Johan de Witstraat

Johan de Wittstraat 1

Het bouwplan van het huis Johan de Wittstraat 1 werd ingediend tegelijk met het bouwplan voor dat van Hugo de Groot 1 en 2, en aan de buitenkant zijn ze inderdaad hetzelfde, behalve dan de dakkapellen. Of de huizen uiteindelijk in hun uitvoering binnenin alle drie hetzelfde zijn geworden weet  ik niet, wellicht dat in de loop van de tijd nog wel wat veranderingen aan zijn aangebracht:

Bouwplan Johan de Wittstraat 1 en Hugo de Grootstraat 1 en 2
Bouwplan Johan de Wittstraat 1 en Hugo de Grootstraat 1 en 2

Op 12 mei 1903 werd als eerste bewoner van Johan de Wittstraat 1 ingeschreven Adrianus van Veen, geb. 09.10.1862 samen met Jacoba Aletta Kukuffsky, geb. 16.04.1854, beiden ook van oorsprong Utrechtenaren (Kukuffsky lijkt een Poolse naam maar tot nu toe vond ik de naam alleen in Nederland, vooral Utrecht en daarvoor West Brabant). Ze waren niet lang ervoor, op 28 februari 1901, getrouwd, en kwamen vanuit Achter St. Pieter 13. Hij was boekhouder, van haar wordt geen beroep genoemd. Ze hadden geen kinderen. Na 2 jaar verhuisden ze naar de Voorstraat 21 maar kwamen 2 jaar later weer terug, nu naar nummer 7 (zie daar). Hij overleed in 1921, zij in 1937. Overigens, zoals in die tijd veel gebeurde, was zijn zus, Geertruida, getrouwd met haar broer, Johan.

De familie Floberg kwam er daarna wonen, met 2 kinderen, en ook zij gingen al na 3 jaar weer naar de Oudwijkerlaan 15. Daarna woonde er kort de familie Tadema, en daarna gedurende langere tijd de familie Van Rijn (moeder heette Adriana van Laarhoven), met toen 6 kinderen (het werden er 9; drie overleden in hun eerste jaar). Twee jongens zijn zeer waarschijnlijk langdurig ziek geweest want ze verhuisden als kind tussentijds voor 1 of 2 jaar naar Grave waar toen ook al een instituut (Sint Henricus, van de fraters van Tilburg) was voor slechtzienden, en er was ook een verpleegkundige, Carolina van der Kellen, die bij het gezin inwoonde. Beide zonen zijn later wel getrouwd, maar beiden kregen geen kinderen. Ik heb niet kunnen vinden wat ze hadden.

Schoolklas van Sint Henricus in Tilburg voor slechtszienden
Schoolklas van Sint Henricus in Tilburg voor slechtzienden

Het huis is zover bekend altijd woonhuis geweest. Sinds 1967 woont er de familie Gieling, waarschijnlijk de familie die het langst in ons buurtje woont.

1Bis

Ook op 1 bis woonden er natuurlijk mensen. De eerst ingeschrevene, op 4 juli 1902, zijn Evert Opperhuizen geb. 30.06.1856 en Maria Braat geb. 27.07.1854. Hij was ambtenaar bij de belastingdienst en werd deurwaarder, zij was molenaarsdochter maar ik vond van haar zelf geen beroep. Ze waren in 1881 getrouwd en hadden geen kinderen. Ze woonden ervoor aan het Lucas Bolwerk 22, en gingen daarna wonen aan de Mariaplaats 10bis. Maar ze waren niet de enigen: een paar maanden nadat zij er gingen wonen kwam ook Helena Geldman geb. 25.05.1884, er wonen (ze was dienstbode), en enkele weken erna Pieter Corver geb. 24.02.1850 (gepensioneerde). Die laatste woonde er maar 10 dagen! Hij is kapitein geweest bij de KNIL. Zijn vrouw, Barbera Kersemackers, heeft nooit bij hem gewoond, waarschijnlijk omdat zij verbleef in Indonesië waar ze uiteindelijk ook is overleden. Hij is verhuisd naar het krankzinnigengesticht Meer en Berg (in Bloemendaal; wat later Santpoort werd genoemd) waar hij 4 jaar later overleed. Hij heeft wellicht dementie gehad: mensen met dementie werden in die tijd opgenomen in een krankzinnigengesticht. In zijn plaats kwam er de van oorsprong Duitse student Karl Emrich geb. 24.03.1980 er wonen die na een jaar weer naar de Brouwerstraat 69 verhuisde. En toen Helena Geldman wegging kwam Petronella Meeuwsen geb. 08.11.1883 er wonen; ook zij was dienstbode, die na een jaar weer naar de Choorstraat 16 verhuisde. In feite woonden er dus al die tijd telkens 4 mensen, ondanks al dat verhuizen.

Daarna heeft de hoofdredacteur van het Utrechts Nieuwsblad, Herman Kernkamp, met zijn vrouw Christina Colenbrander er gewoond. Ze kregen daar hun zoon Johannes. Hun dienstbode was Margaretha Vermeulen, en ook de zus van mevrouw, Cornelia Colenbrander, trok bij hen in.  Behalve de zus verhuisde iedereen daarna naar de Corn. Evertsenstr 15.

In oktober 1905 kwam de familie Henri Linskens en Catharina Linskens-Fuhrmann er wonen, direct na hun trouwen, met hun dochter Maria. Later werden hun zonen Carel en Henri en dochter Dorothea er geboren. Het lijkt er op dat ze niet zo gelukkig ware met hun dienstbodes, want ik vond er 8 ingeschreven op hun adres in een periode van 3 jaar, die elkaar telkens precies aflosten. Hij was handelsreiziger van beroep, van haar vond ik geen beroep.

Daarna heeft mevrouw Angenieta Heineke – De Kruijff (Maartensdijk 09.09.1856), weduwe van Daniel Heineke sinds 1912, er lang gewoond, tot ze op 29.06.1929 overleed.

Ook nu is nummer 1 een woonhuis met verschillende bewoners.

Johan de Wittstraat 2

De huizen Johan de Wittstraat 2 en 4 werden te gelijk gebouwd in 1901, op verzoek van de eerste bewoner van nummer 2, de familie Van Osnabrugge:

Bouwtekening van Johan de Wittstraat 2 en 4 uit 1901 (bron: Utrechts Archief)

Jan van Osnabrugge (Tull en ‘t Waal 02.05.1864 – Zeist 07.08.1931) betrok het pand op 30 mei 1902, samen met zijn vrouw Marina Gijsberta Radix (Utrecht 02.07.1869 – Utrecht 24.13.1913) en hun 4 kinderen Gerrit (17.06.1893), Anthonie (03.06.1895), Jacomina (05.09.1897), Gerritje (01.09.1899) en Jan (31.03.1902) en hun dienstbode Dirkje Breemer (Amersfoort 12.07.1885). Later werden er nog meer kinderen geboren Catharina (27.11.1903), Gerdina (02.04.1907) en Anthonia (03.11.1908 – 15.01.1909); ze kregen in 1905 en 1911 ook nog twee doodgeboren zoontjes. In de burgerlijke stand staat Jan vermeld als metselaar, in het telefoonboek als bouwkundige. Tja. Zijn oudste zoon wordt genoemd als timmerman. Ze kwamen van de Weerdsingel OZ 80. Marina overleed jong, de anderen zijn er blijven wonen tot tenminste 1925, of verlieten het huis eerder omdat ze trouwden. Jan kreeg daarna een relatie met Neeltje den Hartog (Groot Ammers ?.?.1874). Heel even heeft in het begin boven hen Evert Opperhuizen gewoond, die het jaar erna (in 1903) naar nummer 1bis verhuisde (zie daar).

Rond 1930 is er de familie Hol komen wonen, waarvan de twee generaties er zijn blijven wonen tot eind jaren 90 of begin 2000. De eerste generatie was Hendrik Hol (Houten 30.11.1881] – Utrecht 24.06.1950) en zijn vrouw Johanna (“Joke”) Van Haren (Leersum 21.12.1882 – 24.10.1976). Hij was winkelier aan de Schoutenstraat 5, en verkocht sigaren. Ze hadden 3 kinderen, waarvan een Tijda (“Tijsje”)  was (Utrecht 19.03.1910 – Utrecht 05.06.1973) die  getrouwd was met Arnoud Joachim Hugo Arnaud Buse (Doesburg 13.07.1892 – 03.03.1945); ze zijn altijd bij hun ouders blijven wonen en hadden geen kinderen. De tweede was Henk Hol (17.11.1907-11.12.1986), die makelaar was (van Hol en Molenbeek), nooit trouwde en zo ver bekend geen kinderen kreeg. De derde was Jacobus (“Co”) Hol (Utrecht 26.12.1918 – 20.12.2008) die getrouwd was met Jacobje (“Joke”) Grietje Wielinga (09.12.1924 – 19.09.2006); ze hadden geen kinderen. Ik heb niet veel over hen kunnen vinden. Zover bekend had Co geen beroep. Wel stond er in de krant op 20 sept 1964 dat er bij Co een “koer duif” was komen aanvliegen. Hij en zijn zus hadden sowieso wat met vogels: ik heb hem zelf ook gekend toen hij daar woonde, en hij deed altijd de deur open met een parkiet op zijn schouder, en ook zijn zus liep vaak met een vogel op haar schouder. In WOII heeft moeder Hol-van Haren (die de baas in huis was) een Joodse onderduiker bij hen in het souterrain gehad, Hermann Bäck (Jablonicz [Slowakije] 09.01.1875 – Utrecht 11.09.1943), die een goudsmid was uit Wenen maar bij zijn broer Jacques verbleef, maar daar niet kon blijven. Hij is in die tijd overleden, en in Bilthoven begraven onder de naam Hermann Beck.

Het huis is ook nu een woonhuis.

Johan de Wittstraat 3

De woonhuizen Johan de Wittstraat 3 en 5 werden tegelijk gebouwd, op basis van een gezamenlijke bouwtekening uit 1901:

Bouwtekening van Johan de Wittstraat 3 en 5 uit 1901 (bron: Utrechts Archief)

De eerst bekende bewoner van Johan de Wittstraat 3, vanaf 28 april 1903, is mevr Geertruida Engelbregt  (Delft 12.02.1848), weduwe van Constantinus Hafkemeijer (Den Haag 1832 – Utrecht 27.11.1894), haar twee dochters Johanna Hafkemeijer (Den Bosch 25.11.1872 – Wamel 16.01.1956), Francoise Hafkemeijer (Delft 25.11.1879) en haar zonen Petrus (Delft 06.01.1882) en Henri (Delft 28.11.1884; hij kwam iets later omdat hij eerst zijn dienstplicht vervulde in Breda). Josiena Slot (Jutphaas 30.10.1881) en later Anna van Pesselen (Jutphaas 23.01.1885) woonden in als diensbode. De familie kwam uit de Schalkwijkstraat 2, en Geetruida, Petrus en Henri verhuisden op 12 april 1906 weer naar de Hugo de Grootstr 2bis toen beide dochters het huis uit waren. Er waren overigens nog 2 dochters (Marie en Antoinette) en twee zonen (Wilhelm en Bernhard) die al het huis uit waren bij de komst naar de Johan de Wittstraat. Volgens de site van de pastorie van Meddo is er daar nog een zoon pastoor geweest: Gerhard (Delft 27.06.1883 – Almelo 02.11.1935). Nergens wordt vermeld wat het beroep was van Constantinus of Geetruida.

Daarna kwam er Willemke Schuurmans (Grouw 17.07.1837, weduwe van JJ Koopmans) er wonen met haar dochter Martha Koopmans (Akkrum 16.11.1879), en in 1908 kwam er Willem-Jan Van Zutphen (Utrecht 30.10.1881) wonen met zijn vrouw Maria Helweg (Amsterdam 04.03.1884). Ze kregen er twee dochters, Henriette (23.02.1914) en Willy (31.05.1919). Willem Jan was rijksschatter van beroep, dwz dat hij in dienst was van de belastingdienst en goederen op waarde schatte. Hij woonde waarschijnlijk toch liever boven dan beneden, want vanaf 1925 wordt aangegeven dat hij in het bovenhuis op 3bis woonde. Hij is er lang blijven wonen, tenminste tot 1941, maar daarna is de bewoning moeilijk na te gaan.

3Bis

Op 3bis was de eerste bewoner Jan Hendrik Backer van Leuven (Harderwijk 29.03.1876 – Utrecht 04.03.1906), met zijn vrouw Geetruida Van der Monde (Utrecht 26.11.1882 – Utrecht 09.01.1960) en hun dienstbode Anna De Wilt (Utrecht 08.08.1876). De familie kreeg een zoon George op 13.05.1904 (overleden Arnhem 22.07.1958). Jan was makelaar bij de firma Waltman & co en overleed op jonge leeftijd, en een half jaar erna vertrokken zijn vrouw en zoon naar de FC Donderstraat 35. George werd later journalist.

Daarna kwam er wonen August Adriaan Pulle (Arnhem 10.01.1878 – Utrecht 28.02.1955) en zijn vrouw Elisabeth Kamerling (Leeuwarden 22.07.1879 – Baarn 19.05.1947) met hun dienstbode Geertruida De Ruiter (Loenen 28.12.1887). Hun zonen August (16.02.1908) en Hugo (17.08.1910 – 1943) werden er geboren. August was een befaamd botanicus, en hoogleraar aan de Rijks Universiteit Utrecht. Hij heeft veel gedaan om de plantenrijkdom van Suriname te beschrijven, maar hij ging ook op expeditie op Java en Nieuw-Guinea (zie boek Jan Oost). Hij is ook 19 jaar lang directeur geweest van de Hortus Botanicus, en gedurende een jaar (1929) ook rector magnificus van de RUU. Een beschrijving van zijn leven en werken is te vinden op zijn Wikipediapagina. De familie vertrok weer in april 1912 naar de Willem Barentszstraat 83, waar ook hun dochter Elisabeth geboren werd op 24 mei 1917. August junior werd tabaksplanter van beroep te Kwala Bingei in Nederlands Indië. Mogelijk is zijn broer met hem meegegaan want beiden zaten in Japanse concentratiekampen waar Hugo overleed op 20.03.1943 in Rintin [Thailand].

Prof. dr. August Pulle, botanicus, en de omslag van een boek dat zijn tocht naar Nieuw Guinea beschrijft.

Johan de Wittstraat 3 is ook nu een woonhuis.

Johan de Wittstraat 4

Johan de Wittstraat 4 werd tegelijk gebouwd met nummer 2 in 1901 (zie aldaar). De eerste bewoner was Frans Alexander van Eelde (Utrecht 24.06.1865), zijn vrouw Clara Scheuer (Rotterdam 09.05.1872 – Den Haag 07.12.1955) met hun zoon Anton (San Jose [USA] 23.06.1896) en dochter Christina (San Jose [USA] 20.03.1898), die er op 26 december 1902 gingen wonen. De familie Van Eelde was de bekendste zoutziedersfamilie van Nederland. Al in 1666 werd door Simon Abbinga octrooi verleend om een zoutziederij te starten aan de Catharijnesingel buiten de Weerdpoort. Zo kon enerzijds het zeewater en soms ook ruwe zout, plus de turf als brandstof, aangevoerd worden, en het afgewerkte zout weer afgevoerd worden. De zoutziederij ging over van generatie op generatie, kreeg de naam “De Eendragt” (net als de ook bekende zoutziederij in Alkmaar) en kwam in 1750 in handen van de familie Van Eelde. Het was de enige zoutziederij in de provincie (in heel Nederland waren er 86). Anthonie van Eelde (1828-1902), de vader van Frans, mechaniseerde het bedrijf, en rond 1900 was de jaaromzet 1300 ton zout, vrijwel voldoende om heel Nederland van zout te voorzien. Maar ja, toen werden in Oost Nederland, en met name bij Boekelo, enorme hoeveelheden zoutlagen in de bodem gevonden, en dat zout was vele malen goedkoper te winnen. Per 31 december 1923 werd de zoutziederij opgeheven. Er zijn op het internet een aantal boeken te vinden die deze geschiedenis tot in detail beschrijven (een ervan door [en dit verzin je niet] CA Pekelharing…).

Hoe een zoutziederij precies werkte kun je op Wikipedia of andere sites vinden. Er is een schoolplaat uit ~1870 uit Utrecht die het aardig laat zien:

Utrechtse “Lummel” schoolplaat uit ~1870 die een zoutziederij uitbeeldt.

De familie heeft ongeveer 15 jaar in de Johan de Wittstraat gewoond. Daarna heeft de familie Visser er tenminste 40 jaar gewoond. Hij was procuratiehouder. Helaas is met deze achternaam en niet meer identificerende gegevens het erg moeilijk meer over hem te vinden. Ik vond een overlijdensadvertentie waarin genoemd werd dat Christina van Kooten, oud 76 jaar, overleden was op 03.04.1955 en familie was van HCD Visser, H Visser-van Kooten, AM Kors-Visser, N Visser en HJ Visser-Markvoort, met Johan de Witt 4 als correspondentieadres. Maar ook zo lukte het me niet de juiste Visser te vinden in de ~600,000 entries voor “Visser’s” die in de archieven genoemd staan.

Johan de Wittstraat 4 is nu al vele jaren een studentenhuis, eigendom van de SSH.

Johan de Wittstraat 5

De eerste bewoners van het huis waren de familie Troelstra beneden en de heer Loran boven. Anne Troelstra was predikant, en welbekend in Utrecht:

Portret van predikant Troelstra
Portret van predikant Troelstra

Hij was getrouwd met Silena Baert, en zij woonden er met hun kinderen Marius en Ruud, en later werd ook hun zoon Sjerp er geboren. Ze verhuisden daarna naar de Kromme Nieuw Gracht 90 bis. Er is na zijn overlijden zelfs een boek over hem geschreven: “Ter herinnering aan dr A Troelstra: in leven predikant der Nederl Hervormde Kerk” wat de Utrechtse Universiteitsbibliotheek in haar bezit heeft. De andere bewoner, Jan Anthony Loran (1845-1914), stond ingeschreven als bouwkundige maar was in feite tuinarchitect. Hij had voor hij in de Johan de Wittstraat ging wonen de tuinen rond Hoogeland aan de kop van de Maliebaan ontworpen, en was samen met Henri Copijn ook voor het Wilhelminapark verantwoordelijk. Hij was getrouwd met Anna Nahuijsen. Ze hadden 4 kinderen maar zover ik weet hebben die op nummer 5 niet bij hen gewoon. Ze verhuisden later naar nummer 9, en daar voegden hun kinderen zich wel bij hen (zie daar)..

Johan de Wittstraat 5 is ook het eerste huis dat de Stichting Studenten Huisvesting / SSH in 1956 in Utrecht opkocht. Het startte in 1957, toen zag het er zo uit:

Johan de Wittstraat 5 in 1957
Johan de Wittstraat 5 in 1957 (bron: Utrechts Archief)

Er woonden toen 14 meisjes in het huis. De huurprijs was 32 gulden per maand. Er was een huis-oudste die in het souterrain in de tuinkamer woonde. Er was aanvankelijk geen douche in huis, die kwam na een tijdje beneden, bij de kamer van de huis-oudste. De bewoonsters moesten voor die tijd naar het badhuis OZEBI in de Biltstraat of het badhuis in de Homeruslaan gaan als ze wilden douchen. Toen de SSH 60 jaar bestond, heeft de SSH haar best gedaan om contact te krijgen met de eerste bewoonsters. Dat lukte bij een van hen, mevrouw Josien Zimmerman. Er staat een aardig interview met haar in de DUIC.

Het huis kreeg tussen 1958 en 1962 geregeld bezoek van prinses Irene die toen in Lievendaal woonde (het witte huis links op de heuvel als je over  de Maliebrug komt), omdat ze in Utrecht Spaans studeerde. Een van de toenmalige buren, de familie Wildschut van Johan de Wittstraat 6, vertelden dat de hele straat in die tijd bezoek kreeg van mensen van een beveiligingsdienst, met het verzoek het stil te houden dat de prinses zo vaak daar was.

Johan de Wittstraat 5 is ook nu nog een huis van de SSH, met 9 bewoners.

Johan de Wittstraat 6

De eerste bewoners kwamen op nummer 6 wonen op 9 september 1902. Het huis werd gebouwd tegelijk met nummer 8.

Bouwtekening van Johan de Wittstraat 6 en 8 uit 1901 (bron: Utrechts Archief)

In 1922 werd nummer 6 aangepast zodat er op de eerste verdieping een erker ontstond in plaats van een balkon.

Bouwtekening voor de erker van Johan de Wittstraat 6 uit 1922 (bron: Utrechts Archief)

Thomas Bloemkolk (Den Haag 16.07.1842 – Utrecht 06.03.1920), zijn vrouw Johanna Bleuzé (Haarlem 04.02.1847 – Utrecht 02.02.1931), en hun zonen Johan (Breda 06.07.1885 – Gendringen 18.01.1953), Willem (Bergen of Zoom 14.08.1877 – Zeist 14.03.1944) en dochter Johanna Wilhelmina (Breda 24 [?27].09.1879), en iets later kwam hun dienstbode Dientje van Straaten (Utrecht 09.06.1884) er ook wonen. Ze hadden nog een zoon, Charles (Bergen op Zoom 24.04.1875 – Bussum 09.10.1940) die zou trouwen met Adriana de Feijter (Zaamslag 14.02.1885 – Bussum 06.03.1971) en bij Rijkswaterstaat zou gaan werken. In 1907 voegde zich bij hen ook Maria Bloemkolk – Snel (Den Haag 04.08.1838), na het overlijden van haar echtgenoot Teunis Bloemkolk (1841 – 1907). Thomas wordt in de analen eerst adjudant-onderofficier genoemd, later administrateur in het ziekenhuis. Er is verder over zijn wel en wee weinig bekend. Willem werd in 1909 opgenomen in een krankzinnigengesticht (vroeger werden ook mensen met een verstandelijke handicap daar opgenomen; Willem is daarna niet meer ergens anders gaan wonen en nooit getrouwd), Johan verhuisde naar Zutphen waar hij trouwde met Geertruida van Omme  (Wageningen 04.04.1887 – Gendringe 31.01.1967) en later vestigde hij zich in Gendringen als veearts. Johanna Wilhelmina trouwde haar neef Willem Bloemkolk; ze kregen geen kinderen. De hele familie lijkt te zijn verhuisd naar 6bis, omdat hun namen (en die van de familie Bokma de Boer) zowel op 6 als 6bis genoemd worden. Ze bleven in ieder geval daar tot het overlijden van Thomas wonen. Op 6 (of misschien toch 6bis) kwamen er toen wonen Mindert Bokma de Boer (Leeuwarden 10.07.1847 – Utrecht 24.11.1909) en zijn vrouw Anna van Wagtendonk (Enkhuizen 03.01.1865 – Utrecht 28.09.1941). Mindert overleed terwijl ze er woonden, zijn weduwe bleef er wonen tot begin jaren 20. Daarna kwam er Jan Albracht wonen. Ik denk dat hij van de firma Albracht was waar men plastic artikelen maakte maar welke vooral functioneerde als boekbinderij ; ik kan daar echter niet zeker van zijn.

Firma Albracht aan de Bolstraat 20 en 27.

Een aantal van de ouderen van ons zullen zich ook de familie Wildschut – Van Hoorn (Wim en Sjaan) herinneren, die jarenlang (waarschijnlijk bijna 50 jaar!) er woonden. Wim en Sjaan waren een soort ‘videocamera’ voor de straat: ze zaten altijd voor het raam, en zagen alles. Als je je sleutel in de deur liet zitten werd je binnen 5 minuten gebeld, en als er iemand die dag voor je deur had gestaan terwijl je er niet was, werd je dat precies verteld. Met Sjaan kon je eindeloos kletsen. We kunnen ons herinneren dat ze ons vertelde over een vroegere buurman op nummer 9 “hij zegt wel dat ie dokter is, maar er staat gewoon arts op zijn deur”. Het waren schatten van mensen, en nooit vroeg je ze iets vergeefs. Wim overleed in februari 2007, Sjaan in september 2020.

6Bis

Op 6bis was de eerste bewoner Dirk Reeskamp (Utrecht 05.12.1874 – Utrecht 24.01.1939), zijn vrouw Anthonia van Lankeren (Utrecht 06.10.1873 – Utrecht 14.05.1912), hun dochter Hermina (Utrecht 04.07.1901), en hun dienstbode Maria de Kleuver (Utrecht 14.07.1881). Hun dochter Paulina (Utrecht 04.11.1902 – Utrecht 07.12.1988) werd er geboren. Dirk was schilder van beroep, en kwam uit de Griftstraat 2bis. Ze verhuisden al weer binnen een jaar naar de Willem Barentszstraat 69.

Daarna woonde er korte tijd Peter Goldman (Hila [eiland Ambon] 27.06.1867 – Pretoria 20.01.1930), zijn vrouw Catharina Kossen (Delft 16.09.1864) en hun zonen Evert (Delft 17.03.1898 – Zuid Afrika 1955) en Henri (Brussel 01.09.1900). De familie Goldman was van adel (Peter’s grootvader werd in 1838 tot jonkheer benoemd vanwege zijn inspanningen in het bestuur van Indië).

Wapen van de familie Goldman

Peter werd geregistreerd als archivaris van het staatsarchief  van Zuid Afrika maar bleek later  secretaris te zijn van de geheime dienst  van de republiek Zuid Afrika. De hele familie verhuisde in maart 1904 naar Transvaal. Evert trouwde (in Pretoria) met Louisa Frida van der Merwe (Lijdenburg 14.06.1909), Henri trouwde met Isabella Mabel Carlisli (Ladysmith, Zuid Afrika 06.08.1901).

Daarna hebben een aantal families (Iestra; Broekman; Pijpers; Plantinga; etc) op 6bis gewoond. Zonder meer gegevens is het niet goed mogelijk na te gaan wie zij precies geweest zijn.

Van één familie weten we wel meer. Dat komt omdat van de huidige bewoners een stukje in de krant stond in de zomer van 2020, tijdens de corona epidemie, waarbij moeder met haar dochter buiten voor de deur zich vermaakten. Daar reageerde een vroegere bewoner op, van de familie Tonus. De familie Tonus heeft van 1950 tot 1961 op 6bis gewoond. Het gezin bestond uit vader Judocus (“Dook”) Nicolaas Maria Tonus (Bunnik 15.04.1913), moeder Ali Epping (geboren in Bunnik op dezelfde dag als haar echtgenoot!), en 10 kinderen waarvan er drie geboren zijn terwijl ze op 6bis woonden. De familie komt van oorsprong uit de regio Veendam. Opa Hermannus Hilbrandus Tonus (Veendam 24.02.1866 – Amsterdam 25.08.1948) was onderwijzer van beroep en werd hoofd van de katholieke school in Bunnik. Judocus was slager, en werkte samen met Ali in hun slagerij in de Nachtegaalstraat 38 (waar nu de eetwinkel DaDo zit). Helaas had de WO II en alles wat Dook toen had meegemaakt, grote sporen bij hem achtergelaten, wat uiteindelijk de reden was waarom hij met de slagerij moest stoppen. De vroegere bewoner meldde nog dat de kinderen graag en veel buiten speelden, met de vele buurtkinderen. Zij stuurde een prachtige foto mee:

Acht van de 10 kinderen van de familie Tonus met een van de buurtkinderen (Nico Bols, van de Maliesingel om de hoek; rechts bovenaan) op de stoep voor 6bis in Juni 1959 (de oudste twee waren er niet). Degene die net buiten de leuning links staat, is Anton, die later een bekend slager zou worden aan de Jutphaseweg 93 (die slagerij zit er nog steeds, inmiddels wel overgenomen door een ander maar nog steeds een goede slager).

De familie beschreef ook de treinen die vanuit het Maliebaan station als ziekentreinen gingen naar Lourdes. Dat was een enorm gedoe met vele ziekenauto’s  en andere auto’s van het Rode Kruis op het voorplein. In de krant ‘De Oud Utrechter’ van 7 februari 2017 beschrijft Frans van Diermen, die toen in de Johan de Wittstraat woonde, precies hetzelfde. Het verlies van het plein als voetbal terrein tijdens zulke periodes vonden ze nog het ergst. De familie meldt ook weer het voordeel als de mensen terugkwamen: dan hadden ze stokbroden bij zich, uit Frankrijk, en zelfs al waren ze een beetje oud, ze waren wel erg lekker!

Op 12 augustus 2022 kwam de familie nog eens langs, met z’n negenen (een zus was overleden) en namen ze dezelfde foto nog een keer:

Negen van de 10 kinderen Tonus voor hun vroegere huis Johan de Wittstraat 6bis op 12 augustus 2022, met een foto erbij van hun overleden zus.

De jongste is nu 67, de oudste 82.  Er werden eindeloos herinneringen opgehaald en anekdotes verteld. De buren Hol aan de ene kant en Wildschut en Fiscalini aan de andere kant werden uitvoerig beschreven. Ook het studentenhuis 5 aan de overkant was hen goed bekend, waarbij de heren bij herhaling vertelden dat studentes minder preuts waren dan anderen in die tijd en zij dat nooit erg hebben gevonden. Er werd verhaald over het voetballen in de straat zelf, tegen de muren van Hugo de Grootstraat 28 en 30. ‘Tante’ Diny (Jansen; een echte Amsterdamse die tot op hoge leeftijd op nummer 28 woonde) kenden ze vooral als degene bij wie ze televisie mochten kijken. In de muur van nummer 30 hebben zij en vele van de andere buren hun initialen gegraveerd:

Ingegraveerde namen en initialen van de familie Tonus en andere buurtkinderen. Het beroemde hartje ontbreekt natuurlijk ook niet, waarbij de familie niet bleek te weten dat DT (Dook Tonus) ‘op’ A is geweest (A staat voor Annelieke van Gelderen in Johan de ?Wittstraat 7bis woonde)

Ook nu is 6 een woonhuis.

Johan de Wittstraat 7

De huizen Johan de Wittstraat 7 en 9 werden tegelijk gebouwd. Vanwege de ligging tov de Hugo de Grootstraat moest de tuin van nummer 9 wel korter worden dan die van nummer 7. Nummer 7 is grotendeels nog in de originele staat; alleen het balkon voor werd er in 1986 er af gehaald om meer licht in de huiskamer te krijgen.

De eerst ingeschreven persoon in het benedenhuis, op 24 juni 1903, was Gerhard Middelbeek (Voorst 13.10.1854 – Utrecht 22.06.1939) met zijn vrouw Johanna van Daalen (Voorst 28.09.1863 – Hilversum 23.07.1951) en hun kinderen, de tweeling Barend en Gerhard jr (Utrecht 12.03.1900) en dochter Cunegunda (Utrecht 29.09.1901 – Utrecht 19.12.1905). Johanna was hoog zwanger toen ze verhuisden, en beviel 6 weken erna van zoon Wilhelmus (Utrecht 12.08.1903). Hun inwonende dienstbode was Huibertje Ponssen (Utrecht 30.09.1887). Bij hen woonde ook nog in Wilhelmina Koordeman (Zutphen 13.03.1823 – Utrecht 28.01.1911), de moeder van Johanna. Gerhard was eerder gehuwd geweest met Wilhelmina Schaap (Warnsveld 02.09.1849 – Den Haag 25.06.1919) met wie hij een dochter kreeg, Cunegunda (Apeldoorn 05.09.1885 – ’t Loo 23.04.1886) die op de leeftijd van 7 maanden overleed. De echtscheiding werd uitgesproken in 1899, en weken erna trouwde hij Johanna. Barend overleed terwijl hij op 7 woonde, 5 jaar oud (Utrecht, 23.12.1905). Ze kwamen van Hugo de Grootstr 28bis, en zijn in mei 1905 weer vertrokken naar Abstederdijk 190, inclusief oma Wilhelmina. Cunegunda overleed kort erna, 4 jaar oud. Later hadden ze nog het ongeluk een dochtertje Alida te krijgen (Utrecht ?.03.1908 – Utrecht 22.07.1908) dat maar 4 maanden oud werd. De oorzaak van alle vroegtijdig overlijden wordt nergens vermeld. Johanna werd het begrijpelijkerwijs allemaal te veel, en ze werd later, in 1910, opgenomen in een krankzinnigengesticht. Gerhard sr scheidde van haar in november 1935. Gerhard jr trouwde in 1924 met Anna Chatelain (Utrecht 01.05.1899 – Utrecht 18.12.1981) van wie hij in mei 1940 zich weer liet scheiden. Gegevens over Wilhelmus ontbreken volledig.

Daarna kwam er Herman Jelmer Karel Hinlopen (Den Haag 23.01.1881 – Den Haag 09.08.1911), samenwonend met Antonia Henrietta Aalders (Den Haag 23.05.1885). Of zij fungeerde als dienstbode of dat ze een andere relatie hadden, weet ik niet. Hij was medisch student en moest wel van gegoede komaf zijn geweest om als hoofdbewoner ingeschreven te worden. Dat klopt, zijn vader was Alexander Hinlopen, advocaat en procureur. De familie Hinlopen was bovendien lange tijd eigenaar geweest van landgoed Pijnenburg, wat grenst aan het landgoed van Paleis Soestdijk.

Landgoed Pijnenburg in 1840

Beiden verhuisden terug naar Den Haag in jan 1907. Of hij zijn studie afmaakte is de vraag: bij zijn overlijden werd genoemd dat hij zonder beroep was. Zijn moeder had nog wel een levenloos geboren kind gehad in 1871 maar verder had hij geen broers of zussen. Toen hij  overleed waren zijn beide ouders al overleden.

Overlijdensbericht van Herman Hinlopen in de Nieuwe Courant in 1911

Toen kwam kort erna Adrianus van Veen (Utrecht 09.10.1862 – Utrecht 16.08.1921) en zijn vrouw Jacoba Kukuffsky (Utrecht 16.04.1854 – Utrecht 29.06.1937). Blijkbaar vonden ze de buurt toch leuk: ze hadden eerst gewoond op nummer 1, en waren in 1905 vandaar verhuisd naar de Voorstraat 21, maar kwamen dus opnieuw hier wonen. Ze waren in 1901 getrouwd, Jacoba was toen 46 jaar, kinderen kregen ze niet meer. Adrianus was boekhouder van beroep. Ze bleven op 7 wonen tot Adrianus overleed op de leeftijd van 58 jaar, zijn weduwe Jacoba verhuisde een paar jaar erna.

In 1930 kwam er wonen Amalia Busselman (Groningen 16.10.1878). Ze was onderwijzeres, in 1893 uit Groningen naar Utrecht verhuisd samen met haar ouders en broers en zussen, en had ervoor op een aantal andere plaatsen in Utrecht gewoond.  Ze verhuisde in 1933 naar de FC Donderstraat, eerst nummer 14, daarna 55. Er is niet veel over haar te vinden, hoewel er wel een brief lijkt te bestaan die ze in 1910 stuurde aan de bekende Nederlandse dichter Albert Verwey (1865-1937). Over het hoe en waarom en waar dit in gepubliceerd is, kan ik niet vinden.

Daarna woonde er Th. (Theo?) Miltenburg, waarvan werd aangegeven dat hij/zij suppoost was van beroep.  Ik wist niet dat Miltenburg zo’n veel voorkomende naam was in Utrecht: in die periode waren er meer dan 1000 bekend. Ik kan dan ook niet met zekerheid meer over hem vinden.

Tussen 1950 en 1958 was er in nummer 7 een wasserij, van A.M. Schuurman. Het geheel zat in het souterrain: de was werd aangeleverd door de kleine raampjes aan de voorkant, waarachter een enorm aanrecht stond. Waar de ketels stonden weet ik niet maar ik vermoed in de kleine kamer achter. Maar de firma Schuurman had ook connecties met de grote stoomwasserij vlakbij, De Zon. Die stond in de Zonstraat 25, en lag met de achtergevel tegen de Minstroom aan, wat het was-proces en watervoorziening sterk vereenvoudigde. Het kan dus zijn dat het feitelijke wassen daar gebeurde.

De Zonstraat in 1912

Er waren voor de wasserij een paar mensen aangetrokken alleen voor het strijken. Er waren niet minder dan 177 wasserijen in de provincie Utrecht in die tijd, dus adverteren was erg belangrijk. Toch lukte het niet: in 1958 werd de wasserij gesloten, en ik schat dat de geleidelijke beschikbaarheid van warm water voor velen daar een rol bij gespeeld heeft (de ontwikkeling van de wasmachine kwam net wat later).   

Advertentie voor de wasserij in Johan de Wittstraat 7: “keurig en vlug, en ‘s zaterdags terug” (Utrechts Nieuwsblad 1 Februari 1950)

Daarna hebben verschillende families op nummer 7 gewoond, met vaak studenten er bij op kamers. De familie Visch, eerst het echtpaar en later de weduwe, woonde er langer tot 1976. Sinds 1976 woont dezelfde familie op nummer 7. Het is waarschijnlijk het enige huis in de buurt met een McDonalds in de tuin.

De McDonalds in de tuin van Johan de Wittstraat 7

7bis

De eerste bewoner van 7bis was op 5 mei 1903 Antonius Johannes van Munster (Utrecht 19.01.1839-  Utrecht 1913), zijn  vrouw Wilhelmina Suijck (Amersfoort 25.04.1851) en hun zoon Theodorus van Munster (Utrecht 30.12.1885). Ze hadden eerder een dochter gekregen, Anna (Utrecht 26.11.1880– Utrecht 11.04.1897) die al eerder op de leeftijd van 16 jaar was overleden. Verder kreeg het echtpaar een dochter Gerarda (Utrecht 23.02.1883 – Utrecht 14.01.1884) die op de leeftijd van 11 maanden overleed. Zij zijn van de Wagenstraat naar de Zonstraat 5 en daarna naar 7bis verhuisd. Antonius staat in het boek als ambtenaar bij de Griffie, wat ook het beroep werd van zijn zoon. Theodorus trouwde op 29 april 1914 met Anna Van der Rijst (Utrecht 31.07.1884 ). Waarschijnlijk zijn ze tot het overlijden van Antonius op 7bis blijven wonen, en is Wilhelmina niet al te lang erna verhuisd; waarheen is niet bekend.

Daarna woonden er tenminste 15 jaar twee onderwijzeressen, Antonetta de Klerk (07.09.1863 – Utrecht 06.08.1940) en Syke Elizabeth Prillevitz (Wijk en Aalburg 22.06.1869 – Amersfoort 11.10.1958). De ouders van Syke, Ludovikus Prillevitz (Wijk en Aalburg 25.08.1850 – Utrecht 30.12.1909) en Anna van Reekum (Utrecht 24.09.1868) woonden ook in Utrecht, op een grote serie adressen waarvan de Zuilenstraat het meest dichtbij was. De ouders van Antonetta komen uit Werkendam. Syke en Antonetta bleven ongehuwd en kregen geen kinderen. Ze bleven tot de dood bij elkaar wonen op verschillende adressen en zijn samen begraven, wat erop wijst dat ze meer dan alleen collega’s maar ook een stel waren. In de familie Prillevitz zijn overigens velen het onderwijs ingegaan.

Graf van Antonetta de Klerk en Sijke Prillevitz op begraafplaats Tolsteeg

Eind jaren 30 kwam er mevr J van de(r) Wolk wonen. Ze wordt pensionhoudster genoemd, maar of ze dit op nummer 7bis had of elders wordt niet duidelijk. Er zijn velen met de naam Van de(r) Wolk in Utrecht; er is een Johanna geb 1908 maar of zij de juiste is kan ik niet bepalen.

Daarna woonden er een aantal families op 7bis, veelal met (onder)huur van studenten. In de jaren 70 was dit de familie Harry Marcelis en Gwen Eerdmans, waarvan hij jurist was en zij klinisch psycholoog.

7 is ook nu nog een woonhuis. De bovenverdieping wordt sinds 1993 bewoont door dezelfde persoon, die gehuwd is met degene die op 9bis op de bovenverdieping woont: simpelweg het tussenschot op de balkons verwijderen.

Johan de Wittstraat 8

Nummer 8 werd gebouwd tegelijk met nummer 6 (zie daar). De eerste bewoner van nummer 8, op 1 mei 1902, is Gerhardus Bruggencate (Wierden 02.07.1873 – 1909), en zijn vrouw Adriana Grimmelius (Weesperkarspel 14.01.1876). Gerardhus wordt aangeduid als winkelier maar het is niet bekend wat hij verkocht. Ze verhuisden al weer in februari 1903 naar de Catharijnesteeg 2. Het ging niet goed met hen: ze zijn in 1906 gescheiden, Adriana hertrouwde in 1909 met Augustinus Hoogland (Nibbixwoud 1873 – Blokker 10.08.1943), en Gerhardus is al op de leeftijd van 36 jaar overleden. Bij hen in woonde ook Henri Van Straaten (Den Haag 28.03.1863) die luitenant ter zee 1e klasse was, die al na enkele maanden weer verhuisde naar de Maliestraat 22. Later ging hij naar Den Haag waar hij in 1919 trouwde met Adriana Van Kerkwijk (Den Haag 10.05.1874- Den Haag 11.05.1931). Ik vond beschreven dat hij van adel was maar kan dat niet op andere manieren terugvinden.

Daarna kwam de familie Pennings: moeder  Adriana Dijkman (Maasland 06.10.1868 – Utrecht 21.03.1924) met haar twee zonen Pieter Jan (Meester Cornelis [een stadsdeel van Jakarta, vernoemd naar de 18-eeuwse onderwijzer Cornelis van Seenen] 20.06.1894), en Jan Hendrik (Lebak [op Java; waar Douwes Dekker als assistent resident werkte] 08.08.1898 – Delft 29.04.1982) en haar dochters Hermina (Lebak 27.10.1895 – Utrecht 23.09.1988) en Elisabeth (Lebak 16.01.1897) maar ook tante Johanna Van Kamen (Dordrecht 15.07.1830) en moeders zus Hendrika Dijkman (Dordrecht 12.05.1865). Vader was Antonie Pennings  (Nieuwer Amstel 1871), en was missionaris; in de telefoonboeken wordt Adriana als weduwe Pennings aangeduid maar in de gemeentearchieven niet. Daarom is het onzeker of Antonie nog in Indië verbleef of al overleden was. Zijn overlijdensdatum is niet te vinden, en hij staat ook niet genoemd bij uitgezonden missionarissen. Antonie zal vast een geloof gehad hebben waarbij huwen van missionarissen toegestaan was. Pieter Jan was hoofdonderwijzer en trouwde met Johanna de Rooij die onderwijzeres was. Jan Hendrik was kunstschilder:

Litho “Geitje” van Hendrik Pennings uit 1960

Hermina trouwde toen ze 58 jaar oud was met Abraham Brom; ze is 92  jaar oud geworden. Haar beroep vond ik niet. Elisabeth huwde in 1922 Jan van der Staaij, maar meer is er over haar niet te vinden. De hele familie verhuisde weer in maart 1904 naar de Koekoekstr 34. 

Daarna woonde er een aantal families korte tijd: de familie Meeder – Husken, de familie Burlage  – Nederbragt, de familie Linskens – Welsing en de familie Van Dijk – Wilschut. Een aantal van hen was vertegenwoordiger (van een rijwielfabriek en van een kunststoffabriek) of werkte bij de NS. Toen kwam gedurende langere tijd (waarschijnlijk 20 jaar) de familie Landzaat. Vader Johan was bouwkundig tekenaar die later bureauchef werd bij gemeentewerken. Zeer waarschijnlijk staat hij op onderstaande foto (dit was klaarblijkelijk toen de hele staf van de Gemeentewerken en de kans dat er nog een andere J Landzaat daar werkte lijkt me erg klein):

Bureau Gemeentewerken van de stad Utrecht in 1930: 4e van links, met pijp, J Landzaat (bron: Utrechts Archief)

Tegelijk met de familie Landzaat woonde er een hele serie aan studenten die veelal medicijnen studeerden.

8Bis

De eerste bewoner van 8bis is op 21 november 1902 Hendrik Vrijheid (Zutphen 04.07.1853 – Utrecht 20.02.1907), zijn vrouw Catharina Nolen (Dinxperloo 28.03.1866 – Semarang 15.05.1944) en hun zoon Hendrik (Batavia 20.08.1895 – Arnhem 17.04.1984). Hendrik was onderwijzer geweest in Indië en inmiddels gepensioneerd.  Toen hij in 1907 overleed verhuisden zijn vrouw en zoon naar Haarlem; blijkbaar is Catharina later terug naar Java gegaan gezien de plaats van overlijden: ze ligt daar op een begraafplaats van oorlogsslachtoffers. Hendrik jr is luitenant ter zee 1e klasse geworden en later President van het hof van justitie. Hij trouwde met Louise Stibbe met wie hij 2 kinderen kreeg, en na een scheiding trouwde hij met Ernestine Doorn, op Soerabaja, met wie hij ook 2 kinderen kreeg.

Daarna woonde er kort de familie Eijkman: Jan Eijkman (Utrecht 30.06.1867 – Zeist 20.04.1948), zijn vrouw Maria van Woudenberg (Utrecht 01.09.1871 – Utrecht 14.01.1923), en hun zoon Koenraadt (Utrecht 08.08.1898 – Hengelo 04.11.1950) en dochter Johanna (Utrecht 16.04.1901 – Lochem 26.08.1968). Hun inwonende dienstbode was Maria van der Steen (Utrecht 01.04.1885). In 1911 werd hun dochter Henriette (12.01.1911) er nog geboren. Jan was gymnastiek leraar, Koenraadt werd veearts, trouwde met Johanna Valkhof en kreeg twee kinderen, Johanna werd onderwijzeres aan een Montessorischool in Deventer en bleef ongetrouwd, en van Henriette vond ik alleen dat ze getrouwd is met Johan van der Veer en geen kinderen kreeg. Later woonde bij hen in mevrouw Elisabeth Wouters (Utrecht 04.06.1858) die onderwijzeres was in een school aan de laan van Puntenburg, en toen zij weg ging na een jaar kwam mevrouw Laura Van ’t Sant (Oterleek 23.12.1877) die ook onderwijzeres was. Ze was de dochter van Laurens van t Sant, die toen predikant in Oterleek was (ligt 5km ten oosten van Alkmaar).

Daarna heeft de familie Janssen er gewoond. Hij was onderdirecteur van het kassierskantoor (bank) Huydecoper en Van Dielen aan Ourkerkhof 11-13. Daarna volgden een aantal families die veelal bij de NS werkten (familie Kuijers; familie Kieven). De huurprijzen zullen in die tijd wel anders zijn geweest dan nu. Ik kwam toevallig tegen dat de huur per maand voor nummer 8  30 gulden (~13 euro) was en voor 8bis  35 gulden (~16 euro).

Ook nu is 8 een woonhuis.

Johan de Wittstraat 9

De huizen van nummer 7 en 9 werden tegelijk gebouwd. De eerste bewoner op nummer 9 werd ingeschreven op 11 mei 1903 en op 9bis op 18 april 1903.

Bouwtekening van Johan de Wittstraat 7 en 9 uit 1902

In het benedenhuis woonden eerst Gerardus Gerritsen (Arnhem 29.11.1863 – Arnhem 23.11.1937) met zijn vrouw Francina Lafeber (Gouda 03.10.1874 – Utrecht 15.06.1925), en dochter Francina Gerritsen (Vreeland 12.07.1898 – Utrecht 21.07.1952) en het volgend jaar werd er ook nog hun zoon geboren, Lodewijk (Utrecht 06.01.1904). Hun inwonende dienstbode was Adriaantje Kruidhoed (Vreeland 04.02.1885). Ze kregen eerder een dochter Johanna (Vreeland 22.05.1897 – Vreeland 29.12.1897) die op de leeftijd van 7 maanden overleed. Ik vond dat Gerardus al op jonge leeftijd gepensioneerd was, en denk dat hij bij de Spoorwegen werkte. Zijn zoon Lodewijk werd later verwarmingstechniker. Van Francina vond ik geen beroep, wel dat ze in 1924 huwde met Jan Kater; zover mij bekend kregen ze geen kinderen. De familie verhuisde in 1910 naar het bovenhuis, 9bis.

Daarna kwam er de familie Tabernal wonen: Johannes (Heeg 1875 – Utrecht 20.07.1927) en Mies de Beer (Vinkeveen 1893 – Soest 01.05.1987). Johannes was eerder gehuwd geweest met Diena van Eck en had met haar twee kinderen gekregen: Willem in 1906 en Pieter in 1908. De familie Tabernal is vooral bekend als groenteteler familie in het Westland, maar Johannes werkte bij de Spoorwegen. Waarschijnlijk woonden ze er 17 jaar, tot het overlijden van Johannes.

Daarna fungeerde nummer 9 vooral als woonhuis. Een ervan (wiens naam me niet bekend is) speelde midden jaren 70 in een strijkers ensemble en gaf geregeld op zondagochtend korte concerten in de tuin. Maar een aantal jaren was er ook de Algemene Nederlandse Bond voor Handels- en Kantoorbedienden gevestigd. Deze vakbond bestond al in 1905, werd onder druk van de Duitsers in 1940 samengevoegd met de Nationale Bond van Handels- en Kantoorbedienden, en werd zo Mercurius. Ze waren onderdeel van het Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV) dat later samen met de Nederlands Katholieke Vakverbond de FNV (Federatie Nederlandse Vakbeweging) vormde. De centrale zat in Nijmegen, en de Utrechtse onderafdeling op de Johan de Wittstraat 9.

Sinds 1977 woont er dezelfde familie.

9Bis

De eerste bewoners van 9bis waren Rubartus Phaf (Utrecht 26.03.1874 – Utrecht 29.07.1933) zijn vrouw Johanna Thomann (Alkmaar 18.04.1876 – Utrecht 10.03.1949), zonen Coenraad (Utrecht 13.05.1899 – ?) en Cornelis die geboren werd toen ze er net een paar weken woonden (Utrecht 06.07.1903 – Bilthoven 02.06.1995), de broer van vader Jan (Utrecht 23.02.1877 – ?) en moeder Geertruida de Vries (Zwolle 27.12.1833 – ?). Rubartus en broer Jan waren beiden werkzaam bij de spoorwegen. De familie verhuisde in 1908 naar de Kievitdwarsstraat 12. Coenraad trouwde met Willemina Wagner, Cornelis in 1941 met Bep van Laar.

Na hen kwam Jan Anthonie Loran (Utrecht 27.09.1845 – Utrecht 16.10.1914) er met zijn gezin wonen: hij woonde eerder op nummer 5: Anna Nahuisen (Utrecht 26.12.1848), dochter Johanna Loran (Utrecht 11.08.1884 – Delft 12.12.1951) en zonen Johannes (Utrecht 01.02.1888) en Gerrit Jan (Utrecht 26.11.1889). Later voegde zich ook hun andere dochter bij hen,  Mechtelina Gieben – Loran (Utrecht 03.08.1872 – Zeist 18.07.1944) met haar kinderen Herman Gieben (Semarang 06.02.1900 – Den Haag 09.06.1988) en dochter Anna (Tjimahi 31.10.1901 – Indië ?). Zoals genoemd bij nummer 5 was Jan tuinarchitect en samen met Copijn verantwoordelijk voor de inrichting van het Wilhelminapark, waarbij Jan vooral het deel rond Hogeland deed. De hele familie verhuisde weer eind 1910 naar Oude Gracht 189bis.

Ontwerp van Jan Loran voor Ho(o)geland en het Wilhelminapark uit 1889, voor hij dit aanpaste samen met Copijn tot het definitieve ontwerp. Noord is onder!

Daarna kwam er de familie Gerritsen wonen, die verhuisde vanuit het benedenhuis (zie daar). De volgende familie die er woonde was Robert: Franciscus Robert (Utrecht 28.12.1847 – Utrecht 08.09.1918) was zilversmid en gehuwd met Adriana Rohrman (Vianen 1847. Hun zoon was Hendrik Robert (Utrecht 08.07.1885 – Utrecht 01.08.1951) die in 1918 huwde met Dina van Kasteel en leraar MO was. Franciscus en Adriana hadden nog drie dochters (Petronella 07.03.1873, Geertruida 21.12.1874 en Johanna 19.06.1879) en zoon (Franciscus 31.08.1876). Daarna woonde er de weduwe Trijntje Brons – Renes (Leusden 21.12.1855 – Utrecht 27.12.1944) en verschillende anderen.

9 is ook nu een woonhuis.

Johan de Wittstraat 10

Het huis nummer 10 werd iets later gebouwd dan nummer 6 en 8, en ook de huizen op de hoek in de Hugo de Grootstraat stonden er al. Het huis mocht iets dieper zijn dan de huizen op nummer 6 en 8, omdat er echter geen huis meer achter stonden, terwijl er achter nummer 6 en voor een stukje nummer 8 nog een  huis achter stond van het Rozenhofje.

Bouwtekening van Johan de Wittstraat 10 uit 1901 (bron: Utrechts Archief).

De eerste bewoner werd ingeschreven op 29 juli 1902 en was de familie Faber. Anne Faber (Beesterzwaag 17.12.1869 – Ambarawa [op midden Java] 04.03.1945), zijn vrouw Betje Dijkstra (Beets 10.10.1870 – Langweer 03.05.1907) hun dochter Emmy (Vlissingen 17.01.1896- 02.05.1971) en zoon Gerard (Vlissingen 02.02.1897 – Indonesië 1975). Ook hun nichtje Imke Dijkstra (Beesterzwaag 27.09.1897) woonde bij hen. Verder woonde ook bij hen in Cornelia van Batenburg (Maurik 22.08.1827) die gezien haar leeftijd waarschijnlijk niet de dienstbode was. Het echtpaar kreeg eerder nog een kind, Otto (Vlissingen 1899 – Vlissingen 1900) en een volgend kind die ook Otto genoemd werd (Langweer 14.07.1905 – Rintin [in Thailand] 04.03.1943) en Ida (Langweer 03.03.1907 – Deventer 15.07.1999). Na het overlijden van zijn vrouw Betje in het kraambed van Ida hertrouwde Anne met Akke Fortuin (Sneek 04.04.1888). Anne is in Utrecht nog kandidaat notaris en gaat als notaris werken in 1904 in Langweer, vlak bij Doniawerstal. Zowel Gerard als Otto vertrekken naar Indonesië, Gerard in 1926, Otto een jaar erna. Vader Anne en zijn tweede vrouw gaan er in 1939 heen voor een vakantie, maar vanwege de 2e WO moeten ze er blijven. Anne overlijdt in een concentratiekamp, Otto komt om als soldaat in Thailand. Ik denk dat ook Akke er overleed maar kon dat niet met zekerheid vinden. Emmy bleef in Langweer wonen, trouwde met Einte Verbeek, en kreeg er twee kinderen. Ida  werd verpleegster en werkte in het St Geertruiden­ziekenhuis in Deventer. Ze trouwde met Dick Wansink; zover ik weet kregen ze geen kinderen. Er is een aparte site voor alle gegevens over de familie Faber, die de Fabertjeskrant genoemd wordt en waarin Anne beschreven wordt als een maatschappelijk betrokken en sociaal mens

Anne Faber en zijn tweede vrouw Akke in de tuin van hun notarishuis in Langweer; Ida als verpleegster; Otto voor hij naar Indonesië vertrok (bron: Fabertjeskrant)

Daarna kwam er wonen Harmen Otter (Westellingwerf 01.08.1876 – Zutphen 04.09.1918), en zijn vrouw Huibartha Adriaanse (Culemborg 01.06.1879), met hun dochter Grietje (Utrecht 24.08.1902) en zoon Romke (Utrecht 08.09.1903), en de vader van Harmen, Romke Otter (Schoterland 22.08.1837 – Utrecht 18.06.1910). Later werd er nog een tweede dochter geboren, Bertha (Utrecht 01.11.1904). Hun inwonende dienstbode was Johanna Nielsen (Harlingen 02.06.1878). Harmen was boekhandelaar en werd later depothouder bij de spoorwegen. Ze hebben er nauwelijks een jaar gewoond, en verhuisden kort na de geboorte van Bertha naar de Kruisstraat 49. Ze kregen later nog meer kinderen: Karst (Utrecht 1908), Harmina (Utrecht 15.11.1909 – Utrecht 30.12.1909), Andreas (Utrecht 1912 – Utrecht 01.01.1913) en Elsa (Zutphen 21.03.1917).

Vervolgens woonde er Thierry Boom (Maastricht 26.08.1849 – Den Haag 29.06.1929) met zijn vrouw Henriette van Spengler (Den Haag 01.09.1863 – Bilthoven 15.01.1923) en nichtje Carolina Van Holst Pellekaan (Den Haag 16.11.1884 – Djokjakarta 02.09.1931). Het echtpaar scheidde  in 1907. Het moet ook wel een bijzondere combinatie zijn geweest: hij was kolenhandelaar, zij was jonkvrouwe: haar grootvader was luitenant-generaal geweest en later minister van Oorlog en Marine en werd toen in de adelstand verheven. Hij is een van de weinige militairen in Nederland die de Willemsorde kregen. Nichtje Carolina verhuisde naar Java waar ze vlak voor haar overlijden huwde met Dirk Tol.

Op 18 juni 1910, 19 dagen na hun trouwdag, kwam er wonen Jan Harmsen (Vriezenveen 10.11.1876 – Australie ?) met zijn vrouw Maria Krusemeijer (Leeuwarden 04.04.1878 – Australie ?) en waar daarna ook hun dochter Alma Harmsen (Utrecht 11.06.1911) werd geboren. Jan handelde in landbouwwerktuigen. Het gezin is er tenminste tot 1920 blijven wonen.

Volgende bewoners warende familie Flentge (accountant bij de belastingen) en Van Heerde (huismeester bij de Willem Arnts Stichting). De volgende familie die een aantal van ons vast nog kent, is de familie Harreman die er tenminste 40 jaar gewoond heeft. Ik zal nog proberen over hen meer info te verkrijgen, dat lukte nu niet zonder tenminste een betrouwbare geboortedatum van een van hen. Hun kleinzoon komt wonen in de Hugo de Grootstraat, daarna moet het lukken.

Johan de Wittstraat 10 is nu ook een woonhuis, en werd door de huidige bewoners heel erg grondig opgeknapt in 2015.