Maliesingel 43
Maliesingel 43, 44 en 45 werden tegelijk gebouwd. De bouwtekening werd voor het eerst in 1897 aangeleverd aan de gemeente, en in 1901 kreeg men toestemming.
De uitbouw werd een paar jaar erna toegevoegd:
Als eerste bewoner, op 29 juli 1902, werd ingeschreven Theodorus Fredericus van Leeuwen (Me(e)gen 05.03.1852 – Utrecht 02.02.1917), zijn vrouw Neeltje van Beek (Zeist 17.08.1862 – Amersfoort 15.10.1947), hun zoon Johannes Theodorus Van Leeuwen (Utrecht 17.12.1893), en de inwonende dienstbode Johanna Clasina Cornelissen (Zoelmond 02.10.1887). Later werd er nog geboren Johan Cornelis Van Leeuwen (Utrecht 03.10.1903), en in de loop der jaren zou er geregeld ook een gezelschapsdame bij hen inwonen. Ze zouden er blijven wonen tot de zomer van 1909, waarna ze verhuisden naar Lucas Bolwerk 5. Later, vanaf 1928 tot tenminste 1940, zou de familie op Maliesingel 43bis terug komen, toen vader Theodorus was overleden. Vader Theodorus is aannemer geweest, zoon Johan werd meester in de rechten. Er blijken aardig wat aannemers te zijn (geweest) in deze regio met de achternaam Van Leeuwen, ik kan niet meer over hem vinden dat met zekerheid op hem slaat.
Kort erna kwamen er mevrouw Simonia Louisa Lagerwerff (Rotterdam 19.04.1840 – Utrecht 17.04.1919), weduwe van Jacob Cramer (Rotterdam 24.12.1833 – Utrecht 18.05.1895); het is onwaarschijnlijk of haar zonen Louis (Charlois [in zuid Rotterdam] 17.10.1865 – Apeldoorn 15.02.1938), Jan Anthonij (Charlois 08.04.1864 – De Bilt 05.07.1952), Cornelis Diederikus (Amsterdam 29.10.1866 – Utrecht 22.01.1941) Jacob (Amsterdam 30.04.1872 – Soest 20.02.1957), en dochter Cornelia Claudia (Amsterdam 15.08.1868 – Muiden 28.05.1948) er ook gewoond hebben. Ze bleef er wonen tot 1918 of 1919. Vader Jacob was eerst predikant geweest en werd daarna hoogleraar Kerkgeschiedenis en christelijke archeologie aan de Rijksuniversiteit Utrecht, zoon Louis werd notaris in Vriezenveen en bekleedde vele functies op kerkelijk en maatschappelijk gebied, zoon Jan Anthonij werd ook eerst predikant en daarna hoogleraar Kerkgeschiedenis in Utrecht. Ik weet niet wat de andere gezinsleden zijn gaan doen.
Rond 1920 woonde er kortdurend WH Verloop; wie hij precies is geweest kon ik niet vinden. Behalve dat hij directeur was bij de machinefabriek De Klop, eerst aan de Lange Nieuwstraat 77, later aan de Helling (voorheen Rotsoord 43) bij de Jutphaseweg. Of er een verband bestaat met de machinefabriek Verloop en Co aan de Tweede Daalsedijk (de latere machinefabriek “De Utrecht”) weet ik niet.
Daarna kwamen er in 1920 wonen Jan Jacob Duijvis (Koog aan de Zaan 10.11.1862 – Heemstede 20.04.1940) . Zijn vrouw Hendrika Honig (Koog aan de Zaan 1865 – Heemstede 01.06.1919) was toen net overleden. Ze kregen 5 dochters: Catharina (Koog aan de Zaan 03.05.1888 – Bussum); Petronella Leonarda (“Leentje”)(Koog aan de Zaan 28.03.1890 – Vlaardingen 1968), Hendrika (“Riek”) (Koog aan de Zaan 02.10.1892 – Haarlem 1984), Maria (Koog aan de Zaan 16.07.1901 – Blaricum 18.12.1944) en Geertruida (Koog aan de Zaan 16.07.1901 – Bentveld 1980). Ze bleven tot 1930 op nummer 43 wonen.
Jan Jacob was een zoon van Jacob Duijvis en Petronella Verkade, uiteraard allemaal uit de Zaanstreek (om het volledig te maken: Jacob’s moeder heette Honig; het aantal huwelijken tussen de families Duyvis, Verkade en Honig is groot), die in Utrecht een rijststijfselfabriek waren gestart. Vader Jacob werd daarna lid van de Utrechtse gemeenteraad, van de Tweede Kamer en van de Provinciale Staten van Utrecht. Hij stond bekend om zijn uiterst progressieve ideeën. Jan Jacob werd daarna directeur van de fabriek aan de Jutphaseweg 140. De fabriek zou in 1936 verkocht worden. De familienaam Duijvis of Duyvis komt oorspronkelijk van de familienaam Duven die al in de 14e eeuw in de Zaanstreek woonde en werkte. Tussen 1775 en 1825 kregen ze een aantal oliemolens en pelmolens in bezit wat de basis werd voor het familiebedrijf.
In 1931 kwam vanuit de Buys Ballotstraat 28 er wonen Derk Johan van
Dieren (Zutphen 27.01.1856 – Rijswijk 28.09.1939), zijn vrouw
Petronella Johanna Frederika Mathilda Landzedel (Semarang 25.11.1863 –
Rijswijk 08.03.1938) en hun dochter Catharina Maria (‘Riet’) van Dieren
(Arnhem 04.09.1891 – 24.01.1972). Derk en Petronella hadden naast Riet
nog de kinderen Jentien (‘Jentje’) (Arnhem 22.09.1887 – 12.01.1968);
Jan Duis (Arnhem 23.09.1889) – Apeldoorn 22.03.1964) en Petronella
(‘Nel’) Johanna Frederika Mathilda (Geldermalsen 10.04.1894 – Den Haag
23.08.1950). Die staan soms wel en soms niet ingeschreven in Maliesingel 43; het lijkt er op dat een deel van de familie in de Buys Ballotstraat bleef
wonen. Een aantal familieleden bleef in ieder geval op de Maliesingel wonen tot 1935. Derk Johan was oud inspecteur van de Post in Utrecht en met pensioen sinds 1921. Jan Duis was vanaf 1917 als ingenieur werkzaam in de suikerindustrie in Nederlands Indië, keerde in 1932 terug in de crisistijd, en werd in 1937 medeoprichter (samen met Lambertus van Ouwerkerk) en
bedrijfsleider van de Röntgen Technische Dienst (RTD) in Overschie in
Rotterdam; zij keurden o.a. scheepsrompen door middel van
röntgenstralen. Dochter Catharina was gepromoveerd (1928) in wis- en
natuurkunde; ze kon echter geen baan krijgen na haar promotie en is
daarom daarna tandarts geworden; zij vestigde zich in Rijswijk. Dochter
Petronella werd conservatrice in Den Haag van het in 1929 gestarte
“Nederlandsche Postmuseum”, wat later Beeld en Geluid zou
worden.
In 1937 vestigde zich er Eelco Idsinga (Tandjong Pinang 11.08.1901 – Utrecht 29.01.1969) als tandarts. Hij was de zoon van Johan Idsinga en Pauline Idsinga die vanaf 1925 woonden aan de Johan van Oldenbarneveltlaan 5 (zie aldaar). Hij was getrouwd met Geertruida Klazina Bargsma (Den Haag 05.03.1904 – Utrecht 07.03.1987), ze kregen twee kinderen. Ik woon lang genoeg in de buurt om me te herinneren dat de tandartsstoel en lamp zichtbaar was in de laagbouw achter het huis dat in feite in de Johan de Wittstraat ligt. De praktijk is daarna omgebouwd tot woonruimtes. Eelco had in 1962 overigens wel een vreemde ontmoeting die in de krant beschreven werd:
43bis
De eerst ingeschreven bewoners, op 27 mei 1902, waren Otto Christiaan Croiset van Uchelen (Den Haag 25.07.1869 – Naarden 15.01.1945), en zijn tweede vrouw Georgine Leonoro Wijnen (Ginneken 10.03.1867 – Haarlem 22.08.1944). Otto was gescheiden van Isabelle Caroline de Jongh van Arkel. Met wie hij samen een zoon Gerard kreeg, en Georgine was eerder gehuwd met Johan Hendrik van Ek. Zij had met hem een dochter Johanna Margaretha Elisabeth van Ek (Den Haag 05.09.1889) die ook bij hen inwoonde, en hun dienstbode Elisabeth Helena Marie van Aken (Assen 17.02.1883) trok ook in. In 1904 voegde zich nog bij hen Elisabeth van Koetsveld (Westmaas 30.09.1832 – Den Haag 30.01.1917), de weduwe van Hendrik Willem Balthazar van Uchelen (Den Haag 1823 – Den Haag 08.02.1883), en in 1906 kwam ook de zoon van Georgine, Willem Anton van Ek (Medan Deli 03.08.1886 – Utrecht 28.09.1906), die zeer kort erop overleed. Ze bleven er wonen tot voorjaar 1907 waarna ze vertrokken naar Buys Ballotstraat 25. Otto was inspecteur van politie, werd districtscommandant, en werkte vooral lang bij de marechaussee als inspecteur. De familie Croiset is van oorsprong afkomstig van de Franse hugenoten.
Kort erna kwam er wonen Charlotte van Thiel (Den Haag 05.04.1837 – Utrecht 18.05.1934), weduwe van August(us) Johannes Doorman (Den Haag 23.03.1819 – Ermelo 07.07.1892) met haar dienstbode. Ze hadden drie zonen en een dochter gekregen maar die woonden niet meer thuis (een was reeds overleden). August was kapitein geweest van de artillerie in het Indisch leger.
Mevrouw Van Thiel bleef er lang wonen maar nam wel mensen in huis. De eersten waren Justinus Hendrikus Van Rijn (Utrecht 15.03.1842 – Utrecht 01.12.1913) met zijn vrouw Cornelia Margaretha Berbers (Utrecht 23.09.1849 – Ijsselstein 17.06.1934). Ze woonden er maar een paar jaar omdat Justinus snel erna overleed. Er zijn daarna vast nog meer mensen ingetrokken, maar deze zijn niet centraal geregistreerd.
Daarna kwam de familie Van Leeuwen terug die eerder woonden op nummer 43 in het benedenhuis; voor meer details zie hierboven. Ze bleven er wonen tot tenminste 1940.
Later, in de jaren 70, verbleven een aantal leden van een commune in het bovenhuis. Er wordt aan gewerkt om op een later tijdstip dit in detail hier te vermelden, tegelijk met andere communes die in de buurt hebben gewoond.
Nummer 43 is ook nu een woonhuis.
Maliesingel 44
Maliesingel 43, 44 en 45 werden tegelijk gebouwd. De bouwtekening zoals die aangeleverd werd aan de gemeente staat bij nummer 43.
Als eerste bewoner, op 13 oktober 1902, wordt genoemd mevrouw Wijntje Van Maarschalkerweerd (Utrecht 08.04.1833 – Utrecht 25.11.1918), weduwe van Hendrik Arie de Liefde (Utrecht 24.08.1828 – Brummen 23.01.1903), met haar dochter Wijntje Alberta Jannetje De Liefde (Utrecht 25.07.1871 – De Bilt 08.01.1956). In 1908 voegde zich bij hen kleindochter Clasina Geertruida Iseger (Utrecht 01.01.1888 – Zeist 04.01.1974), kort nadat Wijntje jr was verhuisd naar de Mariaplaats 2 toen ze met Gerardus Pieter Albertus Fuijt trouwde. Wijntje sr is tot haar overlijden in 1918 blijven wonen op nummer 44. Een deel van haar spullen stonden het jaar erop te koop in de krant:
Wijntje is een erg bijzondere naam; tegenwoordig komt deze vooral nog voor in de regio rond Ede. Het is van oorsprong een oud-Friese naam, waarbij ‘win-‘ vriend betekent (vergelijk Boudewijn en Alewijn, waarbij ‘ –wijn’ dezelfde oorsprong heeft). Een alternatief is de naam ‘Wine’ die vrijwel alleen gebruikt wordt door mensen uit Suriname. Er is verder niet veel over de familie te vinden.
Na haar kwam er wonen Jan Dirk Udo (Rhenen 29.11.1869 – Zwolle 13.03.1948) met zijn vrouw Wilhelmina Cornelia de Reus (Utrecht 29.01.1880 – Den Haag 11.04.1966) en hun kinderen Willem Udo (Utrecht 11.05.1909 – Doorn 10.06.1990) en Wilhelmina Christina Udo (Utrecht 15.08.1910). Jan Dirk was commies bij de PTT en werd uiteindelijk directeur van het kantoor van de PTT in Zwolle, Willem werd later notaris in Rijswijk. Over Wilhelmina is geen nadere info te vinden.
Na overplaatsing van Jan Dirk kwam er in 1925 wonen jonkheer Arnold Engelinus van Foreest (Haarlemmermeer 20.06.1863 – Apeldoorn 24.06.1954) met zijn vrouw Sophia Louisa van Ringh (Pingjum 21.11.1867 – Apeldoorn 12.03.1951). Het is onzeker of hun kinderen Margaretha Antonia (Amsterdam 02.10.1896 – Leiden 06.01.1960), Arnold (Den Haag 11.02.1902 – Maartensdijk 05.06.1964)en Dirk (Utrecht 30.06.1909) er ook hebben gewoond. Het gezin bleef er wonen tot tenminste 1931. Arnold is hoofdinspecteur van de posterijen geweest.
Na hen, in ieder geval vanaf 1935, kwamen er wonen Jan Hendrik Schuring (Nieuwe Pekela 24.07.1866 – Utrecht 14.01.1946) en zijn vrouw Hend(e)rika Dijkhuis (Veendam 18.01.1875 – Utrecht 14.04.1962). Hun zoon Hendrik Jan (Veendam 08.06.1904) woonde niet meer bij hen, zoon Ties Johan (Veendam 17.03.1907) wel. Jan werkte ook al bij de posterijen, net als de andere bewoners voor de familie Schuring. Jan Hendrik is er blijven wonen tot zijn overlijden, Henderika verhuisde daarna naar de Homeruslaan 55. Het is niet bekend waar Ties heen ging.
44bis
De eerst ingeschreven bewoner, op 14 mei 1902, op 44 bis was Stephanus (“Steven”) Johannes Herman(n)us Trooster (Zwolle 22.12.1849 – Utrecht 26.11.1910) met zijn vrouw Cornelia (“Nelie”) Maria Kamphuijs (Zaandam 31.03.1859 – Utrecht 24.07.1923) en hun kinderen Maria Ursula Geertruida (Zwolle 20.07.1882 – Uden 17.10.1969), Martinus Simon Hendrik (Zwolle 14.06.1885 – Utrecht 06.01.1973), Cornelia (“Nelie”) Sebastiana Regina (Zwolle 06.01.1895 – Nijmegen 02.07.1971), Stephanus Gerardus (“Gerrit”) (Zwolle 16.07.1896 – Utrecht 14.09.1950), en hun inwonende dienstbode Jacoba Slingerland (Hazerswoude 09.05.1879). Eerdere kind, Helena Elisabeth Maria (Zwolle 24.07.1889 – Zandvoort 03.09.1898) en Helena Maria (Utrecht 09.01.1900- Utrecht 09.01.1900) waren daarvoor al overleden. Toen Stephanus sr overleed in 1910 en later ook Cornelia sr in 1923, bleef het gezin er wonen, tot ongeveer 1928.
Steven was architect en steenfabrikant. Hij was de zoon van een bekende Zwolse aannemer, Bernard Trooster; deze laatste kan in feite beter omschreven worden als projectontwikkelaar. Steven heeft een groot aantal huizen in Zwolle gebouwd in de jaren 1880 en 1890. Een van de bekendste was en is nog steeds Terborchstraat 10-12 in Zwolle. Hij kwam in de gemeenteraad van Zwolle en liet in zijn handelen en besluiten zijn grote sociale gevoelens blijken, bijvoorbeeld in een minimale grootte van een huis voor arbeiders. De andere gemeenteraadsleden vonden dit allemaal veel te ver gaan en hielden al zijn plannen tegen, waarna Steven vertrok uit de gemeenteraad en ook uit de stad Zwolle, naar Utrecht verhuisde, en directeur werd van de steenfabriek De Koppel in Houten. Die steenfabriek had hij al in 1887 samen met grootgrondbezitter Thomas de Rijk opgericht. De fabriek lag net ten noorden van de Wayensdijk, op de plaats waar nu verkeersknooppunt Lunetten ligt. Ik schat dat de naam De Koppel voor het parkje daar vlakbij nog aan de steenfabriek herinnert (net als de naam Troosterlaan en Troosterhof in Tuindorp).
Zoon Gerrit ging in Utrecht naar de HBS, werd geoloog en later hoogleraar aan de universiteit van Utrecht. Hij werd bekend omdat hij vond dat je principes van de fysica moest toepassen wilde je iets begrijpen van de geologie.
In 1928 kwam er Jacobus (“Jac”) van Maaswinkel (Amsterdam 07.09.1866 – Utrecht 01.07.1938) en zijn vrouw Janna Wilhelmina Van der Garde (Biervliet 27.11.1863 – Utrecht 01.12.1948). Voor zover ik kon vinden kregen ze geen kinderen. Hij is generaal-hoofdinspecteur van de levensverzekering maatschappij Utrecht geweest waar hij gedurende meer dan 40 jaar werkte, en was gepensioneerd toen hij op nummer 44 kwam wonen.
Daarna kwam er wonen Derk Jan Velderman (Den Helder 06.03.1909 – Utrecht 24.01.1955) en Carla Alexandrina Wienecke (Fort de Kock [Sumatra] 11.10.1910 – Den Haag 11.01.2008) . Carla was eerder getrouwd geweest met Charles Albertus Lagaaij (Ede 06.03.1907 – Straat Gaspar 17.02.1942) die als luitenant ter zee bij de slag om de Javazee was omgekomen. Carla had met Charles twee kinderen, Rob Lagaaij (Den Helder 19.01.1935 – Orinda [USA] 23.06.2014), die een bekend geoloog werd, en Mik Lagaaij wiens gegevens nog niet beschikbaar zijn om privacy redenen. De kinderen woonden ook op 44bis. Derk Jan werkte bij houthandel Jongeneel als adjunct directeur.
Nummer 44 is ook nu een woonhuis.
Maliesingel 45
De bouwtekening voor Maliesingel 45 werd in augustus 1901 tegelijk ingediend met die voor 43 en 44, en wordt afgebeeld bij nummer 43.
De eerste bewoner van het benedenhuis wordt ingeschreven op 27 mei 1902: Frederik Wilhelm Schöttelndreier (Nijkerk 14.01.1868 – Utrecht 30.12.1915), zijn vrouw Elisabeth Burgerding (Amsterdam 01.01.1875 – De Bilt 06.12.1966) en hun kinderen Christiaan Frederik (Amsterdam 06.01.1898 – Utrecht 28.01.1963) en Anton Willem Gerard Hendrik (Amsterdam 25.04.1902 – Utrecht 03.02.1904). Hun inwonende dienstbode is Grietje Meijer (Aalsmeer 12.10.1883). Later wordt er nog geboren hun zoon Gerard Anton Schöttelndreier (Utrecht 30.04.1905 – Utrecht 22.04.1907). In 1911 komt nog bij hen wonen de zus van Frederik, Gijsbertha Schöttelndreier (Nijkerk 11.09.1869 – Utrecht 23.12.1944). De familie verhuist in zomer 1912 naar Maliesingel 47. Bij het beroep van Frederik staat directeur van de Stoomsnelpersdrukkerij van LE Bosch & zonen maar hij zou later ook directeur worden van het Utrechts Dagblad. De familie staat uitvoeriger beschreven bij Maliesingel 47.
Na hen komt er wonen mevrouw Frederika Sorg (Soerabaja 28.02.1843 – Groningen 17.12.1940), weduwe van Henri Louis Benjamins (Arnhem 01.02.1836 – Leiden 03.01.1899). Henri Louis was arts en werkte als officier van Gezondheid voor de KNIL (het Nederlandse leger in Indonesië). Ze kregen 4 kinderen samen: Frederik (Cilicap [Java] 28.02.1869), Henri Alfred (Cilicap [Java] 28.04.1871), Jacqueline Henriette (Semarang 15.06.1872) en Charles Emile (Semarang 13.07.1873) maar zover bekend woonde geen van hen nog thuis toen Frederika naar de Maliesingel verhuisde. Charles Emile woonde in die tijd op nummer 42, makkelijk omdat hij net benoemd was als KNO-arts in het Antonius Ziekenhuis in Utrecht. Hij werd in 1924 benoemd in Groningen als hoogleraar en ik schat dat, toen hij daarheen verhuisde, zijn moeder ook naar Groningen verhuisde. Zoon Henri Alfred werd boekhandelaar.
Rond 1924-1925 kwam Willem Frederik Van den Berkhof (Utrecht 27.10.1864 – Utrecht 07.02.1932) er wonen met zijn vrouw Cornelia Maria Grielis (Schoonhoven 01.05.1859 – Utrecht 21.06.1941). Hij was eerder getrouwd geweest met Elisabeth Maria Adriana Noothout (Amsterdam 06.01.1866 – Bunnik 18.07.1947) van wie hij in 1914 scheidde; zij was eerder getrouwd geweest met Josephus Henricus Ludovicus Bouman (Utrecht 25.08.1845 – Utrecht 06.07.1911) en was inmiddels weduwe. Ze hadden drie kinderen: Willem Frederik jr (Grave 15.09.1890), Neeltje (Rotterdam 02.06.1894) en Frederik Bernard (Hilversum 30.04.1898). Na overlijden van Willem Frederik bleef Cornelia nog geruime tijd op nummer 45 wonen, tenminste tot 1940. Daarna verhuisde ze naar de Biltstraat 102. Willem Frederik sr was directeur geweest van verschillende PTT kantoren.
45bis
In het bovenhuis werd op 15 mei 1902 ingeschreven Jan Leenderd (soms: Leendert) Hoorweg (Krimpen aan de Lek 04.10.1841 – Utrecht 08.06.1919), zijn vrouw Anna Hestrea Lambertina Terwogt (Utrecht 20.11.1840 – Utrecht 15.06.1917), hun zoon Jan Willem Hoorweg (Utrecht 19.05.1876 – Utrecht 11.07.1941) en hun inwonende dienstbode Antje De Vries (Siegerswoude 19.07.1874). Hun andere kinderen waren Anna Wilhelmina Maria (Utrecht 08.07.1867 – Utrecht 10.08.1939), Arie Jan Hoorweg (Utrecht 06.11.1868 – Heemstede 27.07.1937), Jeannette (Utrecht 01.10.1870 – Utrecht 12.02.1950) en Wilhelmus Albertus Hoorweg (Utrecht 29.08.1872 – Utrecht 08.01.1875). Pieter Reinardus Hoorweg (Batavia 20.05.1873 – Utrecht 24.06.1958) zal trouwen met zijn nichtje Jeannette. Hij woonde toen nog op Java maar kwam in 1920 terug op de Maliesingel. Hij woonde er tenminste tot 1922 toen beide ouders overleden waren. De naam Hoorweg is afkomstig van de naam Hoorewech, wordt ook wel gespeld als Hoornweg of Horeweg, en is genoemd naar de Hoornweg in Overschie bij Rotterdam. Daar stond lange tijd maar één boerderij; de eerst bekende bewoner is Jannetje Cornelisdr Hoorewech in 1550. De boerderij werd in 1952 afgebroken om plaats te maken voor flats, maar de Hoornweg bestaat nog steeds. Op de site van de genealogische vereniging Hoorewech is meer over de familie te vinden.
Jan Leendert was leraar en werd later directeur van de Rijks HBS aan de Kruisstraat 1. Hij was ook een bekend fysicus die samen met twee Franse collega’s in een wet het kwantitatieve effect van elektriciteit op biologische weefsels beschreef: de Hoorweg-Weiss-Lapicque wet (voor de liefhebber: V(C) = aR + b l C).
Zoon Arie Jan wordt arts, gaat in 1895 naar Zeeland, eerst als huisarts in Middelburg, later in Heinkenszand. In 1922 gaat hij leiding geven aan het Zeeuwse consultatiebureau tot bestrijding van tuberculose, wat hij tot één week voor zijn dood zal blijven doen. Hij stond bekend als een warm mens, die veel van zijn patiënten ‘pro deo’ behandelde want geld hadden zijn patiënten meestal niet. Geregeld werd hij ‘in natura’ betaald en werden de kippen voor de deur van zijn huis afgeleverd. De man (en neef) van Jeannette, jurist Pieter Reinardus werd procureur van het Hoger Gerechtshof en directeur van de Utrechtse Hypotheekbank; ze zouden later naar de Maliebaan 102 verhuizen. Jan Willem gaat in 1910 zelfstandig wonen in de Lange Nieuwstraat, maar komt na een paar jaar terug, en werd amanuensis van het Röntgeninstituut nadat hij eerder masseur van beroep was geweest.
De volgende die in geschreven werd, tenminste vanaf 1927, was JW Bosch. Hij was commies bij de PTT; ik schat dat hij er kwam wonen omdat onder hem de oud directeur van de PTT woonde, Willem Frederik van den Berkhof. Er zijn zeer veel mensen met de achternaam Bosch en een voornamen die met een J en W beginnen; ik heb niet goed kunnen vinden wie hij precies is geweest.
Rond 1941 kwam er wonen Willem Jan van Zutphen (Utrecht 30.10.1881 – Utrecht 17.02.1963) met zijn vrouw Maria Jacoba Helweg (Amsterdam 04.03.1884). Ze hadden twee dochters, Henriette en Willy, maar waarschijnlijk waren die in die tijd al het huis uit. Ze waren eerder in 1908, na hun trouwen, in de Johan de Wittstraat 3 gaan wonen, en hoefden hun spullen maar 25 meter te verhuizen. Willem Jan was rijksschatter van beroep, d.w.z. dat hij in dienst was van de belastingdienst en goederen op waarde schatte.
Maliesingel 45 is ook nu een woonhuis.
Maliesingel 46
Maliesingel 46 werd gebouwd op verzoek van de familie Mijnlieff. De bouwtekening werd ingediend in 1898. Aanvankelijk was het een enkel groot huis. In 1938 werd toestemming gevraagd voor een verbouwing waarbij het een boven- en benedenhuis werd met twee aparte ingangen. Het huis lijkt sterk op het huis Maliebaan 21; geen wonder, want dat werd gebouwd rond dezelfde tijd ten behoeve van de moeder van Jan Willem Mijnlieff.
Jan Willem Mijnlieff (Jutphaas 29.04.1862 – Den Haag 29.12.1940), Elisabeth Johanna Maria De Meijer (Amersfoort 31.03.1863 – Utrecht 16.09.1930), en hun 4 kinderen Elzabeth Carolina Constance (Utrecht 11.12.1893 – Wageningen 28.01.1983), Willem Jan (Utrecht 04.02.1895), Frans Frederik Willem (Utrecht 15.05.1898 – 07.09.1975), en Maria Elisabeth Johanna Constance (Utrecht 27.06.1899) worden op 26 oktober 1901 op Maliesingel 46 ingeschreven. Ze kwamen van Helling. Kinderjuf Paulina Louisa Sophia Wassenaar (Amsterdam 4 juli 1868) verhuisde met hen mee. Later, in 1916, zal Jan Willem scheiden en in 1921 hertrouwen met Helena Verburg (Haarlem 25.09.1889 – Bussum 12.08.1951) met wie hij een dochter kreeg, Maria Cornelia Mijnlieff (Utrecht 23.02.1923 – Amstelveen 03.02.2016). De vader van Jan Willem Mijnlieff had in 1856 de fabriek “De Liesbosch” aangekocht die lag aan het eind van de Verlengde Hoogravenseweg 17. Ze maakten zowel steen als tegels. De oven “De Liesbosch” wordt al genoemd in stukken uit 1758, het landgoed waar de oven op staat wordt zelfs al genoemd in 1639. Het lag aan de Vaarts(ch)e Rijn, destijds een belangrijke verbindingsroute en dus een makkelijke aanvoer van materialen. De Liesbosch begon als boerderij, werd een landhuis met naast gelegen steenovens, en is vele malen verbouwd. Het werd in 1948 gesloopt.
De familie Mijnlieff vestigde in 1893 daarnaast de Faience- en Tegelfabriek ‘Holland’ aan De Helling (bij Rotsoord). Vooral hun handgeschilderde Art nouveau aardewerktegels waren van hoge kwaliteit en kregen grensoverschrijdende waardering. In 1918 werden de hallen van de fabriek overgenomen door de Utrechtse Machinale Stoel en Meubelfabriek (UMS) dat later Pastoe werd.
Het is aardig dat een bekend tableau van tegels aan de Maliebaan 16 ook door de fabriek van Mijnlieff werd gemaakt:
En ik schat dat ook de tegels op Maliesingel 46 uit de eigen fabriek kwamen, plus de tegels bij nummer 29 die de Maliesingel aangeven:
De familie Mijnlieff moet tussen 1916 en 1918 verhuisd zijn. Daarna komt er wonen Willem Hendrik Verloop (Utrecht 15.10.1877 – De Bilt 23.09.1941) met zijn vrouw Elizabeth Cornelia van Noordenne (Sliedrecht 14.04.1877 – Zeist 11.07.1946) en hun zoon Jan Willem Jacob Verloop (Utrecht 21.11.1906 – Utrecht 08.08.1976); later veranderde de laatste zijn achternaam in Van Noordenne Verloop, ik schat omdat het geslacht Van Noordenne al een oud en lang bekend geslacht is, dat vooral in de regio Hardinxveld-Giessendam voorkomt, en omdat wellicht deze tak zou uitsterven. Dat deed het overigens toch toen zijn kind op relatief jonge leeftijd overleed.
Ook de familie Verloop is een bekend Nederlands geslacht dat zijn oorsprong heeft in Gellicum, en vanaf 1650 bekend is. Velen werden fabrikant, vooral in olie en zeep, zoals ook Willem Hendrik deed, maar anderen werden directeur van levensverzekeringmaatschappijen, hoogleraar of hooggeplaatste ambtenaar in Den Haag. De familie blijft er lang wonen, waarschijnlijk 20 jaar.
In najaar 1941 vestigt zich notaris AH Lijdsman zich op nummer 46, waar hij tot 1 januari 1956 praktijk zal voeren. Tegelijkertijd wordt genoemd dat R van Gaasbeek er in mei 1941 tot minstens mei 1947 kwam wonen, die inspecteur was bij het Lager Onderwijs. Waarschijnlijk woonde laatstgenoemde op 46bis, en was toen inmiddels de splitsing gemaakt van het pand in twee woonhuizen. Dat geldt ook de familie die daarna kwam: Catharina (Tine) Maria Josepha Poelmann (Amsterdam 17.09.1911 – Utrecht 06.08.1959) die gehuwd was met Johannes (Jan) Franciscus Gerardus Reith (Maarsseveen 05.06.1902 – Doorwerth 25.10.1990), samen met hun dochters Monica Maria Reith (Maartensdijk 21.12.1936 – Utrecht 13.03.2010),en Elisabeth (Liesbeth) Maria Reith (Utrecht 17.04.1941), en zoons Tom (Maartensdijk 11.06.1935 – Willemstad [Curacao] 08.01.2015), Bruno (Maartensdijk 1938), Bernard (Utrecht 04.12.1943) en Maarten (Utrecht 1946). Zij worden geregistreerd op 46bis. Jan Reith was chemicus en werd hoogleraar Levensmiddelenleer en Toxicologie aan de Rijksuniversiteit Utrecht.
Zonder bezoek aan het Utrechts Archief kan ik niet goed bepalen wie er daarna op nummer 46 woonde. Wel zullen velen van ons nog het Centrum voor Vrouwengezondheidszorg Aletta kennen dat jarenlang er gevestigd was tussen 1984 en 1998. De zelfhulporganisatie was overigens al eerder gestart, in 1980. De naam was afkomstig van Aletta Jacobs, de eerste vrouwelijke arts in Nederland. Het centrum had een landelijke pioniers- en voorbeeldfunctie.
Daarna zijn er verschillende bedrijven gevestigd in het pand. Dat is ook nu nog het geval.
Maliesingel 47
Het bouwplan van Maliesingel 47 werd ingediend in najaar 1900, en omvat onder andere een prachtige tekening van de voorkant van het huis:
Er wordt genoemd dat het huis werd gebouwd in opdracht van kapitein LC van Kuijk en hij was dan ook de eerste bewoner ervan, die ingeschreven werd op 26 oktober 1901. Leonard Cornelis van Kuijk (Delft 13.06.1855 – Den Haag 12.06.1934) was kapitein bij de artillerie. Hij was getrouwd met Johanna Petronella Christine Henriette van Reede tot Ter Aa (Loenen 27.03.1855 – De Bilt 21.09.1942) en samen hadden ze 2 kinderen: Johannes Jan Pieter Christiaan (Utrecht 23.04.1889 – Renkum 14.08.1971) en Agatha Henriette Charlotte (Utrecht 24.07.1891). Ook woonden er hun dienstbode Bartha Cornelia van den Ham (Zoelmond 28.09.1854 ) en hun kindermeisje Anna Ella Boissier (Waldensweil [bij Zurich] 05.08.1881) die na een jaar vervangen werd door Louisa Hilda Maulaz (Bahia [Brazilië] 23.10.1882). Zoals de naam van mevrouw al aangeeft, was ze van adel: barones. De familie behoorde zowel bij de ‘oude adel’ als de ‘moderne adel’. Goert van Reede was vanaf 1557 heer van Amerongen, en in 1716 werd dit gesplitst in een tak Van Reede van Amerongen en Reede tot Ter Aa door een huwelijk. Huis Ter Aa lag in Ruwiel, bij Breukelen; er bestaat geen afbeelding van. Velen uit de adellijke familie speelden een voorname rol als diplomaat en in het hof van de Oranjes. Ook de kindermeisjes cq gouvernantes waren van adel, maar uit een ander land, zoals dat vroeger vaak gebeurde. De hele familie vertrok weer naar De Bilt in augustus 1906. De adellijke lijn is sindsdien uitgestorven.
Eind 1906 werd ingeschreven Willem Daniel Van Eck (Den Haag 08.04.1870 – Den Haag 25.02.1954) met zijn vrouw Elisa Petronella Kramer (Blitar [Indie] 23.06.1878 – Den Haag 07.08.1962) en kinderen Daniel van Eck (Utrecht 13.05.1903 – Voorburg 20.03.1970) en Gerrit van Eck (Utrecht 03.06.1905). Een hele reeks van dienstbodes woonde bij hen in. Willem was de directeur van de Utrechtsche Asphaltfabriek (die heette vroeger Stein en Takken). Het bedrijf startte in 1880, was gevestigd aan de Gansstraat waar uit steenkoolteer asfalt en vooral asfaltpapier werd gemaakt, dat gebruikt werd als dakbedekking. Het bedrijf sloot in 1934. Er staat nog steeds een depotgebouw aan de Gansstraat 132. In het voorjaar van 1912 verhuisde het gezin naar de Willem de Zwijgerlaan 13.
In de zomer van 1912 kwam er wonen Frederik Wilhelm Schöttelndreier (Nijkerk 14.01.1868 – Utrecht 30.12.1915), zijn vrouw Elisabeth Burgerding (Amsterdam 01.01.1875 – De Bilt 06.12.1966), en hun kind Christiaan Frederik Schöttelndreier (Amsterdam 06.01.1898 – Utrecht 28.01.1963), plus de zus van Frederik, Gijsbertha Schöttelndreier (Nijkerk 11.09.1869). Hun andere kinderen, Anton Willem Gerard Hendrik (Amsterdam 25.04.1902 – Utrecht 03.02.1904) en Gerard Anton (Utrecht 30.04.1905 – Utrecht 22.04.1907) waren op zeer jonge leeftijd overleden. Ze woonden ervoor op Maliesingel 45.Frederik werd lithograaf, en later was hij directeur van de stoomsnelpersdrukkerij van LE Bosch & zonen, zat in het bestuur van de school voor de typografie aan de Jutfaseweg, en was directeur van de NV Utrechts Dagblad.
Zijn zoon Christiaan zou 50 jaar bij de spoorwegen werken, en vlak na zijn pensionering overlijden. Zijn moeder werd dement; de manier waarop dat in de krant kwam zou nu toch niet meer zo gebeuren:
Na hen kwam er wonen ‘M Ruiterberg’. Ruitenberg is een veel voorkomende naam maar Ruiterberg is zeer bijzonder. Er staat in het Utrechts Archief helemaal niets over iemand met deze achternaam, behalve de vermelding in de adressenboeken, en ook in andere systemen komt geen M Ruitenberg voor, behalve Menso Ruitenberg die boerenknecht was in Friesland en rond 1825 daar trouwde. Kortom: er is niets over deze persoon te vinden, wat toch wel bijzonder is.
In 1931 stond ingeschreven Pieter Davelaar (Rietveld 04.10.1879 – Utrecht 27.01.1932), en zijn vrouw Krijntje Pieternella van Driel (Utrecht 24.03.1876 – Zeist 03.03.1935). Na overlijden van zijn eerste vrouw Maria Everina van Driel (21.03.1878 – Utrecht 26.02.1922) was hij diens zus getrouwd. Pieter was notaris in Utrecht tussen 1919 en 1932, na eerder gewerkt te hebben in Metslawier (Friesland) en Hilversum. Hij werd alom geroemd om zijn betrokkenheid en eenvoud. Zover na te gaan kreeg hij geen kinderen.
In 1940 stond ingeschreven dominee Jan Hendrik Telkamp (Hillegom 29.05.1886 – Haarlem 23.03.1961) en zijn vrouw Alida Maria Rot (Westzaan 15.02.1901 – Hillegom 26.10.1976). Hij was van 1927 tot 1942 predikant van de gereformeerde kerk. Zover na te gaan kregen ze geen kinderen.
Er hebben anderen daarna op Maliesingel 47 gewoond hebben zoals de weduwe GJ Hey(ij)er – Batelaan (Bodegraven 10.02.1878 – Den Haag 06.02.1961)(eerder woonde ze er samen met haar man Hendrik Antoon Hey(ij)er [Utrecht 31.12.1867 – Vlaardingen 09.09.1955) maar ongetwijfeld kennen een aantal van ons het huis als dat van huisarts Robert Pieter Huijbregsen (Rotterdam 20.06.1927 – Utrecht 12.12.2004), met zijn echtgenote Suzanna Maria Werfhorst (Den Haag 05.05.1927 – Utrecht 07.01.2014.), en hun zoon Coert en dochter Caecilia (Utrecht 22.06.1962). Ik vond dat hij zijn praktijk op 1 nov 1961 startte (ervoor werkte hij aan Lucas Bolwerk 7). Ik denk dat hij wel 30 a 35 jaar praktijk heeft gevoerd. Velen zullen ook zijn vrouw met de hond (een dalmatiër) hebben zien lopen.
Maliesingel 47 is ook nu een woonhuis.
Maliesingel 48
Maliesingel 48 werd gebouwd tegelijk met nummer 49 en 50.
Op 27 maart 1902 werd als eerste ingeschreven Jeanne Margaretha De Crane (Zierikzee 30.08.1845 – Oosterbeek [Renkum] 01.05.1929), weduwe van Gerard De Bruijne (Middelburg 21.08(?9).1842 – Utrecht 28.03.1892) die leraar was geweest. Ze bleef er maar ruim een jaar wonen, en verhuisde toen iets verderop naar Maliesingel 66. De familie De Crane is er een die van oorsprong uit Zeeland komt. Vanaf 1700 gaan er geleidelijk aan ook familieleden wonen in andere provincies. De bekende vertegenwoordiger is Jan Willem Crane (1758-1842) die hoogleraar Grieks, Latijn, Geschiedenis en Welsprekendheid was aan de universiteit van Franeker. Van Jeanne is niet veel bekend. Er wordt nergens vermeld of ze een beroep heeft gehad en zo ja, welk.
Snel na het vertrek van Jeanne kwam de familie van Erkom er wonen: Dirk van Erkom (Tricht 12.09.1837 – Buurmalsen 05.07.1913), zijn dochter Areke Gijsbertha Maria Van Erkom (Tricht 16.07.1870 – Laren 20.08.1929) en zijn zus Adriana Martina van Erkom (Tricht 03.05.1834 – Buurmalsen 24.10.1916). Dirk was getrouwd geweest met Maria Elisabeth Den Duytsen (Buurmalsen 21.03.1838). Ze bleven er wonen tot voorjaar 1906, en verhuisden toen naar Den Haag en gingen iets later weer naar Buurmalsen. Waarom ze in Utrecht kwamen wonen weet ik niet; Dirk was landbouwer, en kan het moeilijk voor zijn werk gedaan hebben. Zijn vrouw werd in 1900 nog ingeschreven met de anderen uit het gezin in Buurmalsen; of ze opgenomen was of dat er een andere reden was waarom ze daarna niet werd ingeschreven is niet terug te vinden. Ze is niet samen met hem begraven.
Daarna kwamen Johanna Barbara Verhoeff (Boskoop 22.04.1862 – Utrecht 19.08.1947), weduwe van Cornelis Jan Pieter Verhoeff (Berkenwoude 06.01.1861 – Driebergen 12.11.1903), met haar dochter Johanna Dorothea Verhoeff (Driebergen 25.05.1897 – Utrecht 24.08.1939). Johanna en Cornelis waren ook neef en nicht (hun vaders waren broers). Ze kwamen uit de Hugo de Grootstraat 4 en woonden tot voorjaar 1912 in het benedenhuis en verhuisden toen naar het bovenhuis van Maliesingel 49, waar Johanna ook bleef wonen toen haar dochter overleed in 1939. Ik verwacht dat ze er tot haar dood in 1947 woonde. Moeder en dochter Verhoeff hadden geregeld studenten op kamers, zoals Anna Janke Westerling (Aalsmeer 18.10.1886) en Johanna Eleonora Maria Van der Made (Gendt [Gelderland] 31.08.1890 – Amersfoort 17.03.1960).
In het benedenhuis kwam in 1912 toen wonen Rein Dekker (Egmond aan Zee 05.02.1881 – Amersfoort 06.12.1965), zijn vrouw Elisabeth Jacoba Conijn (Egmond aan Zee 19.01.1878 – Amersfoort 27.01.1968), en hun kinderen Elisabeth (elders wordt ze Engelbertha genoemd) Anna Cornelia Dekker (Amsterdam 18.06.1907 – 2001) en Gerard Rein (Amsterdam 28.04.1910 – 1997). Later werd er ook nog geboren Anna Catharina Elisabeth (Utrecht 17.10.1920 – 2009). Rein was commies bij de posterijen en telegrafie. Rond 1926 moeten ze weer verhuisd zijn.
Daarna kwam er de commissaris van politie wonen, AW Brandt die er tussen 1926 en 1939 woonde. Hij verhuisde naar de Maliebaan 133 en woonde ervoor aan de Hugo de Grootstraat 2, waar meer over hem geschreven wordt.
In 1940 kwam er wonen Johannes Zeevaarder (Oud-Beijerland 09.04.1887), met zijn vrouw Adriana Johanna Noorlander (Strijen 11.09.1884) en hun dochter Johanna Christina Zeevaarder (Utrecht 04.01.1916). Johannes was chef de bureau bij de NS. Er is verder weinig over hen te vinden.
48bis
Op 14 december 1901 werd als eerste ingeschreven Hendrik Magdalenus Bruna (Leiderdorp 30(?31).01.1874 – Utrecht 09.10.1965) met zijn vrouw Maria Sophia Cockuijt (Jutphaas 09.01.1878 – Utrecht 13.11.1965). Hun zoon Albert Willem Bruna (Utrecht 11.09.1902 – Mougins [Frankrijk] 10.04.1996) werd er geboren. Ze zouden later nog meer kinderen krijgen, Hendrik (Utrecht 11.06.1916 – Huis ter Heide 22.02.2008), Maria Sophia Bruna (Utrecht 14.12.1905), en Jeannette Cornelia (Utrecht 21.07.1904 – Utrecht 03.02.1905), die jong overleed, en daarna werd het volgend kind ook Jeannette Cornelia (Utrecht 12.04.1909) genoemd. Hendrik en later Albert waren boekhandelaar, en de stichters van de keten aan winkels die naar hem vernoemd werd. Albert was de vader van Dick Bruna (Utrecht 23.08.1927 – Utrecht 16.02.2017), die in feite Henk heette maar door zijn moeder ‘dikke’ werd genoemd omdat hij als kind nogal stevig was. De uitgeverij Bruna werd gesticht door de vader van Hendrik (Albert Willem), die Hendrik de keten aan winkels liet uitbouwen en zijn oudere zoon, Gerard, de uitgeverij. De familie verhuisde naar de Maliebaan 127.
De volgende bewoner was Albertus Gerhard Huiskamp (Brummen 24.12.1843 – Utrecht 07.09.1913) die ook een huishoudster in huis had maar die wel elk jaar wisselde. Zijn zoon Willem Huiskamp (Brummen 22.03.1875 – Utrecht 14.07.1910) was inmiddels het huis uit en overleed later op jonge leeftijd. Zijn vrouw Lotta Berendina Sanders (Vaassen 11.06.1845 – Brummen 20.03.1876) was al eerder overleden, waarschijnlijk in het kraambed omdat vrijwel tegelijkertijd het echtpaar een jongetje (Goossen) verloor. Albert was papierfabrikant geweest, net als de vader van Lotta dat was; wellicht dat ze elkaar zo hebben leren kennen. De papierfabriek was eeuwenoud; al in 1661 wordt deze als zodanig genoemd. Toen Albertus op de Maliesingel kwam wonen werkte hij er al niet meer. Na een brand zijn overigens de twee fabrieken samengegaan, eerst onder de naam RJ Huiskamp en Gebroeders Sanders, daarna als Het Oude Klooster en later als de Verenigde Papierfabriek te Eerbeek.
Daarna, in 1914, kwam er wonen mevrouw Elizabeth Ida La Verge (Schiedam 29.02.1872 – Ermelo 28.01.1959). Zij was getrouwd geweest met Dirk Nicolaas Janssen (Utrecht 24.08.1868 – Rotterdam 26.01.1914) die vlak er voor overleden was. Waarschijnlijk woonde hun dochter Gosina Margaretha Janssen (Schiedam 20.02.1896) toen nog bij hen, en dat geldt zeker de andere kinderen: Piet Nico Janssen (Schiedam 08.06.1899; overleden tijdens de 2e WO in Indonesië), Nico Janssen (Schiedam 04.01.1902) en Alida Maria Ida Janssen (Schiedam 20.01.1908 – Rheden 15.12.1991). De naam Laverge oftewel La Verge komt vooral veel voor in de streek in Frankrijk boven Chartres, en wellicht dat Elizabeth daar ook vandaan kwam. Ze blijven er lang wonen, waarschijnlijk tot ongeveer 1940. De kinderen gaan het huis uit, behalve Nico die als procuratiehouder bij zijn moeder blijft wonen.
Zowel 48 als 48bis zijn ook nu woonhuis.
Maliesingel 49
Maliesingel 49 werd gebouwd tegelijk met nummer 48 en 50; de bouwtekening wordt daar getoond.
Op 26 april 1902 werden de eerste bewoners ingeschreven: Christina Regina Onnen (Dordrecht 11.02.1853 – Utrecht 18.07.1914), met haar inwonende dienstbode Sijja Margaretha Lagerweij (De Bilt 11.03.1882) die ook bij eerdere huizen bij haar inwoonde. Ook woonde bij haar Cornelia Henrietta Van Doorn (Utrecht 31.10.1819 – Utrecht 05.10.1902), die familie was van de moeder van Christina. Onnen is een boerendorp in de gemeente Haren bij Groningen, maar de naam Onnen kan ook een andere achtergrond hebben. Nergens wordt vermeld dat ze een beroep heeft uitgeoefend. De laatste jaren voor haar overlijden woonde er een verpleegkundige bij Christina in.
Na het overlijden van Christina kwam er wonen E Wind. Zeer waarschijnlijk is dit Evert Wind (Oldeouwer 10.01.1887- Amersfoort 24.11.1934) geweest die gehuwd was met Teuntje Kentin (Amersfoort 06.01.1891). De familie Wind komt gewoonlijk uit de veengebieden in Friesland en Drenthe. Evert wind was werknemer bij de NS. Hij woonde er maar kort, enkele jaren.
Daarna kwam er wonen Leonardus (Leo) Lorjé jr (Rotterdam 12.10.1882 – Haren 05.06.1957), die getrouwd was met Elisabeth (Bets) Morpurgo (Amsterdam 29 (?20).04.1888) met hun dochter Line Charlotte Leonie Lorjé (Utrecht 28.04.1911 – Auschwitz 11.02.1944). De familie Morpurgo is in de 18e eeuw in Nederland komen worden als een Portugees Joodse familie. Line zou drie kinderen krijgen en samen met man en kinderen in Auschwitz vermoord worden. Leo en Bets overleefden WO2 doordat ze in 1940 vluchten, eerst naar het Britse mandaatgebied Palestina, later naar Nederlands Oost-Indië waar ze tot het eind van de oorlog bleven. Ze keerden daarna terug naar Groningen.
Morpurgo is afgeleid van Marburg (heet nu Maribor) dat iets ten noorden ligt van Zagreb. In de 17e eeuw woonden ze vooral in Italie en waren in feite asjkenazische joden. Het beroep van bijna allemaal wordt met koopman aangeduid. Leo runde een boekhandel aan de Choorstraat 40 en een drukkerij aan de Voorstraat 44, maar had ook een handelsmaatschappij die in grond en panden deed, bijv aan het Leidseveer. Hij was ook een van de grondleggers van het Rembrandttheater. In 1921 werd op Neude 10 de kantoorboekhandel gevestigd die er nu nog is. De familie verhuisde in 1925 naar Groningen waar hij ook een kantoorboekhandel begon.
De volgende bewoner was de familie Vellenga. Het is alleen niet met zekerheid na te gaan wie dit zijn geweest. De achternaam komt vooral voor in Friesland maar er is niemand in de provincie Utrecht geweest die de voorletter DJ had, wat volgens het adressenboek van de gemeente het geval moet zijn geweest. Alleen mevrouw woonde er want ze wordt aangegeven als weduwe. Ze hebben er minstens tot 1940 gewoond.
49bis
De eerste bewoner van 49bis, op 20 december 1901, was Maria Dutrij van Haeften (Haaften 26.04.1828 – Bodegraven 29.04.1905), weduwe van Wilt Adriaan de Favauge (Zutphen 03.04.1819 – Utrecht 13.01.1891), en haar dienstbode Jacoba Maria Hendrika de Bruin (Rotterdam 09.06.1878). Wilt Adriaan was burgemeester geweest van Haaften van 1848 tot 1860; overigens net als de broer van Maria, Marius, die burgemeester was van 1865 tot 1885. Ze kwamen van de Maliebaan en verhuisden een jaar erna al weer naar Haarlem. Als beroep werd bij haar genoemd grondeigenaar… Ze kregen twee kinderen: hun zoon Wilt Adriaan de Favauge (Haaften 23.06.1860 – Genua 23.02.1906), werd notaris in Haarlem, en zou twee weken na het trouwen met een veel jongere vrouw overlijden in Genua (tijdens hun huwelijksreis?); hun dochter Marie Antoinette Francoise (Haaften 26.02.1858 – Nijmegen 01.04.1949) kreeg geen kinderen.
Zowel de familie de Favauge als Dutrij(y) van Haeften zijn van adel, met verschillende takken erin en verschillende titels. Het stamslot is kasteel Goudenstein te Haaften, wat in 1672 verwoest werd door de Fransen maar waarvan nog één toren staat.
In najaar 1902 kwam er wonen Maria Renaud (Den Haag 31.05.1860 – Haarlem 04.04.1944), weduwe van Pieter Albertus de Kok ( – Utrecht 05.10.1901) die v. In 1906 kwam haar moeder, Adriana Vons (Den Haag 08.03.1839 [?1838] – Haarlem 19.04.1930), die net weduwe geworden was van Abraham Wijnand Renaud (Gouda 12.03.1836 – Den Haag 03.05.1906), bij haar wonen, en in 1911 ook haar zuster Helena Renaud (Den Haag 29.12.1877 – Zutphen 15.05.1982). De familie Renaud is verwant met de familie Renault (van het Franse automerk) en is ook bijzonder vanwege de leeftijden die bereikt worden: Adriana werd 92 jaar en haar kinderen werden 1 jaar, 77jr, 79 jr, 80jr, 84 jr, 89 jr, 89 jr, 89jr, 101 jr, en 104jr. Dan heb je goede genen! Ik weet niet welk beroep Maria of Abraham gehad hebben.
De familie Verhoeff kwam er daarna wonen, in voorjaar 1912: Johanna Barbara Verhoeff (Boskoop 22.04.1862 – Utrecht 19.08.1947) weduwe van Cornelis Jan Pieter Verhoeff (Berkenwoude 06.01.1861 – Driebergen 12.11.1903), samen met haar dochter Johanna Dorothea Verhoeff (Driebergen 25.05.1897 – Utrecht 24.08.1939). Cornelis en Johanna waren neef en nicht. Cornelis was onderwijzer geweest. Ze hadden als studente op kamers Johanna Eleonora Maria van der Made (Gent [Gelderland] 31.08.1890). Johanna heeft er erg lang gewoond, 35 jaar, tot aan haar overlijden.
Daarna trok in J Jonker die hoofdambtenaar bij Rijkswaterstaat was. Meer gegevens ontbreken.
Nummer 49 en 49bis zijn ook nu woonhuis.
Maliesingel 50
Maliesingel 50 werd gebouwd tegelijk met nummer 48 en 49; de bouwtekening wordt bij 48 getoond. De buitenmuur die aan de Hugo de Grootstraat grenst is nu niet hetzelfde als op de tekening; of dat vanaf het begin zo is geweest of dat dit later verbouwd is weet ik niet.
De eerste bewoners, ingeschreven op 26 oktober 1901, waren Johannes (Jan) Le Cosquino de Bussy (Utrecht 20.05.1858 – Utrecht 12.01.1905), zijn vrouw Henriette (Jet) Willemina Leonora Knoot (Amsterdam 20.01.1869 – Leeuwarden 28.02.1917) en hun dochters Constantia (Stans of Stanny) Elisabeth Le Cosquino de Bussy (Utrecht 19.05.1898 – Amsterdam 02.11.1989) en Elisabeth (Betsie) Le Cosquino de Bussy (Utrecht 04.03.1902 – Leeuwarden 13.01.1914), uiteraard met telkens wisselende inwonende dienstbodes waarvan de eerste was Wilhelmina Wiederholdt (Utrecht 21.02.1879). Het echtpaar ging uit elkaar in 1904, kort voor Jans’ overlijden, en moeder verhuisde met haar kinderen eerst naar Zonstraat 5, daarna naar Leeuwarden. Henriette zou later hertrouwen met Jetze Boomsma (1856- 1941). De familiegeschiedenis wordt in meer detail verteld op de aparte site voor de familie: www.cosquino.nl De familie is van oorsprong afkomstig van Franse landadel. Jan was ‘generaal agent’ van de Hollandsche Sociëteit van Levensverzekeringen te Amsterdam, dat later Delta Lloyd zou worden.
In mei 1905 kwam er wonen Maria Johanna Vincent (Wijk bij Duurstede 18.10.1851 – Laren [Gelderland] 22.09.1943), met haar zusters Johanna Paulina Vincent (Wijk bij Duurstede 20.12.1862 – Lochem 27.01.1942) en Antonia Wilhelmina Vincent (Wijk bij Duurstede 13.08.1869). Johanna was onderwijzeres, bij de andere zussen werd geen beroep genoemd. Ze verhuisden weer in voorjaar 1909, Maria en Johanna naar Lochem en daar uiteindelijk naar een verpleeghuis (Huize PW Janssen; toen net geopend, het bestaat nu nog!) in Lochem, Antonia naar Gorssel.
In mei 1905 kwam er wonen Maria Johanna Vincent (Wijk bij Duurstede 18.10.1851 – Laren [Gelderland] 22.09.1943), met haar zusters Johanna Paulina Vincent (Wijk bij Duurstede 20.12.1862 – Lochem 27.01.1942) en Antonia Wilhelmina Vincent (Wijk bij Duurstede 13.08.1869). Johanna was onderwijzeres, bij de andere zussen werd geen beroep genoemd. Ze verhuisden weer in voorjaar 1909, Maria en Johanna naar Lochem en daar uiteindelijk naar een verpleeghuis (Huize PW Janssen; toen net geopend, het bestaat nu nog!) in Lochem, Antonia naar Gorssel.
Na hen kwam Jan Rozeboom (Appingedam 24.12.1861 – Driebergen 05.08.1932) met zijn zonen Roelf Johannes (Eenrum 12.07.1887 – Driebergen 23.04.1946) en Johan (Leek 03.08.1888) en dochter Dina (Leek 10.12.1890). Jan was getrouwd geweest met Johanna Koning. De familie had af en toe ook studenten op kamers. Jan was rijksdeurwaarder voor de belastingdienst. De kinderen gingen geleidelijk aan het huis uit. Zoon Johan werd apotheker. Jan hertrouwde, met Anna van der Zee (Delft 28.12.1867 – Driebergen 02.10.1949), en samen kregen ze een dochter Johanna Petronella Rozeboom (Utrecht 08.02.1910 – Delft 07.06.1960). Ze zijn tussen 1912 en 1915 weer vertrokken.
Na hen kwam er wonen mevr Marie Anna De Zwaan (Utrecht 1852 – Utrecht 04.02.1936), weduwe van Adriaan Gerlach (Vlissingen 25.04.1840 – Utrecht 16.04.1884), met hun dochters Sophia Adriana Gerlach (18.03.1878 – Utrecht 21.06.1964) en Lucie Gerlach (Utrecht 11.05.1884 – 1943) en zoon Nicolaas Lucius Gerlach (Batavia 07.01.1881 – Voorburg 10 (7).09.1964). Vader Adriaan was overleden aan boord van het stoomschip Koningin Emma, op de Indische Oceaan ten westen van Sumatra. Wat Adrianus met een hoogzwangere vrouw in die regio heeft gedaan is niet duidelijk.
Marie Anna heeft er lang gewoond, Ze kreeg op 13 april 1933 telefoon en dat was belangrijk genoeg om het in de krant te zetten:
Na moeders overlijden verhuisden Sophia en Lucie. Toen kwam, in 1937, er wonen mej Ermine Deur, die tandarts was. Ze moet er ook in 1962 nog gewoond hebben want een bericht in de krant meldt dat er toen de brandweer kwam omdat haar markies in brand was geraakt.
50bis
De eerst ingeschrevenen waren Wouter van IJzeren (Meerkerk 08.06.1870 – Gorcum 13.06.1936) en Jan Christiaan Kindermann (Den Helder 16.02.1874 – Colombier 1948), tegelijk met Arie Hendrikus Goenee (Utrecht 21.01.1867 – Utrecht 23.10.1956) met zijn vrouw Gerritje van Domselaar (Bunnik 02.11.1867 – Utrecht 03.10.1931) en zoon Pieter Goenee (Utrecht 16.04.1894). Na een jaar kwam ook de vrouw van Wouter er wonen, Petronella van den Brul (Hilversum 27.02.1877 – Markelo 24.02.1959) en later werd er hun dochter Theodora (Teuntje) (Utrecht 12.05.1904 – Den Haag 31.07.1978) geboren. De familie Goenee (een typisch Utrechtse naam!) vertrok weer eind 1902, voor Petronella er kwam wonen. De familie Van Ijzeren vertrok naar Dordrecht in de zomer van 1905, toen Wouter benoemd werd als geneesheer directeur van het ziekenhuis in Dordrecht. Ze zouden later nog een zoon Huig van Ijzeren (Dordrecht 26.04.1913 – Nijmegen 25.07.1966) krijgen. Niet alleen Wouter maar ook Jan Christiaan was arts (hij werd huisarts in Middelburg), terwijl Arie briefbesteller en huisbewaarder was. Het lijkt er op dat Arie en zijn gezin alleen tijdelijk kamers konden huren tot Petronella zou komen. En Petronella kon wellicht niet eerder komen omdat Wouter in 1901 eerst zijn proefschrift over het “Ontstaan van de maagzweer” moest verdedigen.
De volgende familie die ingeschreven werd was mevrouw Gerritje Coelingh (Deventer 15.04.1863 – Utrecht 13.05.1945) met haar moeder Johanna Margaretha Hendrina Hulscher (Deventer 10.04.1832 – Utrecht 14.05.1917) , weduwe van Johan Christoffel Coelingh (Deventer 16.06.1832 – Welsum [Dalfsen] 27.01.1870). Ook na het overlijden van haar moeder bleef Gerritje er wonen, tot ongeveer 1940. Gerritje was hoofd van de school op Pieters Kerkhof.
De laatste van wie bekend is dat hij hier woonde is de scheikundig ingenieur Jan Willem Adolf Smit (Den Haag 12.09.1884 – Utrecht 16.09.1953). Hij was getrouwd met Maria Everdina Catharina Dekker (Utrecht 02.03.1903). Hij was eerder getrouwd geweest met Carolina Oudt (Lent 16.02.1891) met wie hij dochter Mary Caroline Smit (Utrecht 05.11.1914) kreeg. Zij waren in 1930 gescheiden. Waar Jan heeft gewerkt kon ik niet vinden.
Ook nu is 50 en 50bis een woonhuis.
Maliesingel 51
Maliesingel 51 werd tegelijk gebouwd met 52-54, en wordt beschreven bij nummer 53, inclusief bouwtekening.
De eerste die ingeschreven werd op 51 was Christina Johanna Van Dijk (Utrecht 27.07.1823 – Utrecht 19.12.1903), weduwe van Coenraad Bakker, samen met haar zus Geertruida Adriana Van Dijk (Amsterdam 08.05.1839 – Utrecht 07.06.1921) en kleindochter Ijsbranda Bakker (Den Helder 22.04.1878 – Rijswijk 22.06.1937). Aanvankelijk woonden bij hen dienstbodes is, later werden dit verpleegkundigen. Christina was ziekenverpleegster geweest, Ijsbranda was apotheker. Toen Christina overleed bleef haar zus er wonen, tot voorjaar 1909.
Toen kwam er wonen Elizabeth Jacoba Boot (Angerlo 11.12.1862 – Utrecht 25.11.1926 01.12.1913) weduwe van Sytse Hilbrandt Taconis (Joure 02.08.1861 – Utrecht 26.08.1904), met haar dochters Helena Elisabeth Taconis (Utrecht 23.11.1890) en Hiltje Taconis (Utrecht 26.06.1895). De naam Taconis is een typische Friese naam die vooral in Joure veel voorkomt. Sytse is bij Ari Glijm de Vos, aan de Weistraat, bloemist geweest; de vader van Sytse was boomkweker, net als vele voorvaderen: de boomkwekerij in Joure werd gesticht door Krijn Wybrens in 1749, en werd ook wel de Taconistuin genoemd. Vlak voor zijn overlijden is Sytse opgenomen in een instelling omdat hij een herseninfarct had gekregen. Hij was de eerste persoon die begraven werd op Kovelswade, nog voor dit officieel in gebruik was genomen. Het gebeurde speciaal, op zijn eigen verzoek.
Elizabeth noemde zichzelf pensionhoudster. Ze had inderdaad verschillende mensen op kamers zoals Francoise Carolina Nagtglas – Gunning (Vlaardingen 19.12.1830 – Utrecht 09.10.1927), Beatrix Johanna Jannetje Beukers (Rotterdam 20.03.1872 – Utrecht 30.07.1948), die godsdienstlerares was, Josine Marie Gertrude Eleonora Commelin (Utrecht 09.01.1879; uit de bekende Amsterdamse regentenfamilie maar ook takken in Zeeland), die klerk was bij de PTT, en Anna Gosina Van Goudriaan (Warmond 23.04.1885) die ‘rijks telefoniste’ was. Het waren alleen vrouwen die op kamers zaten.
De volgende die kwam wordt aangeduid met J.J. Vermeulen, die als commies werkte. Er zijn 46000 mensen in Utrecht geweest die Vermeulen heetten en die in principe dit zouden kunnen zijn. Het is niet goed mogelijk om na te gaan wie dit is geweest. Tegelijk met hem woonde er Carolina Frederic Nieuwenhuisen (Arnhem 18.12.1855 – Den Haag 05.11.1933), weduwe van Frederik Carel Donnadieu (Naaldwijk 22.10.1836 – Utrecht 20.04.1914). Of er een andere relatie tussen de twee bewoners bestond dan hetzelfde adres heb ik niet kunnen vinden. De familie Donnadieu was een regentenfamilie. De vader van Frederic was hoogleraar Scheikunde, en had een handtekening waar ie wel even over deed voor hij die zette:
Daarna woonde er Laura Wilhelmina Maria van Oldenborgh (Dordrecht 09.06.1857 – Utrecht 04.08.1932), weduwe van Dirk Nicolaas Brouwer (Batavia 23.12.1849 – Gouda 02.02.1919), samen met haar dochter Laura Brouwer. Zij zou tot haar overlijden op 51 blijven wonen. Dirk was kantoorbediende geweest. Van Laura sr wordt geen beroep genoemd, Laura jr was hoofd van een meisjesschool.
De laatste van wie bekend is dat deze op 51 woonde is Otto Rudolf Beaujon (Oranjestad [Aruba] 12.01.1883 – )Utrecht 04.10.1962). Hij is gehuwd geweest met Alida Hendrika van den Brink ( – Utrecht 18.07.1954). Ze kregen 6 kinderen maar ik denk niet dat een van hen nog bij hem woonde op 51. De familie Beaujon is afkomstig van Aruba, maar er woonden ook voorouders op een van de andere West-Indische eilanden. Een aantal zijn bestuurders van een van de eilanden geweest. Otto was jurist.
Nummer 51 is ook nu een woonhuis.
Maliesingel 52
Maliesingel 52 werd tegelijk gebouwd met 51, 53 en 54, wat wordt beschreven bij nummer 53, inclusief bouwtekening.
De eerst ingeschrevene is Gerardus Anthonius Albertus van Leer (Utrecht 07.07.1860 – Nijmegen 25.12.1940) met zijn vrouw Maria Bernardina Elferink (Amsterdam 22.01.1860 – Mook 12.10.1939) en inwonende dienstbode Jacoba Johanna Van Kesteren (Leerdam 01.11.1877). Ze kregen geen kinderen. Ze verhuisden in 1909 naar Maliesingel 59. Zoals ook daar vermeld wordt was hij hoedemaker van beroep. Maar ik vond nu wel dat hij een eigen winkel had, aan de Zadelstraat 26 (waar nu het restaurant Taj Mahal zit). Ze hadden in 1902 al telefoon!
Na hen kwamen Gerardus Martinus Johannes Kiveron (Den Haag 18.06.1863 – Utrecht 29.12.1935) met zijn vrouw Cornelia Hendrika Numans (Kendal [Java] 17.12.1877 – Breda 06.05.1956). Ze waren net er voor getrouwd. Later zou hun zoontje Johannes Kiveron (Utrecht 23.08.1913) er geboren worden. Gerardus was hoofdinspecteur bij de spoorwegen en werd beschreven als “een stoere werker en een vriendelijk mensch”.
De volgende die er kwam wonen was Johannes Schwarz (Utrecht 26.10.1856 – Utrecht 17.12.1921) en zijn vrouw Lena Arendina Jansen (Amsterdam 10.08.1885 – Apeldoorn 23.03.1944) en hun zoontje Johannes Schwarz (Utrecht 16.07.1907). Later werd er geboren Anna Petronella Margaretha Schwarz (Utrecht 24.02.1919). Johannes was afdelingschef bij de NS.
Rond 1930 kwam er wonen Wijtze Landstra (Leeuwarden 21.05.1888 – Utrecht 15.01.1942). Hij was vroeger getrouwd geweest met Anna Hoogendijk (Leeuwarden 19.12.1890- Utrecht 22.09.1918) die een jaar na hun trouwen, en 2 maanden na de geboorte van hun zoon Andre Johan (Utrecht 16.07.1918) overleed. Later is hij hertrouwd met Anna Jannetje Catharina Bossert (Alkmaar 1893). Hij had het vak van boekverkoper geleerd in Leeuwarden, en kwam naar Utrecht werken bij de boek- en kunsthandel Brugsma aan de Zadelstraat, die al sinds 1879 bestond. Toen B Brugsma in 1917 overleed werd hij eigenaar van de winkel. De winkel floreerde, en hij opende een nieuwe winkel aan de Choorstraat (eerst 38, later ook 40 en 42; (het reisbureau dat later in nummer 42 kwam heette nog Landstra – Albatros). Hij was tegelijkertijd ook directeur van een drukkerij in Apeldoorn.
De familie verhuisde weer voor 1940. Toen kwam er wonen mevr Pauline Reeskamp (Utrecht 14.11.1902 – Utrecht 07.12.1988), die gehuwd was met Jan Rijndert Hardebol (Velsen 23.05.1896 – De Bilt 13.06.1972) maar er blijkbaar niet woonde. Ze zijn in 1851 gescheiden; wellicht waren ze in 1940 ook al uit elkaar.
Nummer 52 is ook nu een woonhuis.
Maliesingel 53
De eerste bewoners van Maliesingel 53 waren niet de familie Begeer, zoals in de adressenboeken staat. Toen was nummer 53 het huis dat wij nu kennen als Maliesingel 63 en hun wedevaren staat dan ook daar.
De bouw van de huizen 51-54 aan de Maliesingel is vreemd gegaan. Er stonden al een aantal huizen die tussen 1875 en 1890 waren gebouwd, en die we nu kennen als Maliesingel 55 tot en met 63. Ook was de Hugo de Grootstraat tot op de centimeter gepland. Voor de overblijvende ruimte waren bouwtekeningen waar 3 huizen getekend waren, ieder met een breedte van 6 meter zoals dat bij vrijwel alle huizen in de buurt het geval is. Maar ergens in het plannen moet men zijn overgestapt van 3 naar 4 huizen, en dan wel huizen die 5 meter breed zijn. Of dit gedaan werd omdat de huizen wat dieper konden zijn en zo de beschikbare ruimte net wat beter werd gebruikt, of dat er een andere reden voor was, weet ik niet.
De eerste bewoner van wat we nu kennen als Maliesingel 53 was de familie Van den Linden, die ingeschreven werden op 12 november 1901. Henri Bernard van den Linden (27.03.1844-08.08.1918) was geboren in Zutphen en had als controleur bij de spoorwegen op verschillende plaatsen gewoond. Hij kwam vanuit zijn laatste woonplaats Zwolle naar de Maliesingel, samen met zijn vrouw Alida Koster (22.10.1846-12.08.1917; trouwdatum 08.11.1877), bij wie geen beroep wordt genoemd, en hun dochters Hermina (25.10.1878), Helena (27.04.1880), Alida (03.04.1882) en Geertruida (05.01.1884). Hun dienstbode Femia Klerk (06.04.1879) was met hen meegekomen uit Zwolle. Ze verhuisden in 1908 naar de Tolsteegsingel 27, behalve Hermina die tussendoor voor 2 jaar naar Florence verhuisde, een jaar in Arnhem zat, en uiteindelijk naar de Catharijnesingel verhuisde. Ik schat dat het voor een studie was maar ik heb niet kunnen vinden wat ze uiteindelijk voor beroep had. Een paar maanden nadat zij ingetrokken waren kwam ook de familie Van Boeschoten er wonen: Cornelis (26.02.1845-10.11.1927) en zijn vrouw Agatha Hendriks (23.10.1849). Hij verhuisde als 16-jarige met zijn ouders naar Zuid-Afrika waar kort daarna zijn ouders overleden en hij voor zijn broers en zussen zorgde. Hij werd er uiteindelijk schoolhoofd. In 1881 werd hij ambtenaar, en uiteindelijk zaakgelastigde t.b.v. de republiek Zuid-Afrika en ook hoofd van dienst bij president Paul Kruger die toen vanwege de Boerenoorlog in Europa woonde. Ze woonden er maar 6 maanden, en verhuisden daarna naar Menton in Frankrijk. Een gedetailleerde biografie is op het internet te vinden .
Daarna woonden er een paar mensen kortstondig. Vanaf 8 september 1908 woonde er zeer veel jaren Christianus Janssen (13.02.1870) met zijn vrouw Johanna van Maaswinkel (30.08.1872) en vele verschillende dienstbodes. Hij was kassier van de Nederlandse Bank. Zover ik kan nagaan hadden ze geen kinderen.
Maliesingel 53 was in de tweede helft van de vorige eeuw (waarschijnlijk ergens in de jaren tachtig) een studentenhuis, maar is rond 1990 een woonhuis geworden en gebleven. De huidige bewoner kunt u leren kennen in de buurtgalerij waarvoor u een inlog nodig heeft die is aan te vragen bij het buurtcomité.
Maliesingel 54
Het is altijd moeilijk om vast te stellen wie de eerste bewoner van een pand is, als er in een straat veel huizen bijgebouwd worden en daardoor de huisnummering telkens verandert. Dat geldt ook de Maliesingel, waar aan het begin van de straat huizen bijgebouwd werden vlak voor 1900 en daarom de huisnummers verderop omhoog gingen, terwijl tussen nummer 38 en 55 alleen nog maar huizen in aanbouw stonden, en dus de nummers verderop weer omlaag gingen. Maar zeker is dat in 1902 het huis Maliesingel 54 bestond.
De eerste bewoner was Johannes van Rooij uit 1861, die getrouwd was met Henriette Blokpoel uit 1868, met zoon Johannes en dochters Josephine. Hij was postzegelhandelaar, en actief voor de Nederlandse Vereniging van Postzegelverzamelaars, zoals blijkt uit de krant van 1902:
Het echtpaar is gescheiden in 1907, zij ging wonen in de Tolsteegsingel 22, hij vertrok naar Duitsland en is uiteindelijk op 80-jarige leeftijd in Delft overleden. Boven hen woonden de gezusters Schenk: Jacoba uit 1873 en Johanna uit 1875, beiden dienstbode maar het is niet bekend of dat bij het gezin was waar ze inwoonden of elders. Zij woonden er maar 2 jaar, toen kwam Henriette Aben uit 1889 er wonen. Zij was ook dienstbode, voor het gezin waar ze woonde, en ze verhuisde mee met mevr. Blokpoel naar de Tolsteegsingel.
Later zijn de dames Cornelia en Johanna Smits er gaan wonen, die de dames Jordana Renier en Geertje Moesbergen, onderwijzeressen, op kamers hadden. Blijkbaar beviel het samenwonen want alle vier verhuisden tegelijk naar de Stationsstraat 23. Daarna woonde er de weduwe mevr. Justina van der Meij met haar dochter Jacoba en zoon Jacobus Schoneveld van der Cloet
Een van de bewoners erna is Wolter Weener geweest. Hij is bekend van de Pannen- en Plavuizenbakkerij in Vianen die al in 1867 werd gesticht. Hij had ook een fabriek aan de Jutfaseweg. De Weener Romaans Blauwe dakpannen bestaan nog steeds!
Als je in Utrecht en omgeving rondkijkt, zul je nog steeds veel huizen zien waar deze dakpan op ligt.
Maliesingel 54 wordt daarna een huis waarvan de kamers verhuurd worden aan verschillende mensen, vaak meer dan 10 mensen.
DUBBELE MOORD!
Op vrijdag 5 augustus 1977 bellen bewoners van Maliesingel 54 de politie: de stank in hun huis is niet om te harden, en er zijn veel vliegen: er moet wat mis zijn. De politie komt en is het meteen met de bewoners eens. Ze forceren de deur, en vragen de (toen nog) agent Peter Gieling (zoon van familie Gieling van Johan de Wittstraat 1) om bij de deur ter bewaking te staan terwijl de technische recherche naar binnen gaat. Een aantal van hen komt weer naar buiten want ze vinden de stank niet meer te harden. Agent Gieling zegt dan tegen hen dat ‘een beetje kerel’ gewoon zijn werk blijft doen. Kan hij makkelijk zeggen want hij heeft geen reuk…. Er staat een keurig opgemaakt bed met frisse slopen, en daaronder ligt een overvolle slaapzak. Het blijkt dat er de lichamen in liggen van de 23-jarige Portugees Eliseu das Dores Espadinho Baiao en zijn vriendin uit Ambon, de 22-jarige Lies Gomies. Hij is door messteken om het leven gekomen, zij door verwurging. De moord krijgt veel aandacht, in alle kranten, tot en met foto’s van het naar buiten dragen van de slachtoffers er bij (deze stond in Nieuwsblad van het Noorden en de Telegraaf):
Bij navraag vertellen de buren dat een vroegere bewoner, R.B., op 29 juli terug was gekomen uit Amsterdam omdat hij vanwege drug- en alcoholoverlast uit zijn huis was gezet, en daarom bij hen introk. Op 1 augustus ’s ochtends om 6 uur hoorden ze het gegil van een vrouw dat later overging in kreunen. Eliseu en Lies werden daarna niet meer gezien, R.B. bleef er echter wel, en hij en zijn vriendin liepen rond met de sieraden van de Portugees en diens vriendin, zelfs met de ring die deze laatste altijd droeg. Ze hadden tot de politie kwam dus 4 dagen op het bed geslapen met de vermoorde mensen er onder. Kort erop werden ze in Hoog Catharijne opgepakt. Ze ontkenden elke betrokkenheid, en zeiden dat ze niet hadden gemerkt dat het stonk, hoewel ze toegaven wel iets te hebben geroken maar ze hadden gedacht dat het van de emmer met vuile kleren kwam, die ze dan ook op het balkon hadden gezet. Er werd allerlei onderzoek gedaan, inclusief dreggen in een deel van de Maliesingel, maar een sluitend bewijs kon niet gevonden worden en na 3 maanden werden de verdachten weer vrijgelaten. De moorden werden inmiddels de Voodoo moorden genoemd omdat de verdachte uit Suriname kwam. Degene die dat verzon wist blijkbaar niet dat Voodoo uit Haïti komt en dat zoiets in Suriname Winti genoemd wordt. Later vertrouwde de verdachte vrienden van hem toe dat hij wel degelijk de twee had vermoord, en dat hij ze daar had laten liggen in de hoop hen ongezien uit het huis te kunnen smokkelen. Dat kwam de politie op dat moment natuurlijk niet te weten.
De zaak werd uiteindelijk toch ‘opgelost’. Dat kwam omdat in 1980 er nog een moord werd gepleegd, op “ome Jan” die in de Bijlmer woonde in een huis waar ook R.B. een tijd had verbleven en deze bleek een aantal spullen van ‘ome Jan’ in zijn bezit te hebben. Ook daar was het waarschijnlijk dat de verdachte enige tijd in het huis is gebleven met de vermoorde man er bij, verstopt in een berghok. Maar een sluitend bewijs dat R.B. schuldig was kon opnieuw niet gevonden worden. Tot in 1982 een vierde moord werd gepleegd, nu op de 78-jarige mevrouw Pieterke Rüpke in de Bankastraat in Amsterdam. En haar buurman was R.B. (hier op tekening zoals gepubliceerd in Het Vrije Volk):
De rechter heeft uiteindelijk geoordeeld dat de kans dat een jong iemand bij 4 moorden door toeval bij of in grote nabijheid van die moorden was, uitgesloten kon worden, en R.B. werd veroordeeld tot 15 jaar gevangenisstraf. Of dat nu nog zou gebeuren is maar de vraag, want we kennen in Nederland voorbeelden waarbij een en dezelfde persoon wel degelijk louter door toeval bij een aantal moorden in de buurt was (Lucia de B!). Maar aan de andere kant hadden we in die tijd nog lang niet alle technische mogelijkheden die we nu wel hebben, en een veroordeling zou op basis daarvan vast ook mogelijk geweest zijn (met dank aan Peter Gieling voor de extra informatie!).
Maliesingel 54 is nu een (gewoon!) woonhuis. De huidige bewoners kunt u leren kennen in de buurtgalerij waarvoor u een inlog nodig heeft die is aan te vragen bij het buurtcomité.
In september 2022 heeft burgemeester Dijksma een muurschildering onthuld van professor Johanna Westerdijk. Dat is geschilderd op de zijmuur van Maliesingel 54. Westerdijk was de eerste vrouwelijke hoogleraar in Nederland en beroemd vanwege haar collectie schimmels die nog steeds beheerd wordt in het naar haar vernoemde KNAW-instituut op het Science Park.