Johan van Oldenbarneveltlaan

Het hoekhuis aan de rechter zijkant zal ik bij de Maliesingel beschrijven. Het hoekhuis aan de linker zijde werd in 1901 gebouwd op verzoek van de weduwe Kluppel – Van Hasselt. Het is in feite een huis aan de Maliebaan: Maliebaan 1.

Bouwtekening uit 1901 van het hoekhuis Johan van Oldenbarneveltlaan – Maliebaan (bron: Utrechts Archief)

Johannes (“Jan”) Jacob Kluppel  (Amsterdam [op Herengracht 450, ook wel Huis van Deutz genoemd] 25.03.1825 – De Bilt 28.05.1889) en was dus al overleden toen het huis gebouwd werd. Zijn ouders waren Jan Jacob Kluppel (Amsterdam 23.06.1794 – Woudenberg 20.07.1862) en Bregje Agatha barones van Boetzelaer (Amsterdam 04.05.1802 – Amsterdam 25.05.1827). Jan trouwde op 13.08.1868 te Rheden met Catharina Susanna Anna van Hasselt (Amsterdam 18.03.1843 – De Bilt 05.02.1922). Haar ouders waren Jan Jacob Karel van Hasselt (Amsterdam 23.06.1794 – ) en Elize Henriette van Enschedé (Haarlem 22.10.1816 – Zeist 06.09.1884).

Grootvader Jan Jacob Kluppel (1794-1862; hierboven afgebeeld)) was een schatrijke koopman, mede firmant van de firma Braunsberg & co, een groot Duits textielbedrijf. Hij was een notabele: van 1834 tot 1848 was hij  lid van de Raad van Amsterdam. Zijn vrouw kwam ook uit een vooraanstaande familie: haar vader was burgemeester van Amsterdam geweest van 1813-1824, en lid van de Tweede Kamer. Grootvader en –moeder woonden later zelf Herengracht 339 en lieten hun dochter op Herengracht 450 wonen. Na verloop van tijd woonden er maar liefst 6 neven en nichten vlak bij elkaar in dit deel van de Herengracht. Grootouders hadden ook buitenplaats Colenso in Soest (zie boven), maar zij verkochten die weer in 1850 omdat zij in 1848 ook buitenplaats Vollenhove bij Zeist hadden gekocht. De weduwe Kluppel-van Hasselt, hun schoondochter, verhuisde daarheen elke zomer vanuit Maliebaan 1, en overleed uiteindelijk ook daar.

De Weduwe Kluppel won rond 1900 een aantal prijzen vanwege de uitzonderlijke bloemen en planten die ze kweekte. Haar tuin was erg belangrijk voor haar. Toen haar tuinman J. Roodheuvel 25 jaar bij haar in dienst was, plaatste ze een advertentie in de krant om hem voor zijn goede diensten te bedanken (UN 16 Sept 1919).

De familie Kluppel heeft ook een familiewapen waarin toepasselijk drie stukken ruw hout (“kluppels”) getoond worden:

De familie van de weduwe, familie Van Hasselt, is een familie die van oorsprong in Kleef in Duitsland woonde. Rond 1650 vestigden zich de eerste van de familie zich in Zutphen. Velen in de familie bekleedden daarna in Nederland bestuursfuncties. De familie is rijk geworden via de slavernij; ze hadden een plantage St Barbara in Suriname. Jan en Elize verloren twee kinderen op zeer jonge leeftijd, en hadden naast Catharina nog twee zonen en twee dochters. Catharina moet zeer welgesteld zijn geweest.

Er hebben vele instellingen zuch gevestigd aan Maliebaan 1. Maar de laatste decennia is het van de Nederlandse Spoorwegen.

Wat de huizen in de Johan van Oldenbarneveltlaan betreft: als de datum van inschrijven in de gemeente ook de oplevering van de huizen weergeeft, was de oplevering eerst nummer 7, dan 5, en 4 maanden later 1 en 3 vrijwel gelijktijdig. Vroeger bestond er ook 9 en 11, maar dat is hernummerd tot Hugo de Groot 48 en 50; die huizen kwamen net voor nummer 1 en 3 in gebruik. Het huis op de hoek, aan de Maliesingel, stond er al wel langer. Bij nazoeken van de straat is het goed te weten dat tot 1970 (!) de naam verkeerd gespeld is geweest in een deel van de archieven, nl Joan van Oldenbarneveltlaan, en dat de laan aanvankelijk het als straat werd aangeduid.

Johan van Oldenbarneveltlaan in 1901, voordat de huizen gebouwd werden. Er is geen spoor meer te zien van het huis van de familie Ram-Duim dat vooraan midden op de weg lag. Het hoekhuis links aan de Maliebaan was nog niet gebouwd (bron: Utrechts Archief)

De bouwtekening werd voor alle 5 huizen tegelijk, dus met het hoekhuis dat nu onder Hugo de Grootstraat valt, aangeleverd op 1 maart 1905. De aannemer was Jan Juriaan Lambeek  (Amsterdam 11.06.1876 – Hilversum 17.09.1958). Hij zou later ook veel huizen bouwen rond het Antoniusziekenhuis aan de Prins Hendriklaan.

Bouwtekening van de huizen in de Johan van Oldenbarneveltlaan uit 1905. De tuinen liepen nog door tot aan het Rozenhofje, omdat Hugo de Grootstraat 46 toen nog niet gebouwd was (bron: Utrechts Archief).

Johan van Oldenbarneveltlaan 1

Op 31 maart 1906 werd ingeschreven Johanne Emilie Susewind (Saijn [Pruisen] 10.03.1834 – Utrecht  11.01.1917]) met haar dochter Johanna Went  (Amsterdam 28.08.1867 – Utrecht 18.02.1959) en hun dienstbode Jeannette Rogier (Amsterdam 03.06.1871). Joha was de weduwe van Johannes Went (Amsterdam 19.02.1811 – Amsterdam 05.11.1879) die effectenhandelaar is geweest. Het echtpaar had nog meer kinderen: Auguste, Johannes, Louisa, en Friedrich.  Ze vertrokken in mei 1909 naar de Baanstraat 3. Johanna trouwde kort daarna met Theodoor Dentz; zover bekend kregen ze geen kinderen. Friedrich werd later hoogleraar Botanie aan de RU Utrecht

In aug 1909 kwam de familie Groenhuizen er wonen: mevr Maria Stoon (Rotterdam 06.05.1831 – Utrecht 13.11.1912) weduwe van Jan Isaac Groenhuizen (Veenendaal 08.11.1831 – Utrecht 07.08.1894), met dochters Maria Elisabeth Groenhuizen (Utrecht 31.08.1861 – Utrecht 29.01.1910), Hendrina (Utrecht 04.12.1864 – Utrecht 25.03.1953)(er was eerder een andere dochter geboren in 1860 die Hendrina heette maar die overleed op de leeftijd van 2 jaar in 1862) en Anna Jeanetta (Utrecht 01.11.1875- Utrecht 20.06.1955). Ze hadden eerder een zoon Ferdinand (Utrecht 30.06.1870 – Utrecht 05.12.1871) gehad die op 1-jarige leeftijd overleed, en ze kregen daarna opnieuw een zoon Ferdinand (Utrecht 27.12.1871 – Oegstgeest 21.11.1925); een zoon Jan (23.05.1863); een zoon Johannes Hendrikus (Utrecht 11.06.1866); een zoon Izaak Jan Jacob (Utrecht 30.04.1869 – Utrecht 13.01.1899 die als 29 jarige was overleden); een zoon Johannes Hendrikus die op 58 jarige leeftijd overleed maar niet meer thuis woonde (Utrecht 11.06.1866 – Utrecht 29.07.1924); en een zoon Arnoldus (Utrecht 02.11.1867 – Utrecht 30.10.1935) die 2 jaar ervoor getrouwd was met Theresia van der Goor en het huis uit was. Jeannetta was piano lerares, Arnoldus grossier. Hendrina en Jeanetta zijn erg lang blijven wonen op nummer 1, tot aan hun overlijden: ze stonden als de “dames Groenhuizen” in het telefoonboek. Een vroegere buurman van nummer 5, Rudo Den Hartog, liet me weten dat ze met z’n drieën woonden. Wie de derde was weet ik niet. Beiden zijn ongetrouwd gebleven en kregen geen kinderen. Maar hun neef Lodewijk (”Lode”; “oom Lou”) Frederik Hendrik Groenhuizen (Rotterdam 21.10.1899 – Utrecht 1987; kind van hun broer Jan) werd wel iemand die bij hen introk, en die er samen met zijn huishoudster Greet ook na overlijden van de tantes bleef wonen. Hij was in Rotterdam getrouwd geweest met Carolina Kolff (Rotterdam 17.11.1899), maar was in 1949 weer van haar gescheiden. De familie Groenhuizen had in Rotterdam een groothandel in garen en modeartikelen, met een filiaal in Utrecht aan de Oude Gracht 267 waar een andere Groenhuizen, Arnoldus, de scepter zwaaide. De vroegere buurman beschrijft hem als een kleurrijk persoon. Hij had geen regulier betaald werk maar ‘deed in antiek’ en noemde zich ‘makelaar in kunst en etnografie’. Hij verzamelde voornamelijk exotische antieke voorwerpen en curiosa, en dat was in de tuin te zien:

Tuin van Johan van Oldenbarneveltlaan 1 uit 1964, met de verzameling aan spullen van Lodewijk Groenhuizen; daarvoor had er een broeikas gestaan waarin hij cactussen kweekte (bron: Utrechts Archief)

Behalve een klein museum had Lodewijk ook nog een volière met tropische vogels, een kooi met een felgekleurde Lori, en een aapje  (een Quistiti [zijdeaapje]), dat op zijn schouders graag aan zijn baard trok. Zover ik weet is hij op nummer 1 blijven wonen tot zijn overlijden in 1987. De familie Groenhuizen heeft dus in feite van 1909 tot 1987 op nummer 1 gewoond.

Johan van Oldenbarneveltlaan 3

Op 6 april 1906 werd ingeschreven Carolina van Breugel (Nijmegen 06.11.1831[?2] – Utrecht 09.01.1910) bij wie inwoonden Valentine Jacquenaud (Neuchatel [Zwitserland] 05.01.1860) als “gezelschapsdame” en Clasina Dor (Kralingen 15.10.1879 – Utrecht 14.09.1923) als dienstbode. Een paar maanden later voegde zich bij hen Elisabeth Bremer (Amsterdam 08.01.1858). Carolina was van adel: haar vader was jonkheer mr Jan Festus van Breugel (Tiel 31.05.1793 – Utrecht 29.05.1872), iemand uit een familie van schepenen in Nederland (veelal Brabant). Ze verhuisden allen naar de Parkstraat 20, behalve Elisabeth die naar Amsterdam vertrok. Carolina overleed daar een jaar later, en Valentine ging toen terug naar Zwitserland.

De volgende bewoner vanaf mei 1909 was Eduard Dijkman (Nijmegen 27.03.1862 – De Bilt 31.03.1923), diens vrouw Carolina (“Siena”) Meijer (Amsterdam 06.09.1864 – Utrecht 18.11.1937), dochters Henriette (Utrecht 17.08.1893 – Utrecht 30.11.1964) en Elisabeth (Utrecht 27.06.1889 – Leeuwarden 21.11.1974), en zoon Hendrik (Utrecht 24.09.1895 – Nieuw Zeeland 31.07.1974). Eduard was hoofd van de Regentesse-school in de Hamburgerstraat 22, en ook Elisabeth was onderwijzeres. Elisabeth huwde Eppo de Boer in 1917, en ze kregen 3 kinderen (Roelff, Carolina en Eduard). Henriette huwde in 1921 Anton Couvret, en kreeg twee kinderen (Anton en Henri). Hendrik trouwde in 1925, met Martha Couvret, met wie hij twee kinderen kreeg (Sierk en Martha), en na een scheiding hertrouwde hij in 1935 met Johanna Duijnstee. De familie moet tussen 1920 en 1923 weer verhuisd zijn.

Familie Dijkman met latere foto’s van achtereenvolgens Elisabeth, Henriette en Hendrik

De Regentesseschool werd in het begin de Emmaschool genoemd. Hij is opgericht in 1897 als mulo, en later werd het basisonderwijs toegevoegd. Hij is in Augustus 1983 opgeheven vanwege het teruglopend aantal leerlingen. Het is verrassend dat zo’n groot gebouw in feite niet te zien is van de straatkant. Maar vanuit de Dom wel!

De school waar Eduard Dijkman hoofd van was: de Regentesse-school in de Hamburgerstraat, gezien vanaf de Domtoren (bron: Utrechts Archief)

Er is een mooie beschrijving verschenen in de Oud-Utrechter van augustus 2012 (Page 13 – De Utrechter Week 32 (deoud-utrechter.nl)

Daarna woonde op nummer 3 Gerrit Reinders (Deventer 22.04.1875 – Utrecht 17.04.1951), die een zaak had in porselein en kristal aan de Oudkerkhof 35 (de zaak zat eerder aan de Oude Gracht WZ 13). Hij heeft er tot aan zijn overlijden in 1951 gewoond. Er zijn verschillende familieleden van hem die ook in porselein en kristal deden. Zijn broer had een grote zaak aan de Grote Markt  in Haarlem. Gerrit huwde zijn nicht Margaretha (“Kee”) Reinders (Deventer 17.03.1872 – Utrecht 30.08.1957), en ze kregen een dochter, Bernarda (Utrecht 09.08.1902 – Utrecht 07.10.1950). Kee verhuisde na het overlijden van haar man en dochter.  

Uitverkoop bij Reinders! Ook rond 1955 gaf dat veel drukte (bron: Utrechts Archief)

Tegelijk met de familie Reinders woonde er op de bovenverdieping Sophie Ramondt (Breda 15.06.1900). Ze was de dochter van Dirk Ramondt (Dodewaard 15.06.1868) en Susanna Theodora Cornelia Hirschmann (Den Haag 29.07.1871). Zij was directrice geweest van de Godelindeschool in Hilversum, werd  daarna lerares aan het Hilversummer gymnasium, en ging daarna naar het Baarns lyceum,  waar een dependence was gemaakt (het incrementum) waar de prinsessen Beatrix, Irene en Margriet onderwijs kregen en waar Sophie directeur van was. Ze speelde een vooraanstaande rol in de Nederlandse vereniging van soroptimisten. Ze was in Leiden in 1932 gepromoveerd (titel proefschrift: Illustratieve woordschikking bij Vergilius), wat bijzonder was voor een vrouw in die tijd. Voor iemand die zulke bijzondere dingen heeft gedaan is het opvallend dat er maar zo weinig over haar te vinden is.

Sophie Ramondt rond 1950 bij haar afscheid van het Hilversummer lyceum, en de voorkant van haar proefschrift uit 1932.

Na 1950 kwam er wonen de familie Ubbels: Simon Ubbels (Zwolle 15.10.1909 – Bilthoven 03.02.1999) en Anna Elisabeth Voogden (Zwolle 04.05.1917 – Bilthoven 10.11.2002), met drie dochters en een zoon. De familienaam Ubbels komt veel voor in Noord-Holland, vooral in Warder, waar voorouders van Simon ook vandaan kwamen. Hun vroegere buurman Rudo Den Hartog informeerde me dat hij conrector was van de Christelijke lyceum aan de Koningsbergerstraat, maar Simon gaf ook les aan de hogere technische avondschool.

Nummer 3 is ook nu nog woonhuis.

Johan van Oldenbarneveltlaan 4

Nummer 4 bestaat nu niet meer maar was destijds een enorme paardenstal die aangelegd werd in 1892 ten behoeve van de paardentram die een eindstation had voor het Oosterstation. Er heeft maar één maal iemand gewoond: van 26 oktober 1901 tot 20 januari 1902 woonde er Henri de Jong Raskin (Brussel 04.02.1870) als inspecteur van de Utrechtse Tram Maatschappij. Of hij in het hooi lag of dat er voor hem een ruimte geschikt is gemaakt weet ik niet. Hij woonde er zonder vrouw of kinderen. Gelukkig kon hij snel verhuizen naar de Willem Barentszstr 96.

Vanaf 1910, toen de paardentram gestopt was omdat de elektrische tram het had overgenomen, werd het gebouw de werkplaats van het Comité van Werkverschaffing.

In scene gezette trouwstoet (voor de reclame, om te laten zien wat ze hadden) van de firma Schoonhoven – Buitendijk, voor het gebouw van het Comité van Werkverschaffing in 1930.

De gebouwen hebben er nog lang gestaan. Op foto’s uit 1963 dient het als kantoorgebouw van een firma die in koelmachines deed (firma Landaal-Schelde). Ook de vereniging van Nederlandse koelmachine-fabrikanten zat er (die bestond echt!).

Het gebouw dat eerst paardenstal tbv de tramremise, dan het gebouw van het Comité van Werkverschaffing, en hier kantoorpand, in 1963.

Het is kort daarna afgebroken. Tegenwoordig staat op die plaats het monument ter nagedachtenis aan hen die van het Maliebaanstation zijn afgevoerd naar Westerbork in de 2e Wereldoorlog.

Johan van Oldenbarneveltlaan 5

Op 16 december 1905 werd als eerste bewoner ingeschreven Jean Hubert Kaspar Smeets (Gulpen 15.09.1867 – Hengelo 28.01.1913), zijn vrouw Henriette Walkate (Kampen 05.10.1872 – Kampen 28.04.1947) en dochters Henriette (Utrecht 20.07.1899) en Cornelie (Utrecht 19.08.1901). Hun inwonende dienstbode was Aagje van der Sluis (Maartensdijk 22.05.1889). De Walkate familie is vooral bekend als een familie uit Kampen; er is zelfs een aparte verzameling beschikbaar van foto’s, kunst, bouwtekeningen etc van hen en van de stad Kampen (het Frans Walkate Archief, Burgwal 43 Kampen). In 1910 kwam de vader van Henriette ook bij hen wonen, Hendrik Walkate (Hengelo 28.07.1838 – Hengelo 26.09.1915). Jean was apotheker. Ze hadden ervoor gewoond in de Hugo de Grootstraat 9. Jean verhuisde in februari 1911 naar Zeist, en daarna naar Hengelo waar hij op de leeftijd van 45 jaar overleed; ik vermoed dat hij een ernstige ziekte had en naar een verpleeghuis ging, want zijn vrouw bleef wel op nummer 5 wonen. De vader van mevrouw, Hendrik Walkate, was zeepzieder van beroep; opvallend omdat de eigenaar van de grootste zeepziederij van Nederland, de familie Van Eelde, in de Johan de Wittstraat woonde. Cornelie trouwde in 1924 met August Zinsmeister, Henriette trouwt in 1921 met baron Frederic Boecop (zijn overgrootvader is Warnar Boecop, die de militaire Willemsorde kreeg). Ze krijgen een zoon, Arend, en nog een kind van wie de gegevens nog niet openbaar zijn. Blijkbaar ging het mevrouw Henriette Smeets – Walkate financieel niet goed, want het huis werd in 1913 via een openbare verkoping verkocht; het bracht 8300 gulden (ongeveer 3800 euro) op.

Daarna wordt aangegeven dat J.A. Van Rooijen er woonde. Hij was fabrikant, maar helaas staat er niet bij waarin. Ik kan niet met zekerheid vaststellen wie dit was, waarschijnlijk was dit Johannes Antonius van Rooijen (Ijsselstein 17.12.1877), die samen met zijn broer Quirinus (Ijsselstein 26.10.1874 – Den Bosch 04.07.1957) een meubelfabriek overnam en in Ijsselstein dit enorm heeft uitgebreid. Een vroeger buurman, Rudo Den Hartog, informeerde me dat deze bewoner in keukens deed, wat klopt met de handel van de broers Van Rooijen. De fabrieken werden in 1968 gesloten en in 1982 afgebroken. De broer van Johannes, Quirinus, had een zoon Herman Johannes Bernardus Marie van Rooijen (Utrecht 09.12.1903 – Utrecht 29.01.1963), die later trouwde met Mia van Haag van nummer 7. Ik schat dat ze elkaar leerden kennen vanwege bezoeken van Herman aan zijn oom en er zo iets moois bloeide.

Daarna stond er tenminste vanaf 1925 ingeschreven mevrouw Pauline Josephine Idsinga – Idsinga (Patti Japura 17.07.1882 – Gouda 17.07.1977) en vanaf 1940 ook Johan Lucas Roelof Idsinga (Zwolle 19.09.1871 – Utrecht 17.12.1950), gepensioneerd predikant uit Oost-Indië. Johan was eerder gehuwd met Maria Hengeveld met wie hij een dochter Johanna (Meester Cornelis, Java 1899) kreeg. Maria overleed in 1899, waarschijnlijk in het kraambed. Daarna hertrouwde Johan met Pauline. Het echtpaar is getrouwd in Meester Cornelis op Java in 1900, en kreeg aldaar vier kinderen: Eelco (Tanjong Pinang, Riouw 11.08.1901 – Utrecht 29.01.1969) die tandarts werd, Marius (Malang 27.06.1905 – Gouda 29.06.1978), Maria (Malang 11.09.1907 – Gouda 29.12.1993) en Hermine (Malang 15.08.1909). Pauline is daarna teruggekomen met haar kinderen, wellicht voor de studie van de oudste, terwijl haar man Johan nog enige tijd in Indië bleef werken, tot 1929, toen gezondheidsredenen hem dwongen terug naar Nederland te komen.

Na overlijden van de dominee verhuisden de anderen, en in 1951 kwam er de familie Den Hartog wonen. Vader was notaris. Een van de kinderen, zoon Rudo, heeft een prachtige beschrijving gemaakt van de manier waarop dit allemaal is gelopen, inclusief alle aanpassingen aan het huis die werden gedaan. We zullen proberen dit toegankelijk van anderen te maken. Zij bleven er wonen tot 1967, waarna de familie Alenson het huis kocht voor ~350.000 gulden (~150.000 euro).

Nummer 5 is ook nu een woonhuis.

Johan van Oldenbarneveltlaan 6 (Spoorwegmuseum)

Toen de Johan van Oldenbarneveltlaan aangelegd werd, waren er aan de linkerkant maar drie huizen: een houten stal voor de paarden van de paardentram (op de plaats waar nu het 1940-1945 monument staat), de remise van de paardentram (het huisje links op het parkeerterrein van het Spoorwegmuseum), en het Spoorwegmuseum zelf, dat toen natuurlijk nog Maliebaanstation of Oosterbaan station heette, en nummer 6 was.

Er hebben een aantal mensen binnen het Spoorwegmuseum gewoond; of dat altijd op zelfde plaats was binnen het museum, of in een van de gebouwen vlak bij het museum, wordt niet aangegeven De meesten ware restaurateur, wat we tegenwoordig uitbater zouden noemen, en zorgden dus voor kofiie en thee en na verloop van tijd ook wat te eten.

De eerste die kortdurend als restaurateur ingeschreven staat, per 1 juni 1874 was Henri Bernard Timmermeister (Amsterdam 15.02.1840 – Amsterdam 05.11.1938), die uit Frankfurt kwam. Zijn ouders Herman Timmermeister en Yda Maria Colose woonden er ook. Hij was toen, op 19 oktober 1874, gehuwd met Karoline Elisabeth Hildebrand (1846-1896). Al in Maart 1875 verhuist hij weer. Het is niet met zekerheid te achterhalen waarom hij maar zo kort bleef, maar wellicht speelde een rol dat Karoline in 1875 echtscheiding aanvroeg vanwege overspel, en hij zeer kort erna huwde met Sabine Willsta(e)dt (1842-1917). Zij kregen samen een kind dat bij de geboorte in 1875 (08.11.1875) overleed, en daarna nog een dochter Henriette Bernardina (Utrecht 27.02.1877 – Zeist 11.11.1931).

Daarna volgden eerst enkele dames die als buffetjuffrouw werden ingeschreven, en pas op 29 juni 1879, vlak voor hun huwelijk, kwam weer een restaurateur: Henri Zomerdijk (Wieringen 26.06.1853) en zijn vrouw Louise Henriette Hackenitz (Wezel [Duitsland] 27.09.1852). Ze hadden samen een zoon Jacobus Theodorus (Utrecht 01.11.1879 – Haarlem 16.03.1968) die trouwde met Catharina Sophia Henderika Dijker (Den Helder 1883 – Haarlem 29.09.1950) en later electro-technisch ingenieur werd.  Henri werd vanaf 1890 de uitbater van restaurant en grand cafe Buitenlust aan de Maliebaan (toen nummer 43), waar hij erg actief was.

De restaurateur Henri Zomerdijk werd later de uitbater van Buitenlust aan de Maliebaan, wat behoorlijk succesvol was.

Daarna kwamen Wilhelmus Johannes Fennis (Hilversum 19.08.1875 – Nijmegen 08.04.1950) en zijn vrouw Adriana Anthonia Kool (Utrecht 21.10.1865 – Rosmalen 24.04.1950). Als datum van verhuizen wordt genoemd 29 december 1899 Ze bleven dat tot 21 Aug eind Aug 1901, waarna ze verhuisden naar de FC Donderstraat 2. Later wordt genoemd dat hij kelner was bij Societé Vinicole (Weistraat 62). Hun dochter Anna Wilhelmina Adriana (Utrecht 17.12.1900 – Almelo 03.07.1965) werd nog net daar geboren; bij latere adressen worden niet meer kinderen ingeschreven, dus ik denk dat ze niet meer kinderen kregen. Dochter Anna zou in 1931 trouwen met Johannes Henricus Vincentius Hoerbekke (Enschede 05.04.1900 – Almelo 03.09.1964), die cafehouder was in Enschede. Ze kregen een dochtertje Adriana in 1933 die kort na de geboorte overleed, een dochter Maria (Almelo 04.03.1935 – Denekamp 21.06.2007), een zoon Albertus Henricus Joannes (Almelo 01.10.1942 – ) die zijn naam begrijpelijkerwijs heeft laten veranderen in Herbekke, en nog drie kinderen wiens namen nog niet vrijgegeven werden. Wilhelmus en Adriana hadden als kelner in dienst Elbertus de Gooijer (Hilversum 17.11.1873 – Utrecht 03.09.1952), die later de verleging inging, en die in september 1900 vervangen werd door Jacobus Johannes Bleeker (Amsterdam 27.05.1883). Dat duurde maar kort, in augustus 1901 kwam als kelner Volkert Joannes Jacobus Broek (Utrecht 26.02.1882 – Utrecht 09.05.1905).

De volgende restaurateur was Johannes Cornelis Kool  (Utrecht 11.04.1853 – Laren 19.04.1928) met zijn vrouw Johanna Jacoba Van Koert (Den Haag 26.12.1851 – Den Haag 15.06.1937), maar blijkbaar was dat alleen ter overbrugging want ze verbleven er slechts een maand voor ze vertrokken naar Amersfoort.

Per 02.09.1901, was Friedrich Reibel (Dusseldorf 30.05.1855- Leiden 15.08.1919) met zijn vrouw Wilhelmina Elisabeth Otto (Bochum 02.01.1857 – Utrecht 12.04.1902) de restaurateur. Ze waren in 1890 getrouwd, kwamen van Terschelling. Ze werden ingeschreven als wonende Maliesingel 29 maar dat werd spoedig daarna hernummerd tot Johan van Oldenbarneveltlaan 6.De jonge kelner Volkert Broek bleef ook bij hen werken.

Friedrich en Wilhelmina kregen één zoon die ook Friedrich heette (Utrecht 21.05.1892). Deze werd eerst kok van beroep, maar staat later ingeschreven als kelner. Hij trouwde in 1919 in Amsterdam met Hermina Riede (Amsterdam ~1892), die dochter was van een eigenaar – gerant.  Ze zouden in 1932 in Amsterdam weer scheiden. Ik vond nergens of ze ook kinderen kregen.

Vader Friedrich verhuisde later, na het vroegtijdig overlijden van zijn vrouw, naar Zandvoort en daarvandaan, na eerst voor een jaar in Dusseldorf gewoond te hebben, naar Leiden. Zijn vader was ook restaurateur.

De volgende restaurateur, vanaf 29.01.1902, was Bastiaan Kranendonk (Leeuwarden 13.04.1864 – Den Haag 18.05.1939) met zijn vrouw Cornelia van Muscher (Leiden 15.09.1863 – Barneveld 02.01.1947). Ze kregen geen kinderen, maar er woonde bij hen wel een neefje, Johannes Muscher, die ook al in Geldermalsen en aan de Leidse Kade bij hen woonde; hij was een voorkind van de broer van Cornelia. Zij bleven tot 27.05.1907, en vertrokken toen naar Rotterdam. In de tussentijd werkten een aantal mensen bij hen als kelner.

Vanaf 4 juli 1907 was de restaurateur Carel Frederik Bartelsman  (Amsterdam 19.11.1843 – Wijk bij Duurstede 22.01.1927) met zijn vrouw Hendrica Elderenbosch (Amsterdam 07.07.1850 – Wijk bij Duurstede 23.09.1938). Ze waren op 08.07.1885 in Amsterdam getrouwd, en kregen geen kinderen. Zij bleven tot 10.09.1908, en bleven daarna kort in Utrecht wonen (Ambachtstraat 16) waarna ze naar Amsterdam gingen.

Hendrikus Johannes Garretsen (Angerlo 08.07.1860 – Angerlo 15.04.1944) met zijn vrouw Johanna van Rhenen  (Arnhem 29.05.1856 – Angerlo 24.03.1946) kwamen er daarna als laatste als restaurateur. Ze waren op 06.12.1900 getrouwd in Bloemendaal, waarbij hij als beroep opgaf ‘huisknecht’. Ook zij kregen geen kinderen.  Zij gingen op 31.12.1910 naar Amsterdam en daarna naar Den Haag. De kelners die voor hen werkten gingen toen ook allemaal naar andere adressen; ik veronderstel dat er daarna geen restaurateur meer binnen het station woonde.

In gerestaureerde stijl (rond 2000) is de restauratie prachtig:

Restauratie van het Utrechtse Maliebaanstation rond 2000
Restauratie van het Utrechtse Maliebaanstation rond 2000

Het Spoorwegmuseum is nog steeds Johan van Oldenbarneveltlaan 6. Maar er is een tijd geweest dat men van plan was het Maliebaanstation helemaal af te breken: vanaf 1920 heeft de stedenbouwkundigen HP Berlage (ja, die van de beurs van) samen met de directeur Openbare Werken van de stad Utrecht N. Holsboer gewerkt aan een herindeling van de stad Utrecht. Dat ging erg ver zoals hun kaart laat zien:

Plan van Berlage en Holsboer uit Oktober 1920 voor de ‘modernisering’ van de stad Utrecht. Het grijs gekleurde netwerk van wegen van het noord-westen naar het zuid-oosten werd de as van Berlage genoemd. Op de plaats van het Maliebaanstation stonden twee grote universiteitsgebouwen gepland (bron: Utrechts Archief).

Een groot deel van de oude binnenstad zou op de schop gaan, er waren plannen voor forse uitbreidingen naar het Noorden en Zuiden, en er moest zelfs een vliegveld aan de oostzijde en een kanaal aan de westzijde komen. Voor onze buurt hadden ze bedacht dat het onrendabele station Maliebaan zou moeten verdwijnen, en er voor in de plaats twee grote gebouwen konden komen ten behoeve van de universiteit. Het tracé van de spoorlijn kon dan mooi gebruikt worden voor een brede doorgaande weg. Er is jaren over gesteggeld, maar uiteindelijk werd het plan nooit overgenomen. Delen ervan werden later wel gebruikt voor de aanleg van nieuwe wijken in het noorden van Utrecht. Maar gelukkig bleef de situatie rond het Maliebaanstation / Spoorwegmuseum ongewijzigd!

Johan van Oldenbarneveltlaan 7

De eerste bewoner werd ingeschreven op 7 november 1905 en was mevrouw Maria Elise Nepveu tot Ameide (Groningen 27.06.1857 – Utrecht 03.03.1942), haar zus Wilhelmina (Zwolle 26.05.1856 – Utrecht 16.11.1912) en haar broer Albert (Zwolle 04.12.1854 – Bilthoven 03.06.1928), diens vrouw Jacoba van Eibergen Santhagens (Amsterdam 10.05.1868 – Den Haag 1948) en hun kind Laurent (Madjokertores op Soerabaya 01.07.1897). Hun eerste inwonend dienstbode was Neeltje Eegdeman (Reeuwijk 12.06.1886). De familie Nepveu van Ameide is van adel, en van oorsprong afkomstig uit Frankrijk (waarschijnlijk Charenton). Jean Nepveu (1719-1779) was gouverneur van Suriname, zijn zoon Laurens (1782-1839) was lid van de provinciale staten van Utrecht en werd heer van Dijnselburg. Dijnselburg is een landgoed in Huis ter Heide bij Zeist, aan de Amersfoortseweg (nummer 10). Het oorspronkelijke huis is afgebroken, wat er nu staat is in 1883 gebouwd. De familie heeft familiebanden met de familie Ram, waarvan een lid eerder op het gebied woonde waar later het Oosterstation en de Van Oldenbarneveltlaan gebouwd zou gaan worden. Van Albert wordt vermeld dat hij “assistent resident in N.O. Indië met verlof” is. Albert is in 1882 al naar Indie vertrokken als ambtenaar en werd assistent resident van Wonosobo (Kedou). Maria Elise en Wilhelmina, de broer met zijn gezin, en de twee inwonende dienstbodes verhuizen allemaal naar Wilhelminapark 55 in augustus 1907.

Het Wapen van de familie Nepveu tot Ameide

Daarna komt er kort de familie Groenhuizen wonen. Ze komen van de Oude gracht 99, en blijven maar kort want ze verhuizen in Augustus 1909 naar nummer 1 (zie verdere beschrijving aldaar). In hun plaats komt er de familie Van Haag wonen: Johann Stefan van Haag (Rees 07.01.1872 – Utrecht 14.04.1941), zijn vrouw Maria Winanda Wilhelmina Hardung (Rees 02.03.1881 – Utrecht 20.01.1959) en dochter Maria (‘Mia’) Clara van Haag (Utrecht 21.02.1906 – Utrecht 25.12.1978). Johann is “kantoorbediende” maar later laat hij zich inschrijven als “procuratiehouder”; het is niet bekend bij welk bedrijf hij werkte. Maria trouwt in 1929 met Herman Johannes Bernardus Marie van Rooijen (IJsselstein 09.12.1903 – Utrecht 29.01.1963), neef van de vroegere bewoner van nummer 5 (zie daar). Ze blijven bij moeder Van Haag op nummer 7 wonen. Herman werkt in het bedrijf waar zijn vader en oom ook in werken, dwz keukens. De vroegere buurman Rudo Den Hartog (van nummer 5) meldde dat het behoorlijk welgestelde mensen waren, en ze ook de eersten waren die een televisie hadden. Daar mochten ze dan op woensdagmiddag en zaterdagmiddag naar komen  kijken. Vanwege de woningnood nam de familie na het overlijden van moeder Van Haag (wellicht onder dwang) het dierartsen-echtpaar Den Toom op de bovenverdieping. De familie Van Rooijen woont er tenminste 30 jaar, waarschijnlijk tot het overlijden van Mia. Ze krijgen geen kinderen.

Het huis is ook nu weer een woonhuis.