worden vanwege de naastgelegen spoorlijn maar dat laatste kon gecompenseerd worden door een iets breder huis.

Bouwtekening van Hugo de Grootstraat 9, 11 en 13 uit 1901.

De eerste die werd ingeschreven was op 14 mei 1903 Jan Van der Lip (Utrecht 26.02.1855 – Utrecht 21.03.1914), zijn vrouw Johanna Deele (Leiden 23.10.1856 – Utrecht 09.11.1938), hun zoon Jan Hendrik (Utrecht 30.04.1885) en dochter Susanna (Utrecht 05.02.1889). Hij was grossier van beroep, Jan Hendrik werkte bij het spoor. Ze vertrokken weer in 1906 naar de Weerdsingel 11. Jan Hendrik trouwde met Anna Brigitta van der Lee (Den Haag 10.11.1886- Den Haag 04.01.1938) in 1911, en samen kregen ze twee zonen Jan Hendrik (Amersfoort 07.05.1914) en Hendrik Willem (Amersfoort 09.04.1919). Susanna trouwde met de arts Ferdinand Scholte (Rotterdam 27.03.1897 – Amsterdam 30.03.1969) in 1931, maar scheidde weer van hem in 1937. Zover bekend kreeg zij geen kinderen.

Ze hadden een paar mensen op kamers, zoals jonkheer Karel Johan Schorer (Poppelsdorf [bij Bonn]27.08.1870 – Utrecht 31.01.1942) die advocaat was en later lid werd van de gemeenteraad en provinciale staten, en deken van de advocatuur, maar ook verdienstelijk tekenaar en houtsnijwerker (hij zou een jonkvrouwe huwen, en twee van zijn 3 kinderen deden dat ook); Mattheus Esser (Amsterdam 28.10.1881) die scholier was aan het gymnasium; jonkvrouwe Jacqueline Schorer (Bliitersdorf [gemeente Godesberg] 28.12.1871 – Leysin [Zwitserland] 12.07.1917), die familie was van Karel en net als hij tot de Zeeuwse adellijke Schorer – Radermacher familie behoorde; Frans van Maanen (Utrecht 26.12.1880 – Zeist 05.04.1941) die filosofie studeerde; en Guillaume Leignes Bakhoven (Kampen 27.02.1880 – Driebergen 25.12.1933) die ingenieur was bij het Spoor. Laatstgenoemde verhuisde mee naar de Weerdsingel.

Jonkheer Karel Johan Schorer

Voorjaar 1907 werd ingeschreven Arie van der Hulst (Rotterdam 17.08.1875 – Baarn 17.10.1964), zijn vrouw Sophie Braams (Rotterdam 06.05.1871 – Bilthoven 18.07.1955) en hun zonen Adrianus (Utrecht 01.06.1899 – Velsen 02.11.1989), Arie Joseph (Utrecht 02.06.1901), en Johan (Utrecht 15.04.1906). Hij was papierhandelaar hoewel in de gemeentearchieven staat dat hij grossier was. Ze kwamen van Hugo de Groot 8, en in voorjaar 1911 verhuisden ze weer naar de Kievitdwarsstraat 15. Daarna werd nog geboren hun dochter Anna Maria (Rotterdam 22.05.1912). Adrianus werd winkelier en trouwde met Cornelia Krijnen (Texel  02.04.1899 – Velsen 01.06.1992). Arie Joseph trouwde in 1925 met Maria van der Sandt (Rotterdam 06.04.1900). Er is opvallend weinig over de familie bekend; de reden ervoor ken ik niet.

Daarna kwam er wonen A Waasdorp; hij was leraar. Zonder nadere gegevens bleek het niet mogelijk met zekerheid vast te stellen wie hij verder was. Daarna kwam Arie Cornelis Bosson (Maartensdijk 25.07.1875 – Bilthoven 09.11.1965), die leraar schoonschrijven was. Hij was getrouwd met Jacoba de Kroon (Amsterdam 29.03.1874 – Bilthoven 06.12.1959), en ze kregen een zoon, Hendrik Cornelis (Utrecht 03.03.1906 – Utrecht 08.02.1907) die 11 maanden oud werd. Ik vond nergens dat ze nog meer kinderen kregen. Hij woonde er tot ongeveer 1930.

De volgende bewoner was weer iemand die bij het spoor werkte: het stond volgens het adresboek op naam van Jan Willem Entrop (Utrecht 04.06.1857 – Utrecht 05.06.1914) maar waarschijnlijk was zijn zoon Jan Willem (Utrecht 01.04.1888) de hoofdbewoner. Zijn moeder (Hendrika Vorkink, Utrecht 31.05.1857 – Utrecht 09.08.1935) was toen nog net in leven of net overleden. De familie had eerder al op Hugo de Groot 10 bis gewoond (zie daar). De laatsten van wie opgegeven wordt dat zij er woonden, waren de weduwe J van Osnabrugge en de familie De Groot – Beuming. Dat is zonder verdere gegevens niet goed verder na te gaan.

Nummer 13 is ook nu een woonhuis.