Zonstraat 1

Om de geschiedenis van Zonstraat 1, het seinhuisje, goed te begrijpen, is het goed iets van de achtergrond te weten van de ontwikkeling van het spoor in Nederland.

Nederlandsche Spoorwegen

De eerste spoorlijn in Nederland werd in 1839 aangelegd door de Eerste Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij (HSM of HIJSM), tussen Haarlem en Amsterdam (in feite de grens van Amsterdam, bij Sloten, tegenover de herberg ‘Een honderd roe’). Het was een hele onderneming, en ook een waarvan men niet wist of het wel de investering waard was. Want kon men eigenlijk wel ademen als men in zo’n trein zo hard ging?

Pas toen duidelijk werd dat de mens dat best kon hebben, ging de ontwikkeling verder. Die ontwikkeling lag aanvankelijk niet in handen van de Nederlandse overheid maar elk traject werd telkens aangelegd door een aparte maatschappij. Pas toen dat niet opschoot ging de Nederlandse overheid het regelen, maar zij lieten de exploitatie over de HSM en aan de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen (SS). Kleine, lokale lijnen werden door aparte, particuliere maatschappijtjes geëxploiteerd. Aanvankelijk beconcurreerden ze elkaar flink, maar door de overheid werden ze gedwongen samen te werken, hetzelfde tarief te gaan berekenen, en uiteindelijk, in 1937, fuseerden ze tot de Nederlandsche Spoorwegen (NS; dat  ‘- sche’ ging er pas in de jaren 60 van af).

De Oosterspoorbaan werd aangelegd door de HSM. De lijn liep van Utrecht Centraal via de Maliebaan naar Hilversum. Elders (bij de Geschiedenis van de buurt en de Johan van Oldenbarnevelt laan) wordt de aanleg van het Maliebaanstation beschreven.  

Aanvankelijk stonden er wachters met vlaggen langs de spoorbaan, die aangaven aan de machinist dat hij verder kon, en die het spoor geregeld controleerden. Ze konden een beperkt aantal wissels zien, en dus was het aantal mede afhankelijk van de afstand tussen de wissels. Vanaf 1859 bestond er een Spoorwegwet die stelde dat de belangrijkste spoorlijnen over de gehele lengte afgesloten moesten kunnen worden. In 1875 kwamen er vanuit de overheid meer regels om de veiligheid van het spoor verder te verzekeren. Het spoorwegnet werd ingedeeld in blokken, die telkens met een seinpaal begonnen. Als de trein voorbij de paal gereden was, ging het sein op rood, en het kon pas weer op groen gezet worden als de trein het betreffende blok weer verlaten had. Er waren natuurlijk ook wissels. Overal waar het mogelijk gevaarlijk kon worden zoals stations, bruggen en viaducten, en natuurlijk ook spoorwegovergangen, moesten de seinen en ook de wissels bediend worden. Dat werden de seinwachters. Omdat het makkelijk was om treinen te zien aankomen en precies te weten wanneer ze weer voorbij waren, kwamen er seinwachtershuisjes. Een aantal werden alleen bemand als treinen konden voorbij komen, anderen werden ingericht als woonhuis zodat de seinwachter altijd in de buurt was (officieel moesten het woningen zijn als het seinhuis meer dan 2000 m van bewoningen stond). Met telegraaf en telefoon stonden ze in verbinding met de stations, maar er waren ook seinklokken die waarschuwden als er een trein aan kwam (en die waarschuwing heette weer het kloksein). De seinen verzetten gebeurde nog mechanisch, en dat was een flink karwei. Aanvankelijk waren daarom alle seinwachters mannen; pas toen alles elektrisch verliep kwamen er ook vrouwelijke seinwachters. Maar vrouwen van seinwachters speelden ook daarvoor al een belangrijke rol in de beveiliging. (van site van NicoSplit.com)

Links de seinklok van de Amsterdam-Rotterdam lijn (bron: collectie Jo Roesen), rechts een overwegwachteres in 1889 (bron: collectie Nico Split)

De woningen langs de spoorlijn kregen een nummer. Langs de lijn Utrecht-Maliebaan-Hilversum werd er een A achter gezet, om het te onderscheiden van de lijn Utrecht-Amersfoort waar er een B achter gezet werd. Het liep van 33A naar 52A (wat nog steeds staat op het seinhuis naast de vroegere Oosterspoorbaan bij de Koningsweg). Uiteraard liep toen het spoor dwars over het eerste stuk van de Zonsteeg, en kwam er daar ook een seinwachterpost; dat werd 48A.

Laatste rit van stoomloc 3737 naar het Maliebaanstation op 7 Januari 1958; rechts het seinhuis dat naast Maliesingel 64 stond, op de plaats waar nu de vroegere gebedsruimte ligt van de Nikola kommuniteit (bron: Utrechts Archief).

Zonstraat 1

De Zonstraat heette aanvankelijk Zonsteeg. Het is een van de oudere straten van Utrecht. Er was wel een straat die Zonstraat heette in Utrecht maar die liep van Janskerkhof naar het Lucasbolwerk en kennen we nu als de Nobelstraat.  Waarom de Nobelstraat in 1886 hernoemd werd is niet bekend. De Nobelstraat is niet vernoemd naar Alfred Nobel (de uitvinder van dynamiet en naamgever van de gelijknamige prijzen) maar de straat werd vernoemd naar de Utrechtse familie Nobel. Toen werd ook de naam Zonsteeg omgezet in Zonstraat. Het kan ook omgekeerd zijn geweest: de bewoners van de Zonsteeg hebben wellicht gevraagd hun straat niet meer steeg maar straat te noemen (iets wat wel vaker gebeurde), en toen is er voor gekozen de al bestaande Zonstraat een andere naam te geven, wat dus Nobelstraat werd.

De Zonstraat in 1883 (29 September; de versiering was ter verwelkoming va een poolexpeditie van Maurits Snellen van het KNMI, welke in de Zonstraat heeft gewoond), en 1900 (aan het eind is de Sterrewacht te zien) (bron: Utrechts Archief).

De site van het Utrechts archief bevat geen bouwtekening van Zonsteeg/straat 1; ik weet dat in ieder geval in 1874 er een seinwachter woonde, dus er moet rond die tijd  een huisje gestaan hebben. Of dat hetzelfde huis is als er nu staat weet ik niet. De bouwtekening van het naastgelegen huis, nummer 3 en 5, werd in 1882 ingediend onder huisnummer 3-5bis.

De eerste bewoner is naar alle waarschijnlijkheid geweest Cornelis Lambertus Dortman (Buurmalsen 18.01.1844- Utrecht 04.02.1933) met zijn vrouw Marta van Amerongen (Wijk bij Duurstede 12(13?).11.1834 – Utrecht 12.10.1903) en hun kinderen Ernestina Maria Dortman (Wijk bij Duurstede  04.03.1860 – Poortugal 29.04.1930) en Cornelis Johannes Dortman (Utrecht 11.05.1875). Ze hadden in 1870 nog een zoontje gekregen, Dirk Johannes (Utrecht 24.01.1870-Utrecht 20.05.1870) die op de leeftijd van 4 maanden overleed.  Van Marta is bekend dat ze het laatste jaar van haar leven was opgenomen in een instelling; ik verwacht dat ze een dementie had. Cornelis sr, de seinwachter, is nadien, in 1905, hertrouwd met Barta Cornelia van den Ham (Zoelmond 20.09.1854 – Utrecht 01.01.1931).

Cornelis sr woonde eerst in Utrecht, werd in 1869 conducteur, verhuisde naar Tull en ’t Waal en kwam op 29 sept 1873 in Utrecht wonen in de Bleekersteeg (bij de Tolsteegsingel). Zijn beroep werd toen aangeduid als wisselwachter. Hij verhuisde op 8 juni 1874 naar de Zonsteeg 1.

Spoorwachter zijn kon gevaarlijk zijn: de eerste spoorwachter van de Zonstraat 1, Cornelis Dortman, ondervond dat aan den lijve in 1880 (bron: Dagblad van Zuid Holland 6 April 1880), maar je kon er ook een held door worden (bron: Utrechts Nieuwsblad 28 Augustus 1897)

In maart 1902 voegde zich bij hen Cornelia Henriette Stoutenbeek als huishoudster, en later volgden anderen als dienstbode. Cornelis sr verhuisde op 15 oktober 1910 naar de Oosterstraat 31B, waar hij op 89-jarige leeftijd overleed kort na zijn tweede vrouw.

Vanaf 1910 woonde op nummer 1 Jan Oost  (Uitgeest 06.03.1881) en Tietje Postma (Franekeradeel 09.03.1879 – Hilversum 25.11.1940) met hun dochter Trijntje Oost (Utrecht 16.06.1909). Ze kwamen uit de Renstraat 24. Zijn  beroep werd aangeduid als arbeider bij de NS. Ik kan niet uitsluiten dat hij ook de seinhuiswachter was maar waarschijnlijker woonde hij er alleen en was de seinhuiswachter Hendrik Romijn. Die woonde van 1910 tot 1913 in de Renstraat 20 en werd toen aangeduid als seinhuiswachter. De Renstraat is een zijstraat van de Oudwijkerdwarsstraat, dan is het nog wel mogelijk om als seinhuiswachter in de Zonstraat te functioneren. Hij verhuisde in 1913 naar Zonstraat 1. Hij bleef dat tot tenminste 1922 toen hij in de krant stond omdat hij 25 jaar in dienst was van de NS, maar ik denk dat hij dat bleef tot 1935 en hij al die tijd op Zonstraat 1 bleef wonen.

Hendrik Romijn (Waddinxveen 12.04.1872 – Stoutenburg 26.12.1961) was getrouwd met Elisabeth Huisman (Workum 24.12.1873 – Stoutenburg 29.11.1961), en had als kinderen Sophia Romijn (Amsterdam 05.09.1901), Theodorus Romijn (Amsterdam 12.08.1903) en Dina Romijn (Utrecht 08.07.1905). Ik vond nog dat zijn loon per dag als seinhuiswachter 1 gulden en 80 cent bedroeg, maar veel andere data zijn in algemene archieven niet te vinden (uiteraard wel in die van de familie!).

Na hem kwam er Johan Jacob Schumacher (Utrecht 16.02.1895 – Utrecht 10.05.1966). Hij was aanvankelijk rangeerder bij de NS maar werd seinhuiswachter en woonde op nummer 1 tenminste vanaf 1935 tot 1940 (de openbare, digitale archieven gaan niet verder dan die datum). Hij was gehuwd met Cornelia van der Mark  (Utrecht 08.03.1893-Utrecht 23.10.1979)  en ze hadden twee kinderen: Hendrik (Utrecht 05.07.1920-Utrecht 10.10.1967) en Hendrika Elisabeth (Utrecht 09.09.1921). 

De bewoners die er daarna kwamen zijn niet in de openbare archieven terug te vinden.

Zonstraat 1, links in 1961 (deels te zien aan de uiterst rechter kant) en rechts in 1969 (bron: G Smilda, Utrechts Archief)

Na de verzelfstandiging van de NS in de jaren ’90 kwam er geen NS-personeel meer in het seinwachtershuisje te wonen. De NS zette veel van de inmiddels overbodig geworden huisjes en kleine stationsgebouwen te koop. Gedurende een jaar of vier woonde er nog een zoon van NS-ingenieur Regtuit, daarna werd het tot 1998 anti-kraak bewoond. Het verkeerde inmiddels in slechte staat en was toe aan groot onderhoud.
In 1998 verkocht de NS het huisje aan Aline Barnhoorn, destijds luchtmachtpredikant. Het huisje werd toen ingrijpend gerenoveerd. Om de stenen van de gevel te beschermen werden de muren in 2012 antracietkleurig geschilderd, en toen kreeg het huisje ook de naam QQLQ. Daarmee werd het een markant herkenningspunt in Utrecht Oost.  In 2015 volgden er zonnepanelen op het dak.

In 2020 verordende de afdeling erfgoed van de gemeente dat de kleur van de muren en de zonnepanelen van het dak moesten worden verwijderd, omdat daarvoor geen vergunning was verstrekt. Maar inmiddels was het markante huisje bekend en geliefd in de buurt. Daarom startte de buurtvereniging ‘Tussen Spoor en Singel’ een petitie, die in korte tijd door veel mensen werd getekend. Ook landelijk trok de kwestie de aandacht, vooral vanwege de discussie over de plaatsing van zonnepanelen op de daken van monumenten. De gemeente Utrecht heeft in 2021 haar beleid op dat punt gewijzigd en de regels versoepeld. QQLQ mocht blijven zoals het was geworden, en zoals het ook nu nog is. 

Zonstraat 1 in Oktober 2022.